In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had eerder in eerste aanleg een verzoek tot opheffing van het bewind ingediend, maar dit was afgewezen door de kantonrechter in de rechtbank Limburg op 12 juli 2022. De rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.W.J. Schoonbrood, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij in staat is om zelfstandig zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen en dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. J.G. van Ek, heeft het verzoek van de rechthebbende bestreden en gesteld dat de noodzaak tot onderbewindstelling nog steeds aanwezig is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2023 heeft de rechthebbende verklaard dat zijn psychische klachten zijn verminderd en dat hij geen medicatie meer nodig heeft. Hij heeft ook een verklaring van zijn psychiater overgelegd, waarin wordt gesteld dat hij in staat is om zijn eigen belangen te behartigen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de noodzaak voor het bewind niet langer bestaat. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind alsnog toegewezen, met ingang van 1 juni 2023. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.