ECLI:NL:GHSHE:2023:1533

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
200.317.320_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind over goederen van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had eerder in eerste aanleg een verzoek tot opheffing van het bewind ingediend, maar dit was afgewezen door de kantonrechter in de rechtbank Limburg op 12 juli 2022. De rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.W.J. Schoonbrood, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij in staat is om zelfstandig zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen en dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. J.G. van Ek, heeft het verzoek van de rechthebbende bestreden en gesteld dat de noodzaak tot onderbewindstelling nog steeds aanwezig is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2023 heeft de rechthebbende verklaard dat zijn psychische klachten zijn verminderd en dat hij geen medicatie meer nodig heeft. Hij heeft ook een verklaring van zijn psychiater overgelegd, waarin wordt gesteld dat hij in staat is om zijn eigen belangen te behartigen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de noodzaak voor het bewind niet langer bestaat. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind alsnog toegewezen, met ingang van 1 juni 2023. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 mei 2023
Zaaknummer: 200.317.320/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9796207 BM VERZ 22-1444
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J.W.J. Schoonbrood.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[de bewindvoerder], kantoorhoudende te [kantoorplaats] , hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. J.G. van Ek.
In het kort:
Deze zaak gaat over het verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 11 oktober 2022, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking waarbij het verzoek tot opheffing van het bewind werd afgewezen, te vernietigen; kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 december 2022, heeft de bewindvoerder verzocht de bestreden beschikking te bevestigen, desnoods onder verbetering van de gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 april 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Schoonbrood;
  • [betrokkene] namens de bewindvoerder, bijgestaan door mr. Van Ek.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het verzoekschrift eerste aanleg met de instellingsbeschikking;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de rechthebbende d.d. 11 april 2023 (rapportage psychiater).

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 26 oktober 2015 heeft de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht over de goederen die aan de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld, met benoeming van [de bewindvoerder] , tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.4.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat –aan dat hij, in tegenstelling tot het oordeel van de kantonrechter, prima in staat is zelfstandig keuzes te maken en zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De reden dat de rechthebbende vaak met de bewindvoerder belde was omdat hij graag een scooter wilde aanschaffen om boodschappen te kunnen doen en familie te bezoeken. Het openbaar vervoer is immers duur en als hij daar gebruik van zou maken dan zou hij met zijn wekelijkse leefgeld niet rondkomen. De rechthebbende heeft wel degelijk voldoende inzicht in zijn financiën. Dat blijkt te meer ook uit het feit dat de bewindvoerder inmiddels heeft ingestemd met de aanschaf van een tweedehands scooter.
Verder heeft de kantonrechter ten onrechte geen tijdlijn bepaald waarbinnen de bewindvoerder de rechthebbende moet begeleiden naar zelfstandigheid. De bewindvoerder onderneemt daartoe geen enkele actie en de rechthebbende heeft het vertrouwen in de bewindvoerder verloren.
3.5.
De bewindvoerder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan. De noodzaak tot onderbewindstelling bestaat nog onverminderd. De rechthebbende stelt dat zijn psychische klachten zijn verminderd en dat hij geen medicatie meer heeft, terwijl de bewindvoerder betwijfelt dat er sprake is van een verbetering van de toestand van de rechthebbende. De rechthebbende belt de bewindvoerder meerdere malen per week op met het verzoek om extra geld. Soms staat hij zelfs onaangekondigd op de stoep waarbij hij dan dreigend overkomt. De bewindvoerder probeert de rechthebbende, waar dat financieel kan, tegemoet te komen. De rechthebbende is momenteel schuldenvrij, en dat dient zo te blijven. Dat is de taak van de bewindvoerder.
De rechthebbende is het er niet mee eens dat de bewindvoerder geen plan voor zelfstandigheid maakt. Zolang de bewindvoerder echter geen constructief gesprek met de rechthebbende kan voeren, is er geen goede samenwerking mogelijk en dat maakt het onmogelijk om samen naar meer zelfstandigheid toe te werken. Voor zover de rechthebbende stelt het vertrouwen in de bewindvoerder kwijt te zijn, kan dit de bewindvoerder niet worden toegerekend. De bewindvoerder heeft zijn taken naar behoren vervuld. De bewindvoerder heeft tot slot verklaard zich ten aanzien de overgelegde verklaring van de psychiater te refereren aan het oordeel van het hof daaromtrent.
De motivering van de beslissing
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.8.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 BW kan de kantonrechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve.
3.9.
Het hof acht het op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep voldoende aannemelijk dat inmiddels de in artikel 1:431 lid 1 onder a BW opgenomen grond voor het bewind is komen te vervallen waardoor de noodzaak voor het bewind niet langer meer bestaat. Het hof overweegt daartoe als volgt.
3.10.
De rechthebbende heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zijn bipolaire klachten zijn verminderd en hij geen behandeling of medicatie meer nodig heeft. Hij is schuldenvrij en gebruikt geen drugs meer. De rechthebbende heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat een bewind niet meer nodig is een verklaring van psychiater [psychiater] van 6 april 2023 in het geding gebracht. De psychiater acht de rechthebbende in staat om zelf zijn eigen belangen te behartigen. Het hof kent aan deze verklaring, die immers afkomstig is van een deskundige, een zwaarder gewicht toe dan aan de onderbouwing van de stelling van de bewindvoerder dat het bewind wel nog nodig is.
3.11.
De door de rechthebbende gedane verzoeken om extra geld vinden volgens de rechthebbende onder meer hun oorzaak in de aanschaf van petroleum voor zijn kachel. De rechthebbende wil geen gas meer gebruiken en is om die reden overgestapt op petroleum. Die uitgaven kunnen niet van het leefgeld betaald worden. Het hof acht deze verklaring niet onaannemelijk.
3.12.
Aangezien vaststaat dat er geen schulden meer zijn en er mitsdien geen sprake meer is van een dusdanige geestelijke toestand die een bewind noodzakelijk maakt, is het hof van oordeel dat de rechthebbende geacht wordt zelfstandig zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Het hof zal derhalve het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind alsnog toewijzen.
Conclusie
3.13.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen.
Proceskosten
3.14.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
Aantekening curatele- en bewindregister:
3.15.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 juli 2022;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog toe het verzoek van de rechthebbende strekkende tot opheffing van het bewind;
heft op het bewind over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] , en wel met ingang van 1 juni 2023;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en een - zo mogelijk door hem voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D. Lamers, E.P. de Beij en M.L.F.J. Schyns, bijgestaan door mr. E.G.A. Gubbels-Janssen als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.