In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had verzocht om opheffing van het bewind, dat was ingesteld vanwege problematische schulden en later gewijzigd naar de lichamelijke of geestelijke toestand. De rechthebbende stelde dat hij geen problematische schulden meer had en dat hij in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2023 werd echter duidelijk dat de rechthebbende nog steeds onvoldoende inzicht had in zijn financiële situatie en dat hij onder begeleiding woonde. De voormalig bewindvoerder en de huidige bewindvoerder gaven aan dat de rechthebbende nog niet in staat was om zijn eigen administratieve zaken te regelen en dat er nog steeds een strakke controle nodig was. Het hof oordeelde dat de rechthebbende onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de grondslag voor het bewind was komen te vervallen. Het hof bekrachtigde daarom de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 27 juli 2022, waarbij de grondslag van het bewind was gewijzigd naar de lichamelijke of geestelijke toestand. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.