ECLI:NL:GHSHE:2023:1525

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
200.319.972_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning huurrecht van de echtelijke huurwoning aan de man op basis van belangenafweging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheiding, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2023 uitspraak gedaan over de toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de man als huurder van de woning werd aangewezen. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht om het huurrecht aan haar toe te kennen, evenals een partneralimentatie van € 1.306,- per maand. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw echter de grieven met betrekking tot de duurzame ontwrichting van het huwelijk en de partneralimentatie ingetrokken, waardoor het hof de vrouw niet-ontvankelijk heeft verklaard in deze verzoeken.

Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw op 6 september 2019 in Marokko zijn gehuwd en dat de man zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, terwijl de vrouw alleen de Marokkaanse nationaliteit bezit. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken en de man als huurder van de woning aangewezen. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de belangen van de man zwaarder wegen dan die van de vrouw, vooral gezien het feit dat de man al huurder was voordat het huwelijk plaatsvond en hij veel in de woning heeft geïnvesteerd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 mei 2023
Zaaknummers: 200.319.972/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/391592/FA RK 21-5294
beschikking van de meervoudige kamer van 11 mei 2023
betreffende:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.R. Klaver,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. R. Zwamborn.
In het kort:
Deze zaak gaat over de echtscheiding tussen de man en de vrouw, de partneralimentatie, en de toekenning van het huurrecht van de echtelijke (huur)woning.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 13 september 2022.

2.Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak

2.1.
De vrouw heeft op 12 december 2022 een beroepschrift met productie ingediend.
2.2.
De man heeft op 8 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Dit hoger beroep is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.319.972/01 (verder ook te noemen: de hoofdzaak).
2.4.
De man heeft op 3 maart 2023 een separaat verzoekschrift voorlopige voorziening ingediend. De vrouw heeft op 21 maart 2023 een verweerschrift voorlopige voorziening tevens houdende zelfstandig verzoek voorlopige voorzieningen ingediend. De man heeft op 30 maart 2023 een verweerschrift op zelfstandig verzoek tot voorlopige voorzieningen ingediend. Dit verzoek voorlopige voorzieningen is bij het hof ingeschreven onder nummer 200.319.972/02.
2.5.
De onderhavige beschikking ziet uitsluitend op de hoofdzaak.
2.6.
De mondelinge behandeling in de hoofdzaak en in het verzoek tot voorlopige voorzieningen heeft plaatsgevonden op 3 april 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • De man, bijgestaan door mr. Zwamborn;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Klaver. Voor de vrouw is de heer M. Bakkali opgetreden als tolk (tolknummer 25692).
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V8-formulier, met als bijlage het procesdossier eerste aanleg van de advocaat van de vrouw d.d. 28 december 2022;

3.De feiten en de beoordeling

3.1.
De man en de vrouw zijn op 6 september 2019 in [plaats] (Marokko) met elkaar gehuwd. Het huwelijk is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente [woonplaats] .
3.2.
De man heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit. De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
3.4.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, huurder is van de woning aan [adres] , [postcode] [woonplaats] en het verzoek van de vrouw tot het betalen van een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van een bedrag van € 1.306,- per maand, afgewezen.
3.5.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. De vrouw heeft ‘vol appel’ ingesteld tegen de bestreden beschikking aangezien zij het hof onder meer heeft verzocht het verzoek tot echtscheiding alsnog af te wijzen.
Verder zien de grieven van de vrouw op de toepassing van het Nederlands recht op de echtscheiding (grief 1), de afwijzing van haar verzoek ter zake een onderhoudsbijdrage
(grief 2) en de toekenning van het huurrecht aan de man (grief 3).
3.6.
De vrouw verzoekt in het beroepschrift voormelde beschikking te vernietigen in dier voege dat alsnog het verzoek tot echtscheiding wordt afgewezen, subsidiair indien het hof meent dat de echtscheiding wel kan worden toegewezen in dat geval het huurrecht van de woning aan [adres] te [woonplaats] aan de vrouw toe te wijzen en niet aan de man en voorts een partneralimentatie vast te stellen, primair van het gevorderde bedrag van € 1.306,- bruto per maand, dan wel subsidiair een bedrag zoals het hof juist acht.
3.7.
De man verzoekt in zijn verweerschrift bij arrest [hof: bedoeld zal zijn beschikking], voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de grieven van de vrouw tegen de bestreden beschikking te verwerpen dan wel te oordelen dat eventuele gegrondheid van die grieven niet kan leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking en/of de bestreden beschikking op de aangevallen punten te bekrachtigen;
- de vrouw te veroordelen in de volledige proceskosten van de man.
De motivering van de beslissing
Echtscheiding
3.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw namens de vrouw te kennen gegeven de duurzame ontwrichting van het huwelijk evenals de toepassing van het Nederlandse recht niet meer te betwisten en grief 1 van het beroepschrift daarmee ingetrokken.
Het hof zal de vrouw ten aanzien van dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Partneralimentatie
3.9.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw namens de vrouw het verzoek tot vaststelling partneralimentatie (grief 2) ingetrokken. Het hof zal de vrouw ten aanzien van dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Huurrecht
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.10.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht om te oordelen over het verzoek ter zake het huurrecht van de echtelijke woning nu deze woning in Nederland is gelegen.
Standpunt van partijen
3.11.
De vrouw wil het huurrecht van de echtelijke huurwoning toegewezen krijgen. Zij heeft onvoldoende mogelijkheden om andere woonruimte te vinden. Omdat de vrouw geen familie en geen alternatieven heeft, heeft de vrouw er in de scheiding alle belang bij dat het huurrecht aan haar wordt toegewezen. Zij is naar Nederland gehaald en de relatie heeft maar kort mogen duren. Ze heeft geen toekomst in Nederland en ook niet in Marokko.
3.12.
De man is van mening dat de rechtbank het huurrecht van de echtelijke huurwoning terecht aan hem heeft toegekend. Hij voert daartoe aan dat hij reeds huurder van de echtelijke huurwoning was voordat de man en de vrouw in het huwelijk traden en dat de man al veel geïnvesteerd heeft in de woning. De vrouw rekent er kennelijk op dat zij Nederland zal moeten verlaten en daarom ontbreekt haar ieder belang om het huurrecht toebedeeld te krijgen.
Wettelijk kader
3.13.
Op grond van artikel 827 lid 1 sub e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) juncto artikel 7:266 lid 5 BW kan de rechter op verzoek van een echtgenoot bepalen wie van de echtgenoten huurder van de woonruimte zal zijn. De beantwoording van de vraag aan wie van partijen het huurrecht van de voormalige echtelijke woning dient te worden toegekend, vindt plaats aan de hand van een afweging van de belangen van zowel de vrouw als de man bij toekenning van dit huurrecht. Bij die belangenafweging moet de rechter volgens vaste rechtspraak alle omstandigheden betrekken die in dit verband door partijen zijn aangevoerd.
Beoordeling van het hof
3.14.
Het hof is, evenals de rechtbank en op de dezelfde gronden als de rechtbank die het hof na eigen afweging overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat het belang van de man bij verkrijging van het huurrecht van de echtelijke woning zwaarder dient te wegen dan het belang van de vrouw.
In aanvulling daarop overweegt het hof naar aanleiding van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is aangevoerd nog het volgende.
3.15
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw in het kader van de procedure voorlopige voorzieningen haar zelfstandige verzoek tot het exclusieve gebruiksrecht van de echtelijke huurwoning beperkt tot 1 juli 2023. Hiermee komt het belang tot toekenning van het huurrecht aan de vrouw na genoemde datum te vervallen.
3.16.
Aldus zal het hof de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Proceskosten
3.17.
Naar het oordeel van het hof is van evident nodeloos procederen door de vrouw in deze geen sprake zodat het hof geen aanleiding ziet om af te wijken van de gebruikelijke regel die inhoudt dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.
3.18.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoeken tot vaststelling partneralimentatie en afwijzing van het verzoek tot echtscheiding;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 september 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, H. van Winkel, en J.W. Hermans, bijgestaan door mr. E.G.A. Gubbels-Janssen als griffier en is op 11 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.