3.10.Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de
rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande of een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.10.2.De rechter kan een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben, indien sprake is van een of meer van de in artikel 1:377a lid 3 BW genoemde ontzeggingsgronden. De rechter kan dientengevolge een tijdelijk contactverbod opleggen indien:
(sub a) contact ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
(sub b) de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot contact;
(sub c) het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen contact met zijn ouder heeft doen blijken;
(sub d) contact anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.10.3.Aan het hof ligt de vraag voor of de vader het recht op contact met [minderjarige] al dan niet moet worden ontzegd.
3.10.4.Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is aan de ouders voorgelegd of zij een verwijzing via het UHA wensen voor een traject gericht op complexe echtscheidings-problematiek, dan wel dat zij in gesprek gaan bij [GGZ] (zijnde de instantie waar [minderjarige] speltherapie heeft gevolgd) om aldaar een traject te volgen gericht op complexe echtscheidingsproblematiek. Uiteindelijk heeft het hof, na een korte schorsing, de zaak aangehouden tot 16 februari 2023 voor nadere informatie van partijen over het gewenste verloop van de procedure en om te vernemen of zij overeenstemming hebben bereikt over een door de ouders te volgen traject.
3.10.5.Uit de brieven van 16 februari 2023 van de advocaat van de moeder en van de advocaat van de vader is gebleken dat zij het niet eens zijn geworden over een vervolgtraject. De vader heeft, kort gezegd, ingestemd met een verwijzing via het UHA en geeft de voorkeur aan een traject bij de [instantie] . De moeder ziet geen heil in een traject binnen het UHA, omdat zij vermoedt dat de vader dit traject wil gebruiken om het contact met [minderjarige] op te starten, terwijl een dergelijk traject is gericht op ouders. Volgens de moeder is er geen sprake van zware echtscheidingsproblematiek.
3.10.6.Het hof heeft tevens kennis genomen van de brief van [GGZ] van 7 februari 2023 (bijlage bij de brief van de moeder van 16 februari 2023) waaruit blijkt dat [minderjarige] sinds februari 2020 in behandeling is bij [GGZ] in verband met zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] op zowel gedragsmatig als emotioneel vlak. De behandeling van [GGZ] was gericht op het op gang krijgen van de ontwikkeling van [minderjarige] door middel van speltherapie en het ondersteunen van ouders in de vragen die zij hadden over [minderjarige] . Het onderwerp vader en eventueel contact tussen [minderjarige] en de vader was geen doel van de behandeling. Uit de brief
blijkt voorts dat nadat er hoger beroep werd aangetekend er stagnatie werd gezien in de
voortgang van [minderjarige] . Dit heeft er toe geleid dat de therapie on hold werd gezet. Het traject bij [GGZ] is inmiddels beëindigd en het hof heeft van de ouders begrepen dat [minderjarige]
inmiddels meer dan 70 sessies heeft gevolgd bij [GGZ] .
3.10.7.Het baart het hof grote zorgen dat het de ouders zelfs niet is gelukt om het samen eens te worden over een vervolgtraject, terwijl zowel [GGZ] als de raad beiden hebben aangegeven dat de ouders een dergelijk traject zouden dienen te gaan volgen. Ook het hof acht het in het belang van [minderjarige] dringend noodzakelijk dat de ouders in beweging komen en in het belang van [minderjarige] gaan werken aan de echtscheidingsproblematiek. Het is daarbij zorgelijk te noemen dat de moeder betwist dat er sprake is van complexe echtscheidingsproblematiek en dat zij aangeeft hier niet aan mee te willen werken omdat zij vermoedt dat dit betekent dat de vader dan verwacht [minderjarige] te kunnen zien.
Het hof heeft voorts vastgesteld dat de speltherapie van [minderjarige] niet tot doel heeft gehad het contact met de vader te herstellen.
3.10.8.Het hof acht zich gelet op het voorgaande op dit moment onvoldoende geïnformeerd over de huidige situatie rondom [minderjarige] en wat dit betekent voor het voorliggende verzoek, zijnde of het contact tussen [minderjarige] en de vader al dan niet ontzegd moet worden.
3.10.9.Het hof is gelet op het voorgaande voornemens een bijzondere curator voor [minderjarige] te benoemen. Dit acht het hof op grond van artikel 1:250 BW noodzakelijk in het belang van [minderjarige] , gelet op de belangenstrijd die er speelt tussen [minderjarige] en de ouders. De bijzondere curator dient in het gesprek met [minderjarige] zicht te krijgen op de belangen van [minderjarige] in het licht van de voorliggende verzoeken en in het licht van het conflict tussen en de belangen van de ouders afgezet tegen de belangen van [minderjarige] .
3.10.10.Het hof wil aan de bijzondere curator de volgende vragen voorleggen:
- Is [minderjarige] bereid en in staat om enigerlei vorm van contact met de vader te kunnen hebben?
- Zo ja, welke vorm van hulpverlening is hier eventueel voor nodig?
- Zo nee, welke vorm van hulpverlening is eventueel voor [minderjarige] nodig?
- Wat is er van de ouders, ieder voor zich, nodig om een vorm van contact te kunnen laten plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] en welke hulpverlening is hier eventueel voor nodig?
- Welke vorm van contact kan de bijzondere curator eventueel adviseren, zo nodig met een opbouw?
- Welke andere zaken zijn de bijzondere curator opgevallen en zijn volgens de bijzondere curator van belang om aan het hof voor te leggen?
3.10.11.Het hof wil de bijzondere curator voorhouden om met name de focus te leggen op de ouders, mede gelet op het advies van de raad zoals hierboven is beschreven, teneinde middels gesprekken met de ouders te onderzoeken welke ruimte er kan komen voor eventueel contactherstel.
3.10.12.Het hof is voornemens te benoemen:
mevrouw mr. drs. [bijzondere curator] ,
[kantoor] ,
[adres] ,
[postcode] [kantoorplaats] .
Website:
[website]
3.10.13.Nu de eventuele benoeming van een bijzondere curator en de aan de bijzondere
curator voor te leggen vraagstelling tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep niet
is besproken, worden de ouders alsnog in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
Daarna zal het hof partijen over de verdere voortgang informeren.
3.10.14.De behandeling van de zaak zal pro forma worden aangehouden tot 25 mei 2023 met het verzoek aan partijen om het hof binnen termijn van twee weken schriftelijk te informeren.