Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ,
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 augustus 2022 aangevochten, waarin het gezag over de kinderen werd beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) werd benoemd tot voogdes. De moeder stelt dat er onvoldoende wettelijke gronden zijn voor de beëindiging van het gezag en dat zij zich heeft ingespannen om een goede opvoeder te zijn, onder andere door deelname aan een GGzE-traject.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het in het belang van de kinderen is dat zij in hun huidige omgeving blijven opgroeien, en dat de moeder het moeilijk vindt om deze situatie te accepteren. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de kinderen sinds 2019 onder toezicht staan van de GI en dat hun uithuisplaatsing is verlengd. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen binnen een aanvaardbare termijn.
Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing is genomen met inachtneming van het belang van de kinderen, waarbij het hof heeft benadrukt dat de moeder wel de moeder van de kinderen blijft, maar dat het opvoedperspectief niet meer bij haar ligt. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.