ECLI:NL:GHSHE:2023:1468

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.318.427_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie na echtscheiding met overeenstemming tussen partijen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 augustus 2022, waarin zijn verzoek om de partneralimentatie op nihil te stellen werd afgewezen. De man, vertegenwoordigd door mr. L.G.P.A. van Putten - van den Heuvel, verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en de partneralimentatie, die in een convenant uit 2013 was vastgesteld op € 517,-- per maand, te verlagen. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. A.J.C.W. Scholte-van de Ven, verzocht het hof om het beroepschrift van de man niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2023 bereikten partijen overeenstemming over de partneralimentatie. De man en de vrouw kwamen overeen dat de man vanaf 1 oktober 2020 een bedrag van € 169,-- per maand aan de vrouw zal betalen. Tevens werd afgesproken dat eventuele teveel betaalde partneralimentatie niet terugbetaald hoeft te worden, terwijl te weinig betaalde alimentatie wel moet worden voldaan. De wettelijke indexering van de alimentatie zal voor het eerst plaatsvinden op 1 januari 2024.

Het hof oordeelde dat de door partijen bereikte overeenstemming redelijk en billijk was, mede gezien de omstandigheden van de man, die medische problemen had en bijna 40 jaar bij zijn werkgever had gewerkt. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en legde de nieuwe afspraken vast. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 april 2023
Zaaknummer: 200.318.427/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/380687 / FA RK 22-1375
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L.G.P.A. van Putten - van den Heuvel,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.J.C.W. Scholte-van de Ven.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 augustus 2022.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 november 2022, heeft de man het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat zijn inleidend verzoek om de eerder bij beschikking vastgestelde partneralimentatie op nihil te stellen, alsnog wordt toegewezen. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 8 december 2022, heeft de vrouw het hof verzocht om, voor zover de wet dit toelaat, uitvoer bij voorraad:
1. het namens de man ingediende beroepschrift niet-ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen als zijnde rechtens onbewezen en /of ongegrond;
2. met veroordeling van de man in de kosten van het ingediende hoger beroep, daar de man het hoger beroep nodeloos heeft ingesteld.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 maart 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Van Putten-van den Heuvel;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Scholte-van de Ven.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 4 augustus 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man van 8 maart 2023.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij beschikking van 9 augustus 2013 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 2 oktober 2013 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
4.2.
Partijen hebben de gevolgen van hun echtscheiding geregeld in een op 5 en 15 juni 2013 ondertekend en als bijlage aan voornoemde beschikking gehecht convenant.
In het convenant is onder meer bepaald dat de man, per de datum dat voornoemde beschikking is ingeschreven, een partneralimentatie van € 517,-- bruto per maand aan de vrouw moet betalen.
4.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man om de partneralimentatie op nihil te stellen afgewezen.
4.4.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
4.5.
De grief van man richt zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot zijn draagkracht.
4.6.
De vrouw voert gemotiveerd verweer tegen de grief van de man.

5.De motivering van de beslissing

Overeenstemming
5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie en het hof verzocht die overeenstemming in een beschikking vast te leggen. Zij zijn het volgende overeengekomen:
De man betaalt vanaf 1 oktober 2020 een bedrag van € 169,-- per maand aan de vrouw.
Eventueel teveel betaalde partneralimentatie hoeft door de vrouw niet aan de man terug betaald te worden, eventueel te weinig betaalde partneralimentatie dient door de man wel aan de vrouw te worden betaald. Wat betreft de wettelijke indexering zijn partijen overeengekomen dat deze voor het eerst plaatsvindt met ingang van 1 januari 2024.
5.2.
Gelet op onder meer de fysieke conditie (waaronder medische problemen) van de man en het feit dat hij bijna 40 jaar werkzaam is geweest bij zijn voormalig werkgever en daar twee ontslagrondes heeft meegemaakt, acht het hof het niet verwijtbaar dat de man heeft besloten gebruik te maken van de door de werkgever geboden mogelijkheid om met pré- pensioen te gaan. In dat licht acht het hof de door partijen ter zitting bereikte onderlinge overeenstemming redelijk en billijk en zal het hof overeenkomstig hun afspraak beslissen. Dit leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en zal beslissen als volgt.
Proceskosten
6.1.
De proceskosten van dit hoger beroep worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 augustus 2022, en in zoverre opnieuw beschikkende:
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt het door partijen op 5 en 15 juni 2013 ondertekende echtscheidingsconvenant dat als bijlage aan de echtscheidingsbeschikking van 9 augustus 2013 is gehecht, ten aanzien van de daarin bepaalde partneralimentatie;
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 oktober 2020 een bedrag van € 169,-- per maand aan partneralimentatie aan de vrouw zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen, waarbij de indexering voor het eerst zal plaatsvinden op 1 januari 2024, met dien verstande dat teveel betaalde partneralimentatie door de vrouw niet aan de man terug betaald hoeft te worden en eventueel te weinig betaalde partneralimentatie door de man wel aan de vrouw dient te worden betaald;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.N.M. Antens en
N. Veenendaal en is op 20 april 2023 uitgesproken in het openbaar door
mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.