ECLI:NL:GHSHE:2023:1461

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.315.570_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft de vader in hoger beroep verzocht om de hoofdverblijfplaats van zijn kinderen, [minderjarige 1] (13 jaar) en [minderjarige 2] (9 jaar), bij hem te bepalen. De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 7 juni 2022 de hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft vastgesteld en een zorgregeling heeft bepaald. De vader verzoekt ook om een weekendregeling, maar het hof wijst dit verzoek af. In plaats daarvan stelt het hof ambtshalve een week-op-week-af regeling voor, zodat de kinderen evenveel tijd bij beide ouders doorbrengen. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 maart 2023, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook advies uitgebracht, waarin werd gepleit voor een week-op-week-af regeling. Het hof oordeelt dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de kinderen is en dat een week-op-week-af regeling de beste oplossing biedt. De vader heeft onvoldoende argumenten aangedragen om de hoofdverblijfplaats bij hem te vestigen, maar het hof is van mening dat de kinderen meer stabiliteit en rust nodig hebben, wat kan worden bereikt met de nieuwe regeling. De beslissing van de rechtbank wordt vernietigd voor zover het de zorgregeling betreft, en de nieuwe regeling wordt vastgesteld met een wisselmoment op vrijdagavond.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 april 2023
Zaaknummer: 200.315.570/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/379075 FA RK 20-6038
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.R. Klaver,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G. Demir.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort
De vader is het er niet mee eens dat de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen [minderjarige 1] (13 jaar oud) en [minderjarige 2] (9 jaar oud) bij de moeder heeft bepaald en hij is het niet eens met de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 7 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 september 2022, en zoals verduidelijkt op de mondelinge behandeling, heeft de vader verzocht de genoemde beschikking van 7 juni 2022 te vernietigen – naar het hof begrijpt: voor zover het de beslissingen over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling betreft – en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat:
I.
primairde kinderen hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben en dat er een weekendregeling met de moeder wordt vastgesteld van eenmaal in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur;
II.
subsidiair, indien het hof beslist dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder behouden, er tussen de vader en de kinderen een weekendregeling wordt vastgesteld waarbij de kinderen één keer in de veertien dagen bij hem verblijven van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur.
De vader verzoekt het hof ook de schoolvakanties, feestdagen en de vrije dagen bij helfte te verdelen, door partijen in onderling overleg vast te stellen, waarbij het rooster daarvoor door partijen wordt vastgesteld ieder jaar voor 1 november.
2.2.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. Namens de raad is mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] gehoord.
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] heeft hiervan gebruik gemaakt. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft zij – zonder dat haar ouders en raad hierbij waren– een gesprek gehad met de voorzitter in het bijzijn van de griffier. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier van 6 maart 2023 met één bijlage van de advocaat van de vader met het verzoek om beide kinderen te horen;
  • het V-formulier van 10 maart 2023 van de advocaat van de moeder waarin zij bezwaar maakt hiertegen;
  • het V-formulier van 16 maart 2023 van de advocaat van de moeder met één bijlage;
  • het V-formulier van 20 maart 2023 van de advocaat van de vader met één bijlage.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 20 maart 2006 met elkaar gehuwd. Op 1 februari 2022 is de echtscheiding uitgesproken. Tijdens hun huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009 en
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013.
3.2.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 21 januari 2021 zijn de kinderen toevertrouwd aan de moeder en heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag na school (of 17.00) tot en met dinsdag na school (of 17.00) bij de vader verblijven.
Ten tijde van deze procedure in hoger beroep geven partijen hier nog steeds uitvoering aan.
Bij de rechtbank
3.3.1.
Partijen hebben beiden meerdere verzoeken aan de rechtbank gedaan rondom de kinderen. Voor zover nu nog relevant, heeft moeder de rechtbank verzocht:
  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen;
  • tussen de vader en de kinderen een zorgregeling te bepalen in de even weken van vrijdag na school (of tijdens vakanties vanaf 17.00 uur) tot en met dinsdag na
school (of tijdens vakanties vanaf 17.00 uur) en een vakantieregeling zoals uitgeschreven in haar brief aan de rechtbank van 29 december 2021.
De vader heeft de rechtbank verzocht om:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem;
  • vaststelling van een weekendregeling voor de kinderen met de moeder van één keer in de veertien dagen van vrijdag 17.00 tot zondag 17.00;
  • indien de rechtbank het hoofdverblijf bij de moeder bepaalt, vaststelling van de hiervoor genoemde weekendregeling tussen hem en de kinderen.
3.3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover nu nog relevant, bepaald:
  • dat de kinderen het hoofdverblijf bij de moeder hebben en
  • dat de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de even weken van vrijdag na school (of tijdens vakanties vanaf 17.00 uur) tot en met dinsdag na school (of tijdens vakanties tot 17.00 uur).
Verder heeft de rechtbank de vakanties verdeeld. Voor de details verwijst het hof naar het dictum van de bestreden beschikking.
Bij het hof
3.4.
De vader kan zich met deze beslissingen niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voert hij – samengevat – het volgende aan.
Het is in het belang van de kinderen als hun hoofdverblijfplaats bij hem wordt bepaald en dat er een weekendregeling met de moeder wordt vastgesteld. De zorgregeling die de rechtbank nu heeft vastgesteld, is absoluut niet in het belang van de kinderen en verloopt niet goed. De moeder werkt heel veel. De kinderen komen daardoor in de knel, onder andere met huiswerk maar ook met zorg en aandacht. Dit heeft effect op hun gedrag en ook op hun schoolprestaties. Voor de kinderen zijn overzicht, rust, orde en regelmaat essentieel. Zij hebben ook een vaste basis nodig. Dit wordt niet bereikt met de huidige zorgregeling. Beide kinderen hebben daardoor last van onrust. De kinderen staan voorop, desnoods als hiervoor nodig is dat de vader de kinderen minder ziet. Als de kinderen de moeder missen als zij bij de vader zijn, fietsen ze even naar de moeder of de vader brengt ze.
De vader begrijpt waarom de raad een week-op-week-af regeling adviseert, maar dat gaat echt niet werken. De vader kent zijn kinderen, hij praat vaak met ze. Er is ten onrechte geen onderzoek gedaan. De raad heeft hier niet naar gekeken. Nader onderzoek was in deze essentieel en had ook tot een nadere motivering moeten leiden. Voorts had rekening gehouden moeten worden met de opvattingen van de kinderen.
3.5.
De moeder heeft op de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende verweer gevoerd.
De moeder gaat niet akkoord met een weekendregeling. De kinderen zullen ongelukkig worden als zij één van de ouders nog maar twee weekenden per maand kunnen zien; dan missen zij de andere ouder teveel. De moeder wil niet kiezen uit twee kwaden en het is ook niet gezond om deze keuze aan de kinderen over te laten. De kinderen vinden de tijd bij hun vader nu al te kort. Ze zijn vaak opstandig en uiten hun frustratie richting de moeder.
Op donderdag is er vaak thuis al gedoe met spullen inpakken. De moeder zou liever zien dat de regeling wordt gewijzigd in een week-op-week-af regeling met een wissel op vrijdag, zoals de raad adviseert. Dan zou er pas rust en orde worden bereikt. Er hoeven dan ook geen kledingstukken te worden verplaatst; die kunnen ook bij de moeder dan wel bij de vader blijven. Dat scheelt veel gedoe bij de overdracht.
De kinderen missen hun vader vaak en dat maakt hen verdrietig. De moeder brengt de kinderen tussendoor wel eens extra naar de vader toe of de kinderen fietsen zelf naar hem toe.
3.6.
De raad heeft op de mondelinge behandeling het volgende advies uitgebracht.
De basis van de kinderen was bij beide ouders samen. Dat kan niet meer. De ouders zijn uit elkaar en liggen niet op één lijn. Zolang de ouders het niet eens zijn, zullen de kinderen hier last van hebben. Het is aan de ouders om hier samen een oplossing voor te bedenken. Ten aanzien van de verzoeken van de vader is er geen goede keuze mogelijk. De kinderen hebben behoefte aan goed contact met beide ouders. Een weekendregeling met de vader dan wel met de moeder is te weinig en voor de kinderen veel te heftig. Het beste zou zijn als er een week-op-week-af regeling komt met een wisseldag op vrijdag. Dan kunnen de kinderen in het weekend acclimatiseren bij de andere ouder voordat de nieuwe schoolweek begint. Dan is er ook minder gedoe met spullen en kleding. Dat gaat meer rust voor de kinderen opleveren.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2 aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt zodanige beslissingen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.2.
Voor een raadsonderzoek ziet het hof geen aanleiding. Het hof acht zich op grond van de stukken, het besprokene ter zitting en het raadsadvies ter zitting voldoende voorgelicht.
3.7.3.
Het hof is van oordeel dat de vader onvoldoende argumenten heeft aangevoerd die kunnen leiden tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem. De hoofdverblijfplaats van de kinderen blijft de moeder, zoals dat in de praktijk al ruim twee jaar het geval is.
De vader heeft het hof wel overtuigd dat de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld, niet in het belang van de kinderen is. Zowel de kinderen als de ouders zijn hier niet tevreden over, omdat er teveel onrust is. De oplossing hiervoor ligt echter niet in een weekendregeling met één van de ouders, zoals de vader verzoekt.
Het hof acht het het meest in het belang van de kinderen als de regeling wordt gewijzigd naar een week-op-week-af regeling met een wisselmoment op vrijdagavond 19.00 uur, zodat de kinderen de ene week volledig bij de vader verblijven en de andere week volledig bij de moeder. Het hof volgt hierin het advies van de raad. Beide ouders hebben op deze wijze een even groot aandeel in de opvoeding en verzorging van de kinderen en dat sluit momenteel het beste aan bij wat de kinderen nodig hebben. Het staat namelijk tussen partijen niet ter discussie dat de kinderen een goede band hebben met de vader hebben en dat zij hem nu vaak missen. [minderjarige 1] heeft het hof verteld dat zij vaker bij de vader wil zijn, omdat zij daar meer rust ervaart en hij haar altijd helpt met haar huiswerk. Het geeft [minderjarige 1] bovendien veel onrust dat zij op donderdagavond al haar schoolspullen moet inpakken (waarbij ze vooruit moet denken tot en met dinsdag wat zij wanneer nodig heeft). Hierdoor vergeet zij regelmatig schoolspullen, wat ertoe leidt dat benodigde schoolpullen bij de moeder liggen als zij bij de vader verblijft, maar ook omgekeerd. Dit probleem is nu opgelost, omdat de wissel voortaan op vrijdag plaatsvindt en alle schoolspullen met [minderjarige 1] mee worden verplaatst naar de andere ouder.
Het hof ziet twee betrokken ouders die, ieder op hun eigen manier, het beste voor hebben met de kinderen. Het siert de ouders dat zij, over en weer, flexibel zijn en de kinderen altijd de ruimte bieden om naar de andere ouder te gaan. Het hof vertrouwt er daarom op dat de ouders ook de week-op-week-af regeling in goede banen zullen leiden zodat er voor de kinderen meer rust ontstaat.
3.7.4.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover het de reguliere zorgregeling betreft en de zorgregeling wijzigen naar een week-op-week-af regeling. De vakantieregeling, die ook bij de bestreden beschikking is vastgesteld, blijft hierbij onveranderd van kracht. Op de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat zij uitvoering blijven geven aan deze vakantieregeling, zodat het wijzigingsverzoek van de vader in zoverre geen bespreking meer behoeft.
3.7.5.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 7 juni 2022 voor zover daarbij is bepaald dat de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de even weken van vrijdag na school (of tijdens vakanties vanaf 17.00 uur) tot en met dinsdag na school (of tijdens vakanties tot 17.00 uur);
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een regeling vast waarbij de kinderen telkens één volledige week bij de moeder verblijven en één volledige week bij de vader, met het wisselmoment op vrijdag 19.00 uur, waarbij de ene ouder de kinderen naar de andere ouder zal brengen waar zij de aankomende week zullen gaan verblijven;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, A.M. Bossink en H.M.A.W. Erven en is op 20 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.