ECLI:NL:GHSHE:2023:1457

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.293.743_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling vaderschap na verwantschapsonderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het vaderschap van de vrouw. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.A. van den Heuvel, heeft in hoger beroep verzocht om vaststelling dat de overleden [de man] haar biologische vader is. De zaak is een vervolg op eerdere beschikkingen van het hof van 30 december 2021 en 24 maart 2022, waarin een deskundigenonderzoek naar de verwantschap is bevolen. Dit onderzoek is uitgevoerd door Verilabs, dat op 4 juli 2022 een rapport heeft uitgebracht waarin werd geconcludeerd dat er een waarschijnlijkheid van meer dan 99,79% is dat de vrouw dezelfde biologische vader heeft als haar broers, [broer 1] en [broer 2].

De broers hebben echter bezwaren geuit tegen de gehanteerde DNA-vergelijkingsmethode en betoogd dat de resultaten onvoldoende bewijs leveren voor de veronderstelde verwantschap. Het hof heeft de bezwaren van de broers overwogen, maar heeft geconcludeerd dat de resultaten van het deskundigenonderzoek voldoende zijn om te stellen dat [de man] de biologische vader van de vrouw is. Het hof heeft daarbij opgemerkt dat de mate van waarschijnlijkheid van 99,79% in samenhang met het reeds geleverde bewijs voldoende is om het vaderschap vast te stellen.

De uitspraak leidt tot de vernietiging van de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg en de vaststelling dat [de man] de vader is van de vrouw. De kosten van het deskundigenonderzoek worden gelijkelijk verdeeld over de betrokken partijen, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 april 2023
Zaaknummer: 200.293.743/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/268936 / FA RK 19-3374
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats ] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.A. van den Heuvel,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de broer 1],
wonende te [woonplaats ] ,
en
[de broer 2],
wonende te [woonplaats ] ,
hierna te noemen: de [broers] ;
advocaat: mr. J.W. Damstra,
als vervolg op de beschikkingen van dit hof van 30 december 2021 en 24 maart 2022.

9.De beschikking van het hof van 24 maart 2022

Bij beschikking van 24 maart 2022 heeft het hof een deskundigenonderzoek (verwantschapsonderzoek) bevolen en is Verilabs te [plaats] benoemd tot deskundige. De kosten van het onderzoek zijn (voorlopig) begroot op een bedrag van € 650,--. Aan de deskundige is verzocht om uiterlijk 24 juni 2022 een rapportage met de bevindingen uit te brengen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Op 15 april 2022 heeft Verilabs het hof bericht dat de kosten van het onderzoek, in tegenstelling tot hetgeen in voornoemde beschikking is vermeld, zullen worden begroot op een bedrag van € 835,-.
10.2.
Het hof heeft verder nog kennis genomen van de volgende stukken:
  • de akte van de [broers] van 12 april 2022;
  • de akte van de vrouw van 4 mei 2022;
  • het deskundigenrapport van Verilabs van 4 juli 2022;
  • de akte van de vrouw van 21 juli 2022;
  • de akte de [broers] van 25 respectievelijk 26 augustus 2022;
  • het aanvullend deskundigenrapport van Verilabs van 4 november 2002, ingekomen op 8 november 2022;
  • de akte van de vrouw van 2 december 2022;
  • de akte van de [broers] van 13 december 2022.

11.De verdere beoordeling van het geding in hoger beroep

11.1.
In de beschikking van 30 december 2021 heeft het hof overwogen dat de door het hof genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien de conclusie rechtvaardigen dat [de man] de verwekker van de vrouw zou kunnen zijn.
Bij beschikking van 24 maart 2022 heeft het hof een deskundigenonderzoek bevolen, te weten een verwantschapsonderzoek door middel van DNA, ter beantwoording van de vraag of de overleden [de man] de biologische vader is althans kan zijn van [de vrouw] , geboren op [geboortedatum] 1947 in Indonesië.
11.2.
Ter beoordeling ligt de vraag voor of de vrouw in het te leveren bewijs is geslaagd.
11.3.
In het rapport van 4 juli 2022 heeft Verilabs in antwoord op de vragen van het hof kort uiteengezet dat elk kind de helft van zijn DNA-kenmerken van de biologische moeder en de andere helft van zijn biologische vader ontvangt. Dit betekent dat moeder en kind in elke DNA-marker één gemeenschappelijk DNA-kenmerk hebben. Voor kinderen en hun biologische vader geldt hetzelfde. Dit betekent ook dat personen die verwant aan elkaar zijn een grotere kans hebben op overeenkomende DNA-kenmerken dan niet-verwante personen.
De verkregen resultaten dienen te worden bezien in het licht van twee verschillende hypotheses zoals aangegeven in de vraagstelling: heeft kind 1 dezelfde biologische vader als kind 2 en kind 3?
Hierbij is ervan uitgegaan dat kind 1 een andere, niet verwante moeder heeft dan kind 2 en kind 3 en dat kind 2 en kind 3 dezelfde biologische moeder hebben.
De gestelde hypotheses voor de vraagstelling zijn:
1. De geteste kinderen hebben dezelfde biologische vader.
2. Kind 1 heeft een andere, niet verwante biologische vader dan kind 2 en kind 3.
Verilabs heeft geconcludeerd dat de resultaten van het onderzoek hypothese 1 steunen. Uitgaande van een a-priori waarschijnlijkheid van 50% voor beide hypotheses is een
waarschijnlijkheid berekend van meer dan 99,79% voor hypothese 1, namelijk dat de persoon geïdentificeerd als [de vrouw] dezelfde biologische vader heeft als [de broer 1] en [de broer 2] .
11.4.
De [broers] hebben bezwaren aangevoerd tegen de door Verilabs gehanteerde DNA-vergelijkingsmethode, waarbij zij gemotiveerd en onderbouwd vraagtekens plaatsen bij de vraag in hoeverre de uitkomst van het onderzoek een antwoord of bewijskracht kan leveren voor de door het hof aan de deskundige voorgelegde vragen. Zij hebben verder aangevoerd dat een percentage van 99,79% onvoldoende is om met grote mate van zekerheid te kunnen stellen dat er een verwantschap bestaat tussen de vrouw en de [broers] . Naar aanleiding van deze bezwaren hebben de [broers] drie vragen geformuleerd waarop Verilabs nader heeft gerapporteerd bij brief van 4 november 2022.
11.5.
Alhoewel de [broers] - kort gezegd - betogen dat de door Verilabs gehanteerde methode van onderzoek niet deugdelijk is en derhalve niet tot een betrouwbaar resultaat kan leiden, ziet het hof geen aanleiding om aan de bevindingen en uitleg van Verilabs, voorbij te gaan.
11.6.
Voorop gesteld wordt dat Verilabs een geaccrediteerd laboratorium is, uitdrukkelijk ook voor het verrichten van verwantschapsonderzoek. Dat betekent dat het verwantschapsonderzoek in beginsel voldoet aan de in acht te nemen zorgvuldigheidseisen.
Bovendien heeft te gelden dat, waar vaststaat dat de vrouw en de broers niet uit dezelfde moeder zijn geboren terwijl het genetisch materiaal van de gestelde vader wegens diens overlijden niet meer beschikbaar is, het resultaat van het verwantschapsonderzoek niet meer dan een mate van waarschijnlijkheid met betrekking tot mogelijke verwantschap kan opleveren. Uit het rapport van Verilabs blijkt dat ook.
11.7.
Verilabs heeft toegelicht op grond waarvan de door Verilabs gehanteerde populatiedata en methode gerechtvaardigd zijn. Daarbij is opgemerkt dat de door Verilabs gehanteerde populatiedata voor verwantschapsonderzoeken standaard door Nederlandse Laboratoria worden gebruikt om bewijswaardes te berekenen. Het genetisch materiaal van de vrouw en de broers is met inachtneming van deze data en overeenkomstig die standaard met elkaar vergeleken waarbij, kort gezegd, een zekere bewijswaarde is gedestilleerd uit de resultaten van het onderzoek, uitgaande van de hiervoor genoemde twee hypotheses.
Het hof ziet onvoldoende aanleiding in hetgeen de broers hebben betoogd om aan die resultaten van het onderzoek van Verilabs als bewijsmiddel volledig voorbij te gaan.
11.8.
De door Verilabs geconstateerde mate van waarschijnlijkheid van 99,79% dat de vrouw en de broers dezelfde vader hebben leidt er evenmin toe dat mitsdien deze resultaten niet als bewijsmiddel kunnen worden betrokken bij beoordeling van de vraag of [de man] de biologische vader is van de vrouw.
11.9.
Gelet op de overwegingen van het hof in de tussenbeschikking van 30 december 2021, in onderlinge samenhang bezien met de resultaten van het onderzoek van Verilabs, is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat [de man] de biologische vader is. Weliswaar is de mate van waarschijnlijkheid niet de door de [broers] beoogde 99,99%, maar dat is in samenhang bezien met het reeds geleverde bewijs dat hij de biologische vader kan zijn, naar het oordeel van het hof niet noodzakelijk. Het gaat hier om het leveren van aanvullend bewijs en daarvoor is niet noodzakelijk dat het biologisch vaderschap met een zekerheid van 99,9999999% komt vast te staan.
Weliswaar geeft Verilabs aan dat een duidelijker bewijswaarde kan worden bereikt door meer personen uit de stamboom te betrekken of door meer DNA-markers te onderzoeken, maar daartoe wordt onvoldoende aanleiding gezien. In de reacties op de bevindingen van Verilabs hebben de [broers] zich beperkt tot het ter discussie stellen van de toegepaste methode en de door Verilabs getrokken conclusies. Zij hebben niet verzocht om een nader onderzoek naar meer DNA-markers. Evenmin hebben zij aangeboden bijvoorbeeld alsnog het genetisch materiaal van hun nog in leven zijnde moeder bij het onderzoek te betrekken, hetgeen in het vrijwillig kader in hun mogelijkheden zou kunnen liggen.
De [broers] hebben geen aanbod tot het leveren van tegenbewijs gedaan.
11.10.
Uit het voorgaande vloeit derhalve voort dat de grieven van de vrouw slagen, de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en het verzoek van de vrouw alsnog zal worden toegewezen.
11.11.
Derhalve zal het hof op de voet van artikel 1:207 lid 1 BW vaststellen dat [de man] de vader van de vrouw is.
11.12.
Gelet op de aard en de uitkomst van de procedure, waarbij partijen in een familierechtelijke betrekking tot elkaar zijn komen te staan, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Daarbij zal het hof op de voet van artikel 244 lid 2 Rv bepalen dat de kosten van het deskundigenonderzoek gelijkelijk over de drie partijen zullen worden verdeeld, zodat iedere partij een bedrag van € 278,35 aan de griffier van het hof dient te voldoen.
11.13.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

12.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 januari 2021,
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog toe het inleidend verzoek van de vrouw;
stelt vast dat [de man] , geboren op [geboortedatum] 1925 te [geboorteplaats] en overleden op [datum] 1998 te [plaats] , de vader is van [de vrouw] , geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats] , Indonesië;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en voor zover daartegen geen cassatie is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage;
veroordeelt zowel de vrouw als de [broers] tot betaling aan de griffier van dit hof tot een derde deel van de voorlopig in debet gestelde som van de schadeloosstelling en het loon van de deskundige ten bedrage van in totaal € 835,-, derhalve ieder een bedrag van € 278,35, welk bedrag dient te worden voldaan aan de hand van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
compenseert de (overige) proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023 in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.