ECLI:NL:GHSHE:2023:1422

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
200.315.507_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming en ouderlijk gezag

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de wijziging van het hoofdverblijf van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in het kader van een hoger beroep van de vader. De vader is het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank, die het hoofdverblijf bij de moeder had bepaald. De vader heeft verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen, met een zorgregeling die de kinderen om de week bij de moeder laat verblijven. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

De mondelinge behandeling vond plaats op 30 maart 2023, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de kinderen, vooral over [minderjarige 1], die kampt met loyaliteitsproblematiek. Ondanks de betrokkenheid van verschillende hulpverleningsinstanties is het niet gelukt om het contact tussen [minderjarige 1] en de vader te stabiliseren.

Het hof oordeelt dat de huidige situatie niet in het belang van de kinderen is en dat een wijziging van het hoofdverblijf noodzakelijk is om het patroon van stagnatie in het contact te doorbreken. Het hof heeft daarom besloten het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te bepalen, met de hoop dat dit zal bijdragen aan een betere situatie voor de kinderen. De beslissing is ingrijpend, maar noodzakelijk in het belang van de kinderen, die onder toezicht staan van de GI. De ouders worden aangespoord om samen te werken aan een goede zorgregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 mei 2023
Zaaknummer: 200.315.507/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/350997 / FA RK 18-5657
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C. Sneper,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.C.G.M. van Hoof.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011.
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015.
Het hof merkt als informant aan:
-
Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen:
de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
Het hoofdverblijf van de kinderen is door de rechtbank bij de moeder bepaald. De vader is het daar niet mee eens.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vader heeft bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 2 september 2022, hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de advocaat van de vader het verzoek, zoals geformuleerd in het petitum van het hoger beroepschrift, desgevraagd nader toegelicht en geconcretiseerd. De vader heeft verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
  • het hoofdverblijf van de kinderen bij hem wordt bepaald en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld dan wel gewijzigd, inhoudende dat de kinderen om de week bij de moeder verblijven van vrijdag uit school tot dinsdag, alsmede een regeling voor de feestdagen vast te stellen;
  • dan wel dat er een raadsonderzoek wordt gelast, waarin versneld onderzoek wordt gedaan naar de vraag bij welke ouder de kinderen het hoofdverblijf moeten hebben en welke zorgregeling daarbij passend is;
  • dan wel een zodanige beslissing te nemen die het hof juist en in het belang van de kinderen acht.
2.2.
De moeder heeft bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 8 december 2022, verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroepschrift, althans de verzoeken af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Sneper;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Hoof;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • de producties van mr. Sneper met betrekking tot de procedure bij de rechtbank, ontvangen op 21 oktober 2022 en 24 oktober 2022;
  • het V6-formulier met producties van mr. Sneper, ontvangen op 16 maart 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Sneper overgelegde spreekaantekeningen.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen zijn op 1 oktober 2010 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen zijn de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van 26 maart 2019 is in het kader van een voorlopige voorziening hangende de echtscheidingsprocedure door de rechtbank bepaald dat de kinderen worden toevertrouwd aan de moeder. Er is een verdeling van de zorg- en opvoedtaken vastgesteld, waarbij de kinderen de ene week van maandag 19.00 uur tot dinsdagavond 18.00 uur bij de vader verblijven en in de andere week van vrijdagochtend 08.00 uur tot dinsdagavond 18.00 uur. Er is verder een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie vastgesteld.
3.3.
Bij beschikking van 28 juni 2019 is in het kader van een voorlopige voorziening door de rechtbank bepaald dat de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende de eerste drie weken van de zomervakantie (van 8 juli 2019 tot en met 28 juli 2019).
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank van 19 augustus 2019 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 20 september 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.5.
Bij beschikking van de rechtbank van 11 februari 2020 is er in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald dat de kinderen bij de vader verblijven van maandag 19.00 uur tot woensdagochtend voor school en in de daaropvolgende week van vrijdagochtend 08.00 uur totdat de moeder hen op dinsdag om 15.15 uur uit school zal halen. De rechtbank heeft een kinderalimentatie vastgesteld en een raadsonderzoek gelast naar het hoofdverblijf van de kinderen en de (definitieve) verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De beslissing met betrekking tot het hoofdverblijf en de zorgregeling zijn door de rechtbank aangehouden.
3.6.
Bij beschikking van 1 juni 2021 heeft de rechtbank het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder bepaald. Er is een kinderalimentatie vastgesteld en de definitieve beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is aangehouden. Het meer of anders verzochte ten aanzien van de kinderalimentatie en het hoofdverblijf heeft de rechtbank afgewezen. Met betrekking tot de kinderalimentatie is voornoemde beschikking verbeterd bij beschikking van 25 juni 2021.
3.7.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader over het hoofdverblijf afgewezen. De beslissing op de verzoeken over de definitieve zorgregeling heeft de rechtbank aangehouden. Er staat een mondelinge behandeling gepland bij de rechtbank op 2 mei 2023.
3.8.
De vader kan zich met de bestreden beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Stand van zaken
3.9.
De vader heeft een nieuwe partner, hij woont niet samen. De moeder heeft een nieuwe partner, met wie zij sinds eind 2020 samenwoont. Deze partner heeft twee kinderen uit een eerder huwelijk. De moeder heeft samen met haar partner twee kinderen.
3.10.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] staan onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van de rechtbank van 15 november 2022 verlengd tot 23 mei 2023. De rechtbank heeft overwogen dat er mediation ingezet zal gaan worden en dat de ouders in aansluiting daarop hoogstwaarschijnlijk een traject bij een Parenting Coördinator (PC) gaan volgen. In verband met de verlenging van de ondertoezichtstelling staat er een mondelinge behandeling gepland bij de rechtbank op 2 mei 2023.
3.11.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij het hof is door mr. Sneper onder meer de tussenevaluatie van [instantie 1] van 1 maart 2023 overgelegd, evenals de brief van de GI van 2 maart 2023 aan de rechtbank over de stand van zaken. Hieruit volgt – samengevat – dat [instantie 1] de afgelopen periode heeft ingezet op beeldende therapie voor [minderjarige 1] en de opbouw van de (on)begeleide contacten tussen hem en zijn vader. Er is in november 2022 een opbouwschema opgesteld, waarin [minderjarige 1] steeds vaker en langer bij de vader zou zijn. Er is sindsdien sprake geweest van veelal positieve contactmomenten tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader. Wel is duidelijk geworden dat [minderjarige 1] de vader geregeld uitdaagt en test. Dit doet [minderjarige 1] door weerstand te bieden aan de opbouw, vooral tijdens de overgangsmomenten. Door de ambulante hulpverlening van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , [instantie 2] , is geconstateerd dat [minderjarige 1] moeite heeft met overgangen in het algemeen. Helpend daarbij is standvastigheid, duidelijkheid, niet toegeven en niet de regie aan [minderjarige 1] geven. Het is voor de vader moeilijk om het gedrag van [minderjarige 1] te kaderen/begrenzen terwijl hij bezig is met het vormen van een band met [minderjarige 1] . Desondanks heeft [instantie 1] geconstateerd dat het contact tussen [minderjarige 1] en de vader positief is verlopen en dat de houding van [minderjarige 1] ten opzichte van de vader in positieve zin is veranderd. [minderjarige 1] is zich open gaan stellen voor het contact met de vader. Deze positieve ontwikkeling is in februari 2023 gestagneerd. De moeder heeft bij de GI gemeld dat de vader [minderjarige 2] hard in het gezicht heeft geslagen tijdens een van de contactmomenten. [minderjarige 1] was daar ook bij. De moeder heeft aangifte gedaan bij de politie. De politie heeft de aangifte niet opgepakt en heeft benoemd dat de indruk ontstaat dat de aangifte is gedaan met andere intenties en gericht op de strijd met de vader. De GI heeft kort na de gebeurtenissen met [minderjarige 2] gesproken en, anders dan de moeder, geen zichtbare plekken bij [minderjarige 2] waargenomen. De GI heeft ook met de vader gesproken. De GI heeft geen directe signalen van onveiligheid voor één of beide kinderen geconstateerd en besloten dat er niet wordt afgeweken van de geplande contactmomenten. De moeder was het hier niet mee eens. In de week erna is [minderjarige 1] niet meegegaan naar de vader. Tijdens het overleg op 1 maart 2023 heeft de moeder te kennen gegeven niet achter de geplande opbouw van de contactmomenten te staan. De onderlinge communicatie tussen de ouders of in contact met de hulpverlening is zorgwekkend. Het gehele gezin bevindt zich momenteel in een vicieuze cirkel, waar niet uitgestapt wordt. Het is niet gelukt om de mediation op te starten. De kinderen krijgen mee dat er een strijd is tussen de ouders en gevreesd wordt dat de kinderen binnen afzienbare tijd een definitieve kant gaan kiezen om uit de strijd te komen. [minderjarige 1] heeft al een keuze gemaakt en is zich aan het verzetten tegen de vader en beschermt tegelijkertijd de moeder. De vrees bestaat dat [minderjarige 2] het voorbeeld van [minderjarige 1] in de toekomst zal volgen en een kant kiest.
Standpunten partijen
3.12.
De vader voert – samengevat – het volgende aan.
De rechtbank overweegt ten onrechte dat er wel zorgen zijn, maar dat deze zorgen niet voldoende zijn voor een wijziging van het hoofdverblijf. De vader is van mening dat er sprake is van zwaarwegende belangen die maken dat het hoofdverblijf van de kinderen moet worden gewijzigd. De GI heeft destijds overwogen om een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader in te dienen, maar heeft dit niet doorgezet. Volgens de vader komt de moeder de afspraken niet na en er is volgens hem sprake van een patroon: elke keer als er een volgende stap wordt gezet in het kader van (de uitbreiding van) het contact tussen hem en [minderjarige 1] , ziet de moeder aanleiding om het contact te frustreren. De vader gelooft niet dat de moeder dit bewust doet, maar zij belemmert de opbouw van de contacten tussen [minderjarige 1] en hem. De vader en de hulpverlening zien dat [minderjarige 1] aan het begin van het contactmoment afstandelijk is, daarna opent hij zich steeds meer maar als het einde van het contactmoment nadert komt de afstandelijkheid weer meer naar voren. De vader heeft de indruk dat de moeder geen emotionele toestemming aan de kinderen kan geven om een fijn contact met hem te hebben. Daarnaast belast de moeder de kinderen stelselmatig met volwassenzaken, als gevolg waarvan [minderjarige 1] zich afzet tegen de vader en benoemt wat de vader in het verleden allemaal verkeerd heeft gedaan. [minderjarige 1] benoemt onder meer dat de vader de spaarrekeningen van de kinderen zou hebben leeggehaald. De vader heeft grote zorgen over met name [minderjarige 1] en is van mening dat hij niet de sociaal emotionele ondersteuning krijgt die hij nodig heeft. [minderjarige 1] heeft strakke kaders nodig. De vader wil daarin zijn rol pakken en accepteert alle hulpverlening. Ook geeft hij de kinderen emotionele toestemming om naar de moeder te gaan. De moeder daarentegen trekt de hulpverlening steeds in twijfel, met als gevolg dat er weer een nieuwe hulpverleningsinstantie wordt ingezet. De vader twijfelt aan de opvoedvaardigheden van de moeder. De inzet van [instantie 3] bij de moeder is onlangs opgeschaald, maar niet bekend is waarom. Ook is niet duidelijk of er een persoonlijkheidsonderzoek bij de moeder heeft plaatsgevonden en wat hiervan de uitkomsten zijn.
Over de recente gebeurtenissen voert de vader aan dat [minderjarige 2] hem in het zwembad uitdaagde en een klap gaf. [minderjarige 1] was daar ook bij. In een reflex gaf de vader [minderjarige 2] een veeg tegen zijn kin. De vader heeft de situatie direct besproken en uitgepraat met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . In de week hierna heeft de moeder aangifte gedaan bij de politie en geprobeerd, buiten de GI om, te bewerkstelligen dat gedurende een eventueel onderzoek het contact tussen de vader en de kinderen te staken. De politie heeft aangegeven niets met de aangifte te doen en de GI heeft laten weten dat de omgang moet doorgaan. [minderjarige 2] is volgens de contactregeling bij de vader blijven komen. Tijdens het contactmoment twee weken geleden heeft de moeder [minderjarige 1] op zondag meegenomen, ondanks dat was afgesproken dat [minderjarige 1] bij de vader zou blijven. De regie moet niet bij [minderjarige 1] liggen. De mediation heeft nergens toe geleid, het traject bij een PC is niet opgestart.
3.13.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan.
Er wordt gewerkt aan het contactherstel van [minderjarige 1] met de vader, maar dit verloopt met ups en downs. De pijn en moeilijkheden projecteert de vader op de moeder. De moeder ervaart dat de vader de strijd met haar blijft aangaan, dat zij zich ten opzichte van de vader moet verdedigen en verantwoorden. Ook voelt de moeder zich niet altijd gesteund door de hulpverlening. De ouders kunnen niet met elkaar communiceren en geen afspraken maken. Ook hebben de ouders totaal verschillende visies over hoe om te gaan met de kinderen. De moeder betwist dat zij [minderjarige 1] geen emotionele toestemming geeft in het contact met de vader. [minderjarige 1] is verdrietig en voelt zich niet gehoord. Er wordt niet naar hem geluisterd. De moeder wil [minderjarige 1] aan de hand nemen en toewerken naar een fijn contact met de vader, daarentegen is de vader meer bezig met kaderen. De moeder maakt zich, net als de vader, zorgen over [minderjarige 1] . Hij heeft nog steeds veel weerstand tegen het contact met de vader en alleen hierom al kan het verzoek van de vader niet worden toegewezen. Het wijzigen van het hoofdverblijf is een ingrijpende gebeurtenis voor de kinderen. In reactie op het verzoek van de vader aan het hof om haar te verplichten stukken te overleggen, voert de moeder aan er geen sprake is van achtergehouden informatie.
Over de recente gebeurtenissen voert de moeder aan dat het verhaal van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] precies overheen kwam en zij eerst contact heeft gehad met de GI, alvorens zij aangifte heeft gedaan bij de politie. Tijdens het contactmoment twee weken geleden heeft het de moeder erg veel moeite gekost om [minderjarige 1] bij de vader te krijgen. [minderjarige 1] is dat weekend weggelopen bij de vader.
Input GI
3.14.
De GI voert – samengevat – aan dat er geen zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de vader en de moeder. De situatie is bij beide ouders goed. De (meerdere) hulpverleningstrajecten rondom het gezin worden bemoeilijkt door de aanhoudende onderlinge strijd tussen de ouders. Deze strijd heeft effect op de kinderen. [minderjarige 2] is nog jong, maar als er niets verandert bestaat de vrees dat hij hetzelfde gedrag gaat laten zien als [minderjarige 1] . De GI heeft ingezet op het herstellen van het contact tussen [minderjarige 1] en de vader. Steeds als (de opbouw van) het contact goed verloopt, stagneert de voortgang. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt met de ouders, ook over de communicatie. Er is een plan opgesteld, maar toch gaat het mis. Een voorbeeld is het contactmoment van twee weken geleden, waarbij [minderjarige 1] tegen de afspraken in op zondag is opgehaald bij de vader door de moeder. Het betekent een stap terug. [minderjarige 1] moet niet de regie krijgen. De GI streeft naar een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Er bestaat behoefte aan een duidelijke regeling, om discussie te voorkomen. De GI heeft tot op heden gekeken naar de wensen en behoeften van [minderjarige 1] , maar dat gaat veranderen. De GI wil de contactmomenten gaan doordrukken, dat is voor de langere termijn de betere oplossing. Voor [minderjarige 2] geldt dat de eerder vastgestelde zorgregeling kan worden uitgevoerd. In het geval van [minderjarige 1] wil de GI tot aan de zomervakantie de huidige contactregeling, waarbij [minderjarige 1] om de week van vrijdag tot zondagavond bij de vader verblijft, voortzetten. Daarvoor is echter nodig dat de ouders hoe dan ook deze regeling uitvoeren. De GI erkent dat het de ouders de afgelopen drie jaar niet is gelukt om de gemaakte afspraken na te komen en langzaam verliest de GI het vertrouwen dat de ouders het kunnen. De moeder ziet het verdriet bij [minderjarige 1] en dan is het voor haar moeilijk om de contactregeling en de afspraken na te komen. Dat is begrijpelijk, maar de hulpverlening gaat niet de oplossing zijn in deze casus. De GI gaat met school bespreken of er een traumatherapeut voor [minderjarige 1] kan worden ingezet. De GI heeft de moeder niet geadviseerd om aangifte te doen bij de politie naar aanleiding van het incident in het zwembad. De GI voert verder aan dat er, in ieder geval sinds de betrokkenheid van huidige jeugdbeschermer, niet is gesproken over een persoonlijkheidsonderzoek bij de moeder.
Advies van de raad
3.15.
De raad constateert dat er heel veel hulpverlening is ingezet en er in het verleden een raadsonderzoek heeft plaatsgevonden. Ook de betrokkenheid van de GI zet tot op heden geen zoden aan de dijk. Het is nog steeds niet gelukt om de situatie duurzaam te verbeteren. De vrees bestaat dat met [minderjarige 2] hetzelfde gaat gebeuren als bij [minderjarige 1] . De raad benadrukt dat het gedrag dat [minderjarige 1] laat zien waarschijnlijk nog maar het begin is, gelet op zijn leeftijd. Het is een vicieuze cirkel en het tij moet gaan keren. De GI heeft voor de komende tijd een lijn uitgezet. Er zijn duidelijke kaders nodig. Als er een plan ligt, moet de moeder zich daar aan houden. Er moet over en weer vertrouwen zijn dat de afgesproken contactregeling wordt nagekomen. De moeder handelt vanuit een goed hart en met de beste intenties, maar de raad heeft de indruk dat de emotionele toestemming van de moeder ontbreekt. Zij geeft [minderjarige 1] teveel ruimte. Het wijzigen van het hoofdverblijf zal de situatie tussen de ouders niet verbeteren. Door de GI wordt toegewerkt naar een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Als dat niet lukt of het traject stagneert, dan vindt de raad dat er moet worden gekeken naar andere mogelijkheden om de impasse te doorbreken. Als voorbeeld noemt de raad het plaatsen van de kinderen op een neutrale plek, waarbij wordt toegewerkt naar contact met beide ouders.
Overwegingen en oordeel hof
3.16.
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Daartoe behoort ook het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.16.1.
De vader en de moeder hebben een complexe echtscheiding doorgemaakt en er zijn meerdere procedures gevoerd. Door de jaren heen zijn er verschillende hulpverleningsinstanties betrokken geweest bij het gezin. Ook heeft er in het verleden een raadsonderzoek plaatsgevonden. Er zijn op dit moment ernstige zorgen over de kinderen, met name over [minderjarige 1] die kampt met ernstige loyaliteitsproblematiek. De zorgen over [minderjarige 2] zijn minder groot, maar over zijn toekomst maken de hulpverleningsinstanties zich ook zorgen. [minderjarige 2] is loyaal aan [minderjarige 1] en tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat [minderjarige 2] er last van heeft als hij niet met [minderjarige 1] samen kan zijn. Hoewel het in het belang van beide kinderen is dat zij een fijn en onbelast contact hebben met beide ouders, slagen de ouders en de betrokken hulpverleningsinstanties er niet in om het contact tussen [minderjarige 1] en de vader te stabiliseren en uit te breiden. De opbouw van het contact stagneert keer op keer en er lijkt sprake van een vicieuze cirkel. De kinderen staan onder toezicht van de GI, maar ook de GI is het tot op heden niet gelukt om dit patroon te doorbreken. De aanpak van de GI, waarbij de regie ligt bij de zelfbepalende [minderjarige 1] , wil de GI veranderen. In de nieuwe aanpak wil de GI dat de afgesproken contactmomenten met de vader doorgaan, ook al wil [minderjarige 1] dat naar eigen zeggen niet. De GI erkent dat zij er niet volledig op vertrouwt dat deze aanpak gaat werken. Dit plan vraagt de medewerking van beide ouders, maar recent nog is [minderjarige 1] , tegen de afspraken in, door de moeder vroegtijdig opgehaald bij de vader. De GI heeft het hof er dan ook niet van kunnen overtuigen dat met deze nieuwe aanpak de vicieuze cirkel zal worden doorbroken. Op de moeder na, zijn alle betrokkenen het er over eens dat het patroon waarbij (de opbouw van) het contact tussen [minderjarige 1] en de vader stagneert, moet worden doorbroken. Het hof is daarom van oordeel, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld en in afwijking van het advies van de raad, dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader moet worden bepaald. Het hof overweegt daarbij dat de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft benadrukt dat er over het opvoedklimaat bij beide ouders geen zorgen zijn. Dit blijkt overigens ook uit de overgelegde stukken. Het hof beseft dat dit een rigoureuze wijziging voor alle betrokkenen betekent, maar het hof is van oordeel dat deze ingrijpende beslissing nodig is om het patroon te doorbreken. Het hof acht deze stap aangewezen zodat (hopelijk) wordt voorkomen dat de kinderen binnen afzienbare tijd een definitieve kant gaan kiezen om uit de strijd van de ouders te komen. De raad en de GI constateren dat er sprake is van een gebrek aan emotionele toestemming van de moeder aan de kinderen om bij de vader te zijn. Dat gebeurt wellicht niet bewust vanuit de moeder, maar het gebeurt wel en het doet iets met de kinderen. Het hof gaat er van uit dat de vader de kinderen kan toestaan een fijn en onbelast contact te hebben met de moeder en dat hij dit contact stimuleert en faciliteert. Dit is door de vader ook uitgesproken tijdens de mondelinge behandeling.
3.16.2.
Een wijziging van het hoofdverblijf is een ingrijpende beslissing, maar het hof neemt deze beslissing in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en met de wetenschap dat de kinderen onder toezicht staan van de GI, er hulpverlening betrokken is bij het gezin en deze instanties meekijken. Zij kunnen partijen ondersteunen en begeleiden bij deze wijziging. Ook beschikken zij over maatregelen om eventueel in te grijpen daar waar nodig. De overgang van het hoofdverblijf van de kinderen naar de vader zal niet makkelijk zijn voor alle betrokkenen, maar in het belang van de kinderen moet de nieuwe situatie tijd worden gegund en een kans worden geven. De medewerking van de vader en de moeder is hierbij zeer belangrijk. De ingezette hulpverlening voor traumaverwerking voor [minderjarige 1] kan ook doorgang vinden als het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader is.
3.16.3.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ligt in hoger beroep niet voor, maar met een wijziging van het hoofdverblijf verandert ook de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Weliswaar heeft de vader tevens verzocht een zorgregeling vast te stellen, maar de rechtbank heeft de beslissing op dit punt aangehouden. Derhalve gaat het hof ervan uit dat de wijziging van het hoofdverblijf en de daaruit voortvloeiende noodzakelijke wijziging van de zorgregeling aan de rechtbank wordt voorgelegd. Een wijziging van het hoofdverblijf laat naar het oordeel van het hof overigens onverlet dat er door de GI en de ouders kan worden toegewerkt naar een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, als dat in het belang van de kinderen is.
3.16.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen alsnog toewijzen als na te melden.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 juni 2022 voor zover deze betrekking heeft op het hoofdverblijf van de kinderen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt het hoofdverblijf van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij de vader;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.N.M. Antens en A.M. van Riemsdijk en is op 4 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.