De moeder voert - samengevat - het volgende aan.
De moeder betwist niet dat de uithuisplaatsing van de kinderen in het verleden noodzakelijk is geweest. De moeder heeft veel persoonlijke problemen gekend, waardoor de kinderen niet bij haar konden wonen. De moeder heeft echter hard aan zichzelf gewerkt en sinds zij opgenomen is geweest bij het GGZ (februari 2022) is zij stabiel en is zij in staat om de verantwoordelijkheid voor de kinderen weer te dragen. Er is echter nooit meer onderzoek gedaan naar de situatie van de moeder, terwijl aan de basisvoorwaarden die in het verleden aan de moeder zijn gesteld inmiddels wordt voldaan.
De moeder krijgt ondersteuning van het FACT-team en van [instantie] , waardoor zij beter in staat is om zaken te begrijpen. Aangezien het op dit moment met de moeder heel goed gaat, is de inzet van [instantie] op een laag pitje gezet.
Ten onrechte is overwogen dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen is verstreken.
Er bestaat geen noodzaak om het gezag van de moeder te beëindigen. De moeder begrijpt dat er voor de kinderen duidelijkheid moet komen, maar deze duidelijkheid kan ook worden verschaft door stapsgewijs toe te werken naar een terugplaatsing bij de moeder.
Het bevreemdt de moeder dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] langdurig bij de pleegouders (grootouders mz) zijn geplaatst, terwijl de moeder zelf bekend is met een belaste jeugd en de relatie tussen de moeder en de pleegouders hierdoor niet goed is. De moeder heeft hierdoor veel zorgen.
Voor wat betreft [minderjarige 3] is uit het diagnostisch onderzoek naar voren gekomen dat het belangrijk is dat hij een vaste hechtingsfiguur heeft, terwijl hier in het gezinshuis geen sprake van kan zijn. Het is niet in zijn belang om hem nogmaals over te plaatsen, terwijl de moeder in staat is om de zorg voor hem weer op zich te nemen. De moeder beseft dat [minderjarige 3] meer aandacht nodig heeft dan een gemiddeld kind, maar zij vermoedt dat de huidige gedragsproblematiek door de uithuisplaatsing is ontstaan. Wanneer het met [minderjarige 3] in de thuissituatie bij de moeder beter gaat, kan er stapsgewijs worden toegewerkt naar een thuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Indien wordt beslist dat het perspectief van de kinderen niet bij de moeder ligt, dan wenst zij een goede en constructieve samenwerking op te bouwen met de pleegouders, het gezinshuis en de GI en zal zij de kinderen niet belasten. De moeder heeft altijd haar medewerking aan gezagsbeslissingen verleend en zij wil graag bij de kinderen betrokken blijven.