ECLI:NL:GHSHE:2023:1417

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
200.315.237_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijfplaats en kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van een vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen en de kinderalimentatie zijn vastgesteld. De vader heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen, specifiek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de vastgestelde kinderalimentatie. De moeder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de minderjarige 2, maar heeft ook een incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 februari 2023 zijn beide partijen gehoord, waarbij de vader werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.M.A. Kok-Verheijde, en de moeder door A.P.J. Hendriks, waarnemend voor mr. L.P.W. Zanders.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige 1 bij de vader dient te zijn, terwijl de hoofdverblijfplaats van de minderjarige 2 bij de moeder moet worden vastgesteld. De vader is ook alleen verantwoordelijk voor de kinderalimentatie van de minderjarige 2, en het hof heeft de eerdere beschikking op dit punt gedeeltelijk vernietigd. De partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de regeling van de zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarige 2, die door het hof is opgenomen in de beschikking. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 mei 2023
Zaaknummer: 200.315.237/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/03/295121 / FA RK 21-2974 en C/03/302233 / FA RK 22-671
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M.A. Kok-Verheijde,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.P.W. Zanders.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] (hierna te noemen:
  • [minderjarige 2] (hierna te noemen:
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 3 juni 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 augustus 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt:) wat betreft de daarbij vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige 2] , de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en de daarbij vastgestelde kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] en, opnieuw rechtdoende, te bepalen:
1. dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige 2] als volgt luidt:
- [minderjarige 2] verblijft één keer per twee weken in de even weken een weekend bij de vader van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur en voorts, in onderling overleg tussen partijen te bepalen, een extra dag in de oneven week waarin er geen weekendregeling is, welke dag niet in het weekend gelegen is;
2. te bepalen dat [minderjarige 2] de hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft en dat [minderjarige 1] de hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
3. te bepalen dat de vader € 174,- per maand aan de moeder dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] (hierna ook: kinderalimentatie), met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand;
4. kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 31 oktober 2022, heeft de moeder
in het principaal hoger beroepten aanzien van het door de vader verzochte met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en de door hem te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] zich gerefereerd aan het oordeel hof en verzocht om het verzoek van de vader ten aanzien van de regeling tussen de vader en [minderjarige 2] af te wijzen.
2.2.1.
De moeder heeft
in incidenteel hoger beroepverzocht om een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige 2] en de met betrekking tot [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bepaalde verdelingen van de vakanties en feestdagen zoals vastgelegd in de bestreden beschikking, dan wel -voor zover enige wijziging ter zake zou worden uitgesproken door het hof- zoals vastgelegd in de in deze procedure af te geven beschikking, van € 150,- voor elke dag of deel daarvan dat de vader de genoemde regeling dan wel de vakantieregeling niet nakomt.
2.2.3.
Verder heeft de moeder bij genoemd verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep
een incident opgeworpenen daarin verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 5 januari 2023, heeft de vader verzocht de moeder in haar incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar dit te ontzeggen als zijnde onjuist en ongegrond. Kosten rechtens.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Kok-Verheijde;
  • de moeder, bijgestaan door A.P.J. Hendriks, waarnemend voor mr. Zanders.
2.4.1.
De raad heeft bij brief d.d. 27 januari 2023 het hof bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 14 april 2022;
  • het V6-formulier met bijlage ingediend door de advocaat van de vader op 9 september 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de vader op 19 september 2022;
  • bijlage 1 tot en met 7 ingediend door de advocaat van de vader op 28 februari 2023.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen zijn op 2 oktober 2009 te [plaats] met elkaar gehuwd.
Voorafgaand aan en uit het huwelijk zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 13 juli 2022 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.1.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank verder, voor zover in hoger beroep van belang, -uitvoerbaar bij voorraad- in het dictum bepaald:
  • dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben;
  • dat de regeling inzake de verdeling van de zorg en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
o het contact tussen [minderjarige 2] en de vader zal als volgt plaatsvinden:
- de ene week is [minderjarige 2] in het weekend van zaterdag 15:00 uur tot zondag 18:00 uur (na het eten) bij zijn vader;
- de andere week is [minderjarige 2] in het weekend van vrijdag 16:00 uur tot zondag 18:00 uur (na het eten) bij zijn vader:
- alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij:
- [minderjarige 2] in de zomervakantie in week 1 t/m 3 bij de vader zal zijn en in week 4 t/m 6 bij de moeder; gedurende vakanties van twee weken zal [minderjarige 2] de eerste week bij de vader zijn en de tweede week bij de moeder;
- vakanties van één week zal [minderjarige 2] bij de moeder blijven, waarbij de reguliere zorgregeling doorloopt;
- vakantieweken sluiten aan op de reguliere zorgregeling en beginnen dus op zondagavond om 18:00 uur;
- voor het overige in goed onderling overleg te verdelen;
o het contact tussen [minderjarige 1] en de moeder zal iedere maandag plaatsvinden en voor het overige in goed onderling overleg;
o [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verblijven het ene jaar op kerstavond en eerste kerstdag bij de vader en op tweede kerstdag bij de moeder;
o op oudejaarsavond zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader en het jaar daarna kan deze regeling omgedraaid uitgevoerd worden;
- dat de vader € 174,- per maand per kind dient te betalen aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] , met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
De moeder heeft tevens, bij wege van incident, het hof verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
Het incident:
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder het door haar opgeworpen incident ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat door de moeder genoemd verzoek in incident niet langer wordt gehandhaafd. Dit brengt met zich dat de moeder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het door haar opgeworpen incident.
De hoofdzaak:
Hoofdverblijfplaats [minderjarige 2]
3.5.
Uit de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep volgt dat partijen het erover eens zijn dat de rechtbank ten onrechte in het dictum van de bestreden beschikking heeft bepaald dat beide minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] dient bij de vader te worden bepaald en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] dient bij de moeder te worden bepaald, zoals wel correct is weergegeven in rechtsoverweging 2.4.1. van de bestreden beschikking.
Grief 1 van de man slaagt daarom.
Het hof zal de bestreden beschikking op dit onderdeel (gedeeltelijk) vernietigen en alsnog dienovereenkomstig beslissen.
Kinderalimentatie
3.6.
Uit de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep volgt dat partijen het verder erover eens zijn dat de vader voor [minderjarige 1] geen kinderalimentatie dient te voldoen. De vader is deze bijdrage alleen voor [minderjarige 2] verschuldigd, welke bijdrage in hoger beroep ook niet in geschil is. De rechtbank heeft daarom in (het dictum van) de bestreden beschikking ten onrechte bepaald dat de vader een bijdrage van € 174,-
per kindper maand dient te voldoen. Het hof zal de bestreden beschikking op dit onderdeel (gedeeltelijk) vernietigen en alsnog dienovereenkomstig beslissen.
Regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
3.7.
Partijen hebben verder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep alsnog overeenstemming bereikt over de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige 2] . Partijen zijn daarbij overeengekomen dat het contact tussen [minderjarige 2] en de vader zal plaatsvinden:
  • in de ene week van vrijdag 15:00 uur tot zondag 18:00 uur (na het eten);
  • in de andere week gaat [minderjarige 2] op zondag bij de vader eten van 17:00 uur tot ongeveer 18:00 uur, waarbij de vader [minderjarige 2] bij de moeder ophaalt en weer terugbrengt naar de moeder;
  • op woensdag om 19:00 uur via videobellen, dan wel op een ander tijdstip, nader in onderling overleg te bepalen, wanneer dit tijdstip voor [minderjarige 2] niet passend blijkt;
  • in de kerstvakantie altijd tijdens de tweede week, en dat de regeling tijdens de vakanties en feestdagen voor het overige ongewijzigd blijft.
Het hof zal de door partijen getroffen regeling opnemen in het dictum van deze beschikking.
Gelet op de door partijen bereikte overeenstemming, ziet het hof geen aanleiding om een dwangsom op te leggen.
3.7.1.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep gedeeltelijk vernietigen en beslissen als hierna onder 4 vermeld.
Proceskosten
3.8.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep -gelet op de aard van de procedure- compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het door haar opgeworpen incident ter zake de ontvankelijkheid van de vader in het (principaal) hoger beroep;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 3 juni 2022, uitsluitend voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] , de kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] en gedeeltelijk ten aanzien van de door de rechtbank vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige 2] ;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt het hoofdverblijf van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , bij de vader en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , bij de moeder;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 2] de volgende regeling vast, waarbij het contact tussen [minderjarige 2] en de vader zal plaatsvinden:
  • in de ene week van vrijdag 15:00 uur tot zondag 18:00 uur (na het eten);
  • in de andere week gaat [minderjarige 2] op zondag bij de vader eten van 17:00 uur tot ongeveer 18:00 uur, waarbij de vader [minderjarige 2] bij de moeder ophaalt en weer terugbrengt naar de moeder;
  • op woensdag om 19:00 uur via videobellen, dan wel op een ander tijdstip nader in onderling overleg te bepalen, wanneer dit tijdstip voor [minderjarige 2] niet passend blijkt;
  • in de kerstvakantie altijd tijdens de tweede week, en dat de regeling tijdens de vakanties en feestdagen voor het overige ongewijzigd blijft.
bepaalt dat de vader met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] een bedrag van € 174,- per maand aan de moeder zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, H. van Winkel en C.L.M. Smeets en is in het openbaar uitgesproken door mr. H. van Winkel op 4 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.