Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
BESLISSING
€ 110.801,00 (honderdtienduizend achthonderdéén euro).
€ 110.801,00 (honderdtienduizend achthonderdéén euro).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 21 september 2021 was gewezen. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene vastgesteld op € 221.602,68 en een hoofdelijke betalingsverplichting opgelegd. De betrokkene, geboren in 1987, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep uitgevoerd, waarbij het kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en het verweer van de verdediging. De advocaat-generaal heeft bevestigd dat het vonnis van de rechtbank moest worden gehandhaafd, terwijl de verdediging zich verzette tegen de hoogte van het vastgestelde voordeel en de hoofdelijke toerekening.
Het hof heeft geoordeeld dat het vonnis van de rechtbank vernietigd moet worden, omdat het hof zich niet kan verenigen met de toerekening van het voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene en zijn medebetrokkene een economische eenheid vormen, maar heeft besloten het voordeel pondspondsgewijs toe te rekenen. Dit resulteert in een bedrag van € 110.801,- dat aan de betrokkene wordt toegerekend. Het hof heeft ook de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat van toepassing was ten tijde van het bewezenverklaarde.
De verdediging heeft verzocht om matiging van de betalingsverplichting op basis van de beperkte draagkracht van de betrokkene, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat de betrokkene niet in staat zal zijn om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De beslissing van het hof is op 28 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.