ECLI:NL:GHSHE:2023:1411

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
20-003084-21 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake ontnemingsvordering en hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 december 2021. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de politierechter het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte heeft vastgesteld op € 39.040,26. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarin ook een betalingsverplichting is opgelegd en de duur van de gijzeling bij niet-betaling is bepaald op 780 dagen.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht het vonnis van de politierechter te bevestigen. De verdediging heeft echter betoogd dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, stellende dat de enige oogst van de verdachte is mislukt door waterschade. De verdediging heeft getuigenverklaringen ingediend ter ondersteuning van dit standpunt, maar het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor het bestaan van een succesvolle oogst.

Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en de bevindingen van een extern bedrijf in overweging genomen, en heeft geoordeeld dat er aanwijzingen zijn voor meerdere oogsten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de gewijzigde overwegingen met betrekking tot de schatting van het voordeel. De verzoeken van de verdediging om het conservatoir beslag op te heffen zijn door het hof afgewezen, in lijn met het oordeel van de politierechter. De beslissing van het hof is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003084-21 OWV
Uitspraak : 28 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 december 2021 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-148749-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 39.040,26 en heeft aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor dat bedrag. Tevens is de duur van de gijzeling die gevorderd kan worden bij niet betaling van het ontnemingsbedrag bepaald op 780 dagen.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen en dat gelegd conservatoir beslag dient te worden opgeheven.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden bevestigd onder vervanging van de overweging met betrekking tot de schatting van het voordeel als na te melden.
Schatting van het voordeel
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het in eerste aanleg gevoerde verweer herhaald dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen omdat de enige oogst die betrokkene heeft gehad is mislukt door waterschade. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdediging gewezen op de getuigenverklaringen van de moeder van betrokkene, mevrouw [getuige 1] en de voormalige partner van betrokkene, mevrouw [getuige 2] . Verder heeft de verdediging in dit verband gewezen op de verschillende foto’s in het dossier.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank heeft omtrent het door de verdediging gevoerde verweer onder meer het navolgende overwogen (pg. 3 van het vonnis):
“ [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat een eerdere oogst is mislukt ten gevolge van waterschade. Hoewel mogelijk sprake is geweest van waterschade of -overlast, acht de politierechter het niet geloofwaardig dat daardoor een hele oogst is mislukt. Daarnaast heeft [verdachte] deze verklaring pas ter zitting afgelegd en is derhalve niet te verifiëren.”
Het hof neemt vorenstaande overweging van de politierechter niet over maar vervangt deze door het navolgende.
Gehoord als getuige bij de raadsheer-commissaris van dit hof heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat zij werd gebeld door haar zoon, de betrokkene, dat hij een overstroming had gehad, dat zij naar haar zoon is gereden, dat zij vervolgens in de kelder waar de hennepkwekerij zich bevond heeft meegeholpen het water op te ruimen en dat betrokkene bezig was om het afval in zakken te stoppen. In dat zelfde verhoor heeft deze getuige het volgende verklaard.
“U vraagt mij of ik heb gezien dat de kelder helemaal leeg was. Ja hij was bezig. Hij was overstuur zelf. Hij was er zelf al mee bezig voordat ik kwam. U, raadsheer-commissaris, vraagt of ik dus een lege kelder heb gezien. Een paar dagen later of weken, ben ik terug
gegaan en toen was het weg. Ik durf niet te zeggen of dat dagen of weken was.”
(…)
Hij zei: “Mama, ik ga dat nu opruimen en ik stop er gelijk mee”. Toen ik terug ben gegaan was het opgeruimd en zag ik niks meer.”
In het dossier is gerelateerd dat bij het aantreffen van de hennepkwekerij in de kelder op 23 april 2020 een groot aantal (ten minste 75 stuks) gevulde vuilniszakken zijn aangetroffen. Eén zak is geopend en daarin is potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten. Verder hadden diverse stukken samengeperste potgrond dezelfde vorm en inhoud als de lege potten die in de eerste kweekruimte waren aangetroffen.
Voormelde verklaring van de getuige [getuige 1] dat zij een paar dagen of weken later heeft gezien dat de kelder leeg was, gevoegd bij het gegeven dat een groot aantal vuilniszakken op 23 april 2020 door de politie is aangetroffen, brengt het hof tot het oordeel dat het niet anders kan zijn, althans voor zover de getuige naar waarheid heeft verklaard, dan dat in de periode die tussen deze twee momenten is gelegen kennelijk, gelet op de aard van de door de politie in die vuilniszakken aangetroffen afval, nog (minimaal) één oogst moet hebben plaatsgevonden. Dit is ook in lijn met de volgende bevinding.
De monitormetingen die door [bedrijf] zijn verricht wijzen uit dat in de straat waar het pand van betrokkene staat sprake was van een afwijkend stroomverbruik. [bedrijf] concludeert aan de hand van die metingen dat sprake is van een 12 uurs verbruikspatroon passend bij minimaal 3 maal volledige kweken van hennep. Voorts blijkt dat dit verbruikspatroon abrupt stopt op het moment dat de politie bij de betrokkene de hennepkwekerij ontmantelt.
Voornoemde conclusie en de bevindingen van [bedrijf] geven voldoende steun aan de weersproken mogelijkheid dat nog (minimaal) één andere, wel gelukte oogst heeft plaatsgevonden.
Aan vorenstaand oordeel doet niet af dat de getuige [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris eveneens heeft verklaard dat zij de vuilniszakken, die op de foto op pagina 42 van het dossier zijn te zien, herkent als de vuilniszakken waarin betrokkene het afval van de oogst met waterschade heeft gedaan. Aan dit gedeelte van haar verklaring gaat het hof voorbij omdat – nog los van het feit dat vuilniszakken zich op basis van uiterlijke kenmerken lastig laten onderscheiden - het niet strookt met haar eerdere mededeling in dezelfde verklaring dat zij een paar dagen of weken later heeft gezien dat de kelder leeg was.
De verdediging heeft nog (onder verwijzing naar foto 49 op dossierpagina 104) gesteld dat slechts één van de aangetroffen vuilniszakken door de politie is geopend en de inhoud is vastgesteld en dat het te ver voert om daaraan de conclusie te verbinden dat ook de overige aangetroffen zakken potgrond met wortelresten bevatten. Het hof verwerpt dit verweer reeds op de grond dat de verdachte ter zitting in hoger beroep desgevraagd heeft verklaard dat de volledige, beweerdelijk mislukte, oogst zich in die zakken bevond.
Het standpunt van de verdediging dat betrokkene zich nog steeds in een slechte financiële situatie bevindt, maakt naar het oordeel van het hof nog niet dat betrokkene geen oogst heeft gehad. Het hof verwerpt het standpunt van de verdediging.
Samenvattend volgt het hof – onder verwerping van het andersluidende standpunt van de verdediging en op basis van voormelde overweging – het oordeel van de politierechter dat betrokkene één keer een (gelukte) oogst heeft gehad. Bij dit oordeel betrekt het hof, bovenop hetgeen hiervoor reeds is opgemerkt over de aangetroffen vuilniszakken en de bevindingen van [bedrijf] , eveneens de door de politierechter genoemde aanwijzingen (pg. 2 van het vonnis: stof op voorwerpen, droogrekken met resten van hennepplanten, knipscharen met hennepresten en verkleuring van houten latten) die wijzen op meerdere oogsten voorafgaand aan de op 23 april 2020 aangetroffen teelt.
Nu de advocaat-generaal en de verdediging geen bezwaren naar voren hebben gebracht over de wijze waarop de politierechter het voordeel heeft berekend en de betalingsverplichting heeft vastgesteld en ook het hof geen aanleiding ziet daaromtrent anders te oordelen bevestigt het hof voor het overige het vonnis van de politierechter.
Conservatoir beslag
Evenals in eerste aanleg heeft de verdediging verzocht het conservatoir beslag op te heffen.
De politierechter heeft daaromtrent geoordeeld (pg. 5 van het vonnis) dat hij geen bevoegdheid heeft hierover te oordelen. Het hof volgt de politierechter ook in dat oordeel.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. Y. van Setten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 28 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Y. van Setten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.