ECLI:NL:GHSHE:2023:14

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
200.315.205_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijf van kinderen bij de moeder met zorgregeling na vechtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, geboren in 2013 en 2015, van wie de ouders in een vechtscheiding verwikkeld zijn. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, vroeg om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de vader, verweerder in principaal hoger beroep, het verzoek van de moeder afwees en incidenteel hoger beroep instelde. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader hadden, maar de moeder betwistte deze beslissing en voerde aan dat de opvoedingssituatie bij de vader zorgwekkend was.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de langdurige strijd tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben beide geadviseerd om het hoofdverblijf bij de moeder te bepalen, gezien de zorgen over de opvoedingssituatie bij de vader. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om duidelijkheid te scheppen over hun hoofdverblijfplaats, en heeft besloten dat de kinderen per 26 februari 2023 bij de moeder zullen wonen.

Daarnaast heeft het hof een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen eenmaal in de veertien dagen een weekend bij de vader doorbrengen. De vakanties worden gelijkelijk verdeeld tussen de ouders. De vader is verplicht om een bijdrage van € 25,- per kind per maand te betalen aan de moeder voor de kosten van verzorging en opvoeding. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 5 januari 2023
Zaaknummer: 200.315.205/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/337834 FA RK 17-6246
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Klootwijk,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
Het hof merkt als belanghebbende aan:
Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te [vestigingsplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging:
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding zowel in principaal als incidenteel hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 augustus 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en (na wijziging c.q. aanvulling van verzoek in verweerschrift tegen incidenteel hoger beroep), opnieuw rechtdoende, te bepalen dat:
1. aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om naar [plaats 1] te verhuizen,
alsmede;
2. aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2]
op basisschool [basisschool] , aan [adres] in [plaats 1] in te schrijven, alsmede;
3. ( Primair) de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder in [plaats 1] hebben en te bepalen
dat de moeder in ieder geval alle feestdagen, zijnde Pasen, Pinksteren, Kerst, Hemelvaart, Oud & Nieuw en Koningsdag en in ieder geval minstens de helft van de vakantiedagen bij de moeder zullen verblijven, alsmede dat de aanvang van de vakanties wordt vastgesteld conform randnummer 9 en 10 van dit verweerschrift, alsmede dat de moeder omgang heeft met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] als hun verjaardagen of die van de moeder in het weekend of in vakantietijd vallen, alsmede dat de moeder omgang heeft met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op Moederdag, alsmede dat een omgangsregeling met de vader wordt vastgesteld, zijnde één weekend per veertien dagen van vrijdag na schooltijd van de kinderen tot en met zondag 17:00 uur, waarbij de vader de kinderen op vrijdag (na schooltijd) ophaalt bij de moeder en de moeder de kinderen op zondag bij de vader ophaalt, dan wel dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld in goede justitie te bepalen, dan wel;
4. ( Subsidiair) indien het hoofdverblijf onverhoopt niet bij de moeder wordt bepaald, dat
er dan een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen wordt vastgesteld waarbij
de kinderen 3 weekenden per maand vrijdag na school tot en met zondag 17:00 uur bij
de moeder verblijven, waarbij de moeder de kinderen bij school ophaalt en de vader de
kinderen op zondag bij de moeder ophaalt, alsmede dat de moeder alle feestdagen, zijnde
Pasen, Pinksteren, Kerst, Hemelvaart, Oud & Nieuw en Koningsdag en de helft van de
vakantiedagen omgang zal hebben met de kinderen, alsmede dat de aanvang van de
vakanties wordt vastgesteld conform randnummer 9 en 10 van dit verweerschrift, alsmede dat de moeder omgang heeft met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] als hun Verjaardagen of die van de moeder in het weekend of in vakantietijd vallen, alsmede dat de moeder omgang heeft met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op Moederdag, alsmede dat de kinderen éénmaal per week telefonisch contact bijvoorbeeld op woensdag (in onderling overleg nader te bepalen) hebben met de moeder, dan wel dat er een omgangs- en contactregeling wordt vastgesteld in goede justitie te bepalen.
5. Indien en voor zover het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder zal worden
bepaald, verzoekt de moeder de door haar te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan de vader per datum van indiening van dit verzoek, dan wel per datum dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder wordt bepaald, dan wel per een datum door uw rechtbank in goede justitie te bepalen op nihil te stellen, alsmede;
6. indien en voor zover het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder zal worden
bepaald verzoekt de moeder om te bepalen dat de vader als bijdrage in de kosten van
verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de moeder voldoet een bedrag van
€ 25,00 per kind per maand, althans een bedrag door uw rechtbank in goede justitie te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, zulks met ingang van de datum van
indiening van het verzoek, althans een datum door uw rechtbank in goede justitie te
bepalen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 7 oktober 2022, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen.
Tevens heeft de vader incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht voormelde beschikking te wijzigen in dier voege dat wordt bepaald dat de vakanties zullen starten op de vrijdag of de zondag, alsmede expliciet te bepalen dat als de vader op zondag met de trein komt ophalen de moeder de kinderen op het station in [plaats 1] zal afzetten.
2.3.
Bij verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 18 november 2022, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in incidenteel hoger beroep, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van de vader in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. De moeder heeft hierbij tevens haar verzoeken in principaal hoger beroep gewijzigd en/of aangevuld zoals hiervoor beschreven onder 2.1.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 december 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Klootwijk;
  • de vader, bijgestaan door mr. Hendrikx-Heeren;
  • Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI), vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 18 juli 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen de advocaat van de vader d.d. 3 november 2022, ingekomen op 4 november 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 6 december 2022, ingekomen op 6 december 2022;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 9 december 2022, ingekomen op 12 december 2022;
  • de brief met bijlagen van de GI van 15 december 2022, ingekomen op 15 december 2022.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep:
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en met elkaar samengeleefd. Uit hun relatie zijn geboren de kinderen:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015.
De vader heeft de kinderen erkend.
De vader en de moeder hebben gezamenlijk het gezag over deze minderjarigen.
Voorgeschiedenis en verloop procedure
3.2.
Na verbreking van de relatie van partijen, is de moeder met de kinderen (tijdelijk)
ingetrokken bij haar ouders in [plaats 1] . Partijen hebben vervolgens in overleg met hun advocaten een contactregeling tussen de vader en de kinderen afgesproken. Na het tweede contact tussen de vader en de kinderen in het weekend van vrijdag 3 november 2017 tot en met zondag 5 november 2017 heeft de vader de kinderen niet meer teruggebracht naar de moeder.
3.2.1.
Bij vonnis in kort geding van 11 december 2017 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de kinderen voorlopig worden toevertrouwd aan de vader. Daarbij is een voorlopige contactregeling met de moeder bepaald, waarbij de moeder en de kinderen contact hebben met elkaar ieder weekend vanaf vrijdag 17.00/18.00 uur tot en met zondag 17.00 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag ophaalt bij de vader en de vader de kinderen op zondag bij de moeder ophaalt. Tevens heeft de voorzieningenrechter de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de vraag welke hoofdverblijfplaats en welke contactregeling het meest tegemoet komt aan de belangen van de kinderen.
3.2.2.
De raad heeft op grond van het onderzoek geconcludeerd (raadsrapport d.d.
13 augustus 2018) dat er sprake is van een zodanig ernstig bedreigde ontwikkeling van de kinderen dat een kinderbeschermingsmaatregel in de vorm van een ondertoezichtstelling nodig is. De raad heeft op 13 augustus 2018 een verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend bij de rechtbank. Bij beschikking van 11 september 2018 zijn de kinderen onder toezicht van de GI gesteld voor de periode van 11 september 2018 tot 11 september 2019.
Ten aanzien van de voorgelegde vragen omtrent het hoofdverblijf en de contactregeling adviseert de raad het hoofdverblijf bij de moeder vast te stellen, mits zij verhuist naar Brabant en bij de vader in de buurt gaat wonen. De raad acht een verhuizing van de kinderen naar [plaats 1] niet in hun belang. Wanneer de moeder niet wil verhuizen, adviseert de raad om het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader vast te stellen.
De raad adviseert de behandeling ten aanzien van de contactregeling aan te houden voor een
periode van negen maanden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening van de GI, waarna de GI zal adviseren over de definitieve contactregeling.
3.2.3.
Bij beschikking van 18 december 2018 heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen
voorlopighun hoofdverblijf hebben bij de vader, de verzoeken over en weer tot het verlenen van vervangende toestemming voor inschrijving op peuterspeelzaal en basisschool afgewezen, en de beslissing op de overige verzoeken over en weer aangehouden in afwachting van de rapportage van de GI en de reacties van (de advocaten van) partijen.
3.2.4.
Bij beschikking van 10 september 2020 is de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
voorlopigvastgesteld in die zin dat de kinderen één weekend per veertien dagen bij de moeder verblijven van vrijdag 17:00 tot zondag 17:00, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag haalt bij de vader en de vader de kinderen op zondag haalt bij de moeder. De beslissing op de overige verzoeken over en weer is aangehouden in afwachting van bericht van de GI over het verloop van de OTS en de uitkomst van de onderzoeken.
3.2.5.
Bij beschikking van 2 juni 2022 is de ondertoezichtstelling laatstelijk verlengd van 11 juni 2022 tot 11 juni 2023.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank:
- bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de vader;
- bepaald dat dat de moeder en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per twee
weken van vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 17.00 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag ophaalt bij de vader en de vader de kinderen op zondag bij de
vrouw ophaalt, en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, nader in onderling
overleg door partijen te regelen, met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 2.14,
óók ten aanzien van het belmoment, is overwogen;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
3.4.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert, kort samengevat het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte, tegen de adviezen van de raad, [instantie 1] en de GI in, het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader bepaald.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de GI onvoldoende heeft onderbouwd dat de opvoedstijl van de moeder beter aansluit bij de behoefte van de kinderen. De moeder verzoekt de GI daarom om in hoger beroep deze onderbouwing wel te geven. De GI is al jaren betrokken en heeft dus zicht op de opvoedsituaties bij beide ouders en op de communicatie tussen de ouders.
De moeder betwist dat het probleemgedrag van de kinderen enkel zou voortkomen uit de ouderstrijd en het daardoor bij de kinderen ontstane loyaliteitsconflict. De moeder vermoedt dat er in de thuissituatie bij de vader zaken spelen die niet door Amarant en andere onderzoeken boven tafel zijn gekregen. De vader heeft een verstandelijke beperking en is daardoor niet in staat normaal te communiceren met de moeder en met instanties, kan de kinderen daardoor onvoldoende helpen met school en onvoldoende omgaan met hun gedragsproblemen. De vader kan zich moeilijk inleven in de kinderen en kan niet aansluiten bij hun belevingswereld. De vader introduceert te snel nieuwe relaties in het leven van de kinderen. De vader heeft erg veel ondersteuning nodig in de thuissituatie.
Ook de GI vindt de opvoedingssituatie bij de vader zorgelijk. Uit de risico-taxatie blijken gemiddelde tot hoger risico’s op kindonveiligheid bij de vader. Bij de moeder is dit risico laag. De moeder belast de kinderen niet met volwassenproblematiek en houdt de kinderen buiten de strijd.
De kinderen hebben ook vriendjes en familieleden bij moeder in de buurt en ze kunnen in [plaats 1] naar eenzelfde cluster-4 school (speciaal onderwijs).
In het geval het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader zal zijn, is het niet in het belang van de kinderen om maar één weekend per veertien dagen bij de moeder te zijn. Dit is veel te weinig. De reistijd tussen [plaats 2] en [plaats 1] zijn de kinderen na 4,5 jaar wel gewend. Het belang bij meer contact met de moeder dient zwaarder te wegen dan de reistijd.
Vanwege de geloofsovertuiging van vader (Jehova’s getuigen) worden er geen verjaardagen en feestdagen gevierd bij de vader. Om die reden moeten, los van waar het hoofdverblijf van de kinderen is, alle verjaardagen en feestdagen bij de moeder worden doorgebracht.
De vakantieregeling moet starten op vrijdag, waarbij de moeder de kinderen bij vader ophaalt.
3.6.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
De strijd tussen de ouders moet stoppen, anders is het voor de GI niet mogelijk passende hulpverlening voor de kinderen in te zetten. De zorgen over de kinderen zijn toe te schrijven aan de vechtscheiding, zodat een verandering van hoofdverblijf niet zal leiden tot een verbetering. Het is in het belang van de kinderen dat zij snel duidelijkheid krijgen over hun hoofdverblijf en dat de ouders de strijd staken. Uit het rapport van [instantie 2] en [instantie 3] blijkt dat de rek er bij de kinderen uit is; zij kunnen veranderingen momenteel niet aan. De kinderen hebben nu al 4,5 jaar voorlopig hoofdverblijf bij de vader. De kinderen volgen sinds een aantal maanden speciaal onderwijs aan [school] in [plaats 3] . Het is in hun belang als zijn in hun huidige omgeving blijven, waar zij hun sociaal leven hebben.
Met het oog op de toekomst, waarin de kinderen steeds meer hun leven opbouwen in hun woonplaats, met deelname aan sport en hobby’s en afspreken met vriendjes is het, gelet ook op de grote reisafstand, te belastend om ieder weekend naar de moeder te gaan
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader duidelijkheid te geven over de vraag of de vakantieregeling ingaat op vrijdag of op zondag en om expliciet te bepalen dat als de vader de kinderen op zondag met de trein ophaalt in [plaats 1] , de moeder de kinderen op station [plaats 1] zal afzetten.
3.8.
De GI adviseert het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder te bepalen. De GI voert hiertoe het volgende aan.
De ontwikkelingsbedreiging van de kinderen is gelegen in de langdurige, aanhoudende strijd tussen de ouders, met daarin de onduidelijkheid over hun hoofdverblijf. De kinderen lijken in een loyaliteitsconflict te zitten en ervaren daardoor gevoelens van onveiligheid, hetgeen hen getraumatiseerd heeft. Dit veroorzaakt gedrags- en ontwikkelingsproblemen bij de kinderen. Inzetten op traumabegeleiding is momenteel nog niet mogelijk, omdat de kinderen nog steeds worden blootgesteld aan de strijd.
Beide ouders willen het beste voor de kinderen, maar zij zijn beiden overtuigd dat zij zelf de beste opvoeder zijn en blijven zoeken naar bewijzen hiervoor. Dit heeft er voor gezorgd dat de kinderen nu al zo zwaar beschadigd zijn dat ze niet meer normaal kunnen functioneren. Zelfs indien de strijd tussen de ouders minder zou worden bij een definitieve vaststelling van het hoofdverblijf, hebben de kinderen nog een lange weg te gaan voor zij kunnen beginnen aan herstel. Hiervoor is nodig dat de situatie lange tijd rustig is en beide ouders de strijd loslaten. Daarna is traumabegeleiding nodig voor de kinderen. Om dit goed vorm te geven is nodig dat de kinderen een ouder hebben die traumasensitief opvoedt. De opvoedingsstijl van moeder sluit hier het beste bij aan.
Er is aangevoerd dat de kinderen momenteel geen veranderingen zouden aankunnen, maar de GI ziet de wijziging van het hoofdverblijf juist als enige kans op herstel. In de periode dat de kinderen bij vader verbleven zijn zij, ondanks de ondertoezichtstelling en ingezette hulpverlening, alleen maar achteruitgegaan. Voortzetting van de huidige situatie zal de ontwikkelingsbedreiging in stand houden. Het gaat op dit moment zeer slecht met de kinderen. Zelfs na de overgang van de kinderen naar het speciaal onderwijs (het betreft een cluster 4-school, voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen of psychiatrische problematiek) blijkt dat [minderjarige 2] nog meerdere keren per dag gefixeerd moet worden. De school heeft al een verzoek gedaan voor extra fondsen omdat beide kinderen meer ondersteuning nodig hebben dan de school op dit moment kan bieden.
Bij vader zijn er ook veel veranderingen geweest en komen er bovendien nog meer veranderingen aan. Zo is de vader bekeerd tot de Jehova’s getuigen en neemt hij met de kinderen actief deel aan die gemeenschap. Dit betekent onder andere dat vader met de kinderen langs de deuren gaat en op doordeweekse avonden tot laat in de avond naar bijeenkomsten. De vader is verloofd en gaat in mei 2023 trouwen met [partner vader] . Na het huwelijk zullen de vader en [partner vader] ook gaan samenwonen.
Het lukt de vader niet zich te verplaatsen in de gevoelens van de kinderen. Zij mochten moeder bijvoorbeeld niet vertellen over de nieuwe vriendin van vader. Ook de GI was hiervan niet op de hoogte. Dit was ten tijde van de omslag in het gedrag van [minderjarige 1] , waarvan in het voorgaande schooljaar nog geen sprake was, hetgeen doorslaggevend is geweest voor zijn overgang naar het speciaal onderwijs. Het geheimhouden van zaken voor hun moedert geeft spanning voor de kinderen. De vader noemt de moeder richting de kinderen “je biologische moeder”. De introductie van een ‘nieuwe moeder’ ( [partner vader] ), zorgt bij de kinderen voor een nog groter loyaliteitsconflict.
Op verzoek van de raad heeft de GI voor vader begeleiding vanuit Amarant opgestart om de leerbaarheid van vader te toetsen na een negatief verslag van [instantie 1] . De GI acht de betrokkenheid van Amarant echter niet helpend. Amarant neemt te veel taken over van vader, waardoor de GI niet kan toetsen of vader zelf in staat is de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De strijd tussen de ouders is verergerd doordat vader zich gesteund voelde door Amarant. Het doel waaraan vader met hulp van Amarant moest werken, namelijk sensitief opvoeden, is na een jaar nog steeds niet bereikt. De GI heeft ervoor gekozen niet verder te gaan met Amarant, maar vader heeft ondanks de adviezen van de GI zelf een WMO-indicatie aangevraagd voor verdere begeleiding door Amarant. Hierdoor kan de GI moeilijk zicht krijgen op de opvoedvaardigheden van vader. Het lukt vader voor korte tijd zijn opvoedstijl te veranderen, maar hij valt steeds terug in het oude patroon. Het is onduidelijk of de vader zonder hulp van Amarant voldoende kan functioneren.
Bij een overgang naar moeder zal ook hulpverlening nodig zijn, maar de verwachting is dat deze hulpverlening snel zal kunnen starten. Deze is rondom eerdere zittingen al aangevraagd en er waren destijds geen wachtlijsten. Nu worden er ook geen problemen verwacht om de kinderen te kunnen plaatsen. Omdat de kinderen nog niet zo lang op hun huidige school zitten, ziet de GI geen groot probleem in een wisseling van school. In [plaats 1] kunnen de kinderen instromen op eenzelfde cluster 4-school als zij nu bezoeken in [plaats 3] . De kinderen hebben in de omgeving van moeder ook vriendjes en zij hebben een goede band met opa en oma (mz).
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd het hoofdverblijf bij vader te bepalen omdat hij de hele dag beschikbaar is voor de kinderen, terwijl moeder werkt. De impact van de verhuizing en het feit dat de kinderen ingeval van hoofdverblijf bij de moeder met verschillende mensen te maken zullen krijgen als moeder werkt, is niet in het belang van de kinderen, aldus de raad. De ideale situatie zou zijn dat er een modus wordt gevonden waarin de kinderen kunnen profiteren van de kwaliteiten van beide ouders: de structuur en de regels van vader en de sensitiviteit van moeder. De raad adviseert daarom liever een uitgebreide vakantieregeling, waarbij de kinderen elke vakantie van een week volledig bij de moeder doorbrengen en in de zomervakantie vier weken bij de moeder, zodat de kinderen meer kunnen profiteren van de krachten die moeder heeft. Indien het hoofdverblijf bij moeder bepaald zal worden, adviseert de raad om diezelfde redenen een uitgebreide vakantieregeling met vader.
Het allerbelangrijkste is dat de ouders de strijd staken.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling in zowel het principaal als incidenteel hoger beroep.
Vervangende toestemming verhuizing
3.8.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats 1] ingetrokken, zodat dit verzoek geen verdere bespreking behoeft.
Hoofdverblijfplaats
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.8.3.
Het hof zal het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder bepalen, omdat dit nu het meest in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt geacht. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Voorop gesteld wordt dat vaststelling van het hoofdverblijf bij de ene of de andere ouder wellicht geen einde zal maken aan de al jaren durende ernstige strijd tussen de ouders.
Het is echter in het belang van de kinderen dat zij, na jaren van onzekerheid, duidelijkheid krijgen over waar zij zullen opgroeien.
Daarbij weegt zwaar dat het met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment niet goed gaat. De kinderen wonen inmiddels 5 jaar bij de vader. Ondanks de ondertoezichtstelling en de ingezette hulpverlening is het in deze jaren echter alleen maar slechter gegaan met de kinderen. De kinderen hebben forse gedragsproblemen. Ook nu de kinderen zijn overgegaan naar een cluster 4-school moet [minderjarige 2] nog frequent gefixeerd worden en heeft de school al aangegeven dat de kinderen meer ondersteuning nodig hebben dan de school op dit moment kan bieden. Uit onderzoeken is geen kindeigen problematiek naar voren gekomen. De problemen van de kinderen worden mogelijk veroorzaakt door de aanhoudende strijd tussen de ouders, waardoor de kinderen in een loyaliteitsconflict zijn gekomen. Het trauma dat de kinderen hierdoor hebben opgelopen kan niet behandeld worden zolang de kinderen nog blootgesteld worden aan deze strijd tussen beide ouders.
Het hof geeft
beideouders dan ook mee dat zij de verantwoordelijkheid hebben, in het belang van de kinderen, die onderlinge strijd te staken. Pas dan zal er aan herstel van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gewerkt kunnen worden.
Hoewel een verandering van hoofdverblijf voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , die al veel hebben meegemaakt en met grote problemen kampen, verre van ideaal is, ziet het hof toch aanleiding het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder te bepalen. Er zijn namelijk dusdanige zorgen over de opvoedingssituatie bij de vader, die mogelijk bijdragen aan de problematiek van de kinderen, dat reden is van het advies van de raad af te wijken.
Zo is gebleken dat de vader gesprekken die hij heeft met de kinderen heeft over de tijd die zij bij moeder doorbrengen, alsmede telefoongesprekken tussen de kinderen en moeder, opneemt. Ondanks verzoeken van de GI hiermee op te houden omdat dit de kinderen belast, gaat de vader hiermee door. Het hof acht dit zorgwekkend. Nadat de GI met vader heeft afgesproken dat de kinderen niet meer omgekleed zullen worden in oude, kapotte kleding voordat zij op vrijdag naar moeder gaan en dat de kinderen in de kleding die ze naar school aanhebben naar moeder gaan, laat de vader de kinderen toch in kapotte kleren en niet passende schoenen naar school gaan op de betreffende vrijdagen. De vader blijft volharden in zijn standpunt dat de moeder de kleding en schoenen achterhoudt en kapotmaakt, hetgeen laat zien dat de vader niet begrijpt waarom deze regels er zijn.
Verder heeft de vader de kinderen opgedragen voor moeder geheim te houden dat hij een nieuwe vriendin heeft. Nadat de GI met vader heeft besproken dat het hebben van geheimen voor hun moeder spanning bij de kinderen geeft, heeft hetzelfde probleem zich voorgedaan rondom de verloving van de vader. Hij wilde dit voor de moeder geheim houden, zodat hij nog even van de verloving kon genieten. Dit laat echter zien dat de vader nog steeds niet begrijpt welke druk hij hiermee op de kinderen legt.
De vader en zijn verloofde volgen op dit moment een traject bij Amarant om op één lijn te komen in het ouderschap. Hoewel het uiteraard het goed recht is van vader een leven op te bouwen met een nieuwe partner, heeft het hof zorgen over de impact hiervan op de kinderen, die al in een loyaliteitsconflict zitten. Zeker gelet op de uitspraken van de vader richting de kinderen, waarbij hij de moeder ‘je biologische moeder’ noemt. Ook op dit gebied laat vader niet zien zich in te kunnen leven in hetgeen dit voor de kinderen betekent.
Verder heeft de vader intensieve begeleiding ontvangen van Amarant in sensitief opvoeden, maar uit het voorgaande blijkt dat op dat gebied nog onvoldoende stappen zijn gezet, hetgeen de GI heeft bevestigd. De vader heeft hier nog steeds erg veel ondersteuning bij nodig en heeft, ondanks het feit dat de GI heeft aangegeven de hulpverlening vanuit Amarant te willen stoppen omdat deze niet als helpend wordt ervaren, er voor gekozen een WMO indicatie aan te vragen om de hulpverlening vanuit Amarant voort te zetten.
Samengevat lijkt het vader aan inzicht te ontbreken dat bepaalde handelingen en uitspraken van hem ervoor zorgen dat de kinderen nog steeds worden blootgesteld aan de strijd tussen de ouders, waardoor de onveilige gevoelens die de kinderen ervaren en het loyaliteitsconflict waarin de kinderen gevangen zitten, gevoed worden. Weliswaar houdt het hof er rekening mee dat ook in de opvoedsituatie bij de moeder hulpverlening noodzakelijk zal zijn, maar het hof schat op grond van de beschikbare informatie thans in dat er minder veiligheidsrisico’s zijn waaraan de kinderen bij de moeder worden blootgesteld.
Daarbij komt dat, indien er een situatie wordt bereikt waarin de kinderen niet meer worden belast door de strijd tussen de ouders, er aan herstel gewerkt kan worden door middel van traumabegeleiding. De kinderen hebben hierbij een ouder nodig die in staat is (trauma)sensitief op te voeden en voldoende aannemelijk is dat moeder hiertoe het beste in staat moet worden geacht. Het hof maakt uit de verslagen van [instantie 3] en [instantie 2] op dat de moeder beter lijkt aan te voelen wat de kinderen nodig hebben en dat zij wat meer met hen kan meebewegen, terwijl zij nog wel voldoende structuur en duidelijkheid blijft geven.
Het advies van de raad om het hoofdverblijf bij de vader vast te stellen, omdat de kinderen in de opvoedsituatie bij moeder aan teveel verschillende mensen zouden worden blootgesteld, volgt het hof niet. Naar het oordeel van het hof is dit advies mede gebaseerd op een verkeerde interpretatie door de raad van het antwoord van de moeder op de vraag welk netwerk zij heeft. De moeder heeft duidelijk gemaakt dat haar uitgebreide netwerk, bestaande uit grootouders, broers en vrienden, niet althans niet structureel door haar zal worden ingezet om op de kinderen te passen als zij gaat werken. De moeder heeft aangegeven dat zij flexibel is in haar werktijden en dat zij dit goed kan plannen rekening houdend met de kinderen. De grootouders zullen soms oppassen, maar dit zal vaak zijn als de kinderen al in bed liggen. Bovendien hebben de kinderen een zeer goede band met de grootouders. Van voortdurende wisselingen van verzorgers van de kinderen zal dus allerminst sprake zijn.
3.8.4.
Op grond van het voorgaande acht het hof het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wenselijk dat zij hun hoofdverblijf bij de moeder hebben.
3.8.5.
De zorgen die er over de kinderen zijn, blijven bestaan ook als de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. Het hof gaat er van uit dat de GI in het kader van de ondertoezichtstelling er voor zorgt dat de hulpverlening die nodig is in de thuissituatie bij de moeder snel organiseert en dat ook de hulpverlening die in de thuissituatie bij vader nodig is wordt voortgezet c.q. opgestart. Daarbij is in aanmerking genomen dat volgens de GI de hulpverlening bij moeder snel kan worden gestart. Het hof gaat er van uit de GI dit heeft onderzocht en geregeld en dat de kinderen na de verhuizing naar de moeder, zoals de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, direct kunnen starten op de cluster 4-school in [plaats 1] .
3.8.6.
Om de overgang van de kinderen naar de moeder zo goed mogelijk voor te bereiden en te begeleiden is enige tijd nodig. Het hof ziet hierin aanleiding het hoofdverblijf van de kinderen met ingang van 26 februari 2023 bij de moeder te bepalen. Dit geeft de ouders en de GI tijd om de kinderen voor te bereiden op de verhuizing en om de benodigde hulpverlening in gang te zetten. Gelet op de verschillende schoolregio’s waar de woonplaatsen van de ouders onder vallen, geeft dit de kinderen de mogelijkheid eerst een week vakantie (voorjaarsvakantie regio Zuid) bij de vader door te brengen en vervolgens een week vakantie bij de moeder (voorjaarsvakantie regio Midden), waarna de kinderen op 6 maart 2023 op hun nieuwe school in [plaats 1] kunnen starten.
Zorgregeling
3.9.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.1.
Gelet op de beslissing over het hoofdverblijf ligt ten aanzien van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken nog voor de regeling die de moeder verzoekt voor de situatie dat het hoofdverblijf van de kinderen bij haar zal zijn, alsmede het verzoek van vader om te bepalen op welke dag de vakantieregeling start (vrijdag of zondag).
3.9.2.
Het hof oordeelt als volgt.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen de door de moeder verzochte (reguliere) zorg- en contactregeling, inhoudende dat de kinderen eenmaal in de veertien dagen een weekend bij vader doorbrengen van vrijdag na schooltijd van de kinderen tot en met zondag 17:00 uur, waarbij de vader de kinderen op vrijdag (na schooltijd) ophaalt bij de moeder en de moeder de kinderen op zondag bij de vader ophaalt. Nu het hof deze regeling in het belang van de kinderen acht, zal het hof deze regeling vaststellen. Nu in deze regeling het ophalen van de kinderen door de vader op zondag niet meer aan de orde is, hoeft het hof op dit verzoek van de vader over het afzetten van de kinderen door de moeder op station [plaats 1] als hij met de trein komt halen, niet meer te beslissen.
Ten aanzien van de vakanties heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk aangegeven dat de vakanties gelijkelijk verdeeld moeten worden. Nu dit overeenkomt met het verzoek van de moeder voor de situatie dat het hoofdverblijf bij haar wordt bepaald, zal het hof de vakantieregeling als zodanig vaststellen. Het hof stelt daarbij vast dat de vakantie begint op zondag om 17:00 uur. Het hof zal verder bepalen dat de kinderen in de even jaren de volledige week van de voorjaarsvakantie bij de moeder zullen doorbrengen en de volledige week van de herfstvakantie bij de vader en dat de kinderen in de oneven jaren de volledige week van de voorjaarsvakantie bij de vader zullen doorbrengen en de volledige week van de herfstvakantie bij de moeder.
Het hof wijst het verzoek van moeder om te bepalen dat alle feestdagen, evenals de verjaardagen van de kinderen en moeder en Moederdag, bij moeder zullen worden doorgebracht omdat deze dagen bij vader vanwege zijn geloofsovertuiging niet worden gevierd, af en bepaalt dat de reguliere verdeling van zorg- en opvoedingstaken, dan wel de vakantieregeling, op deze dagen doorloopt. De vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is Jehova’s getuige; dit hoort bij hun vader en dus ook bij de opvoeding die de kinderen bij de vader krijgen.
Bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen
3.10.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat, indien het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder wordt bepaald, de vader aan de moeder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal voldoen van € 25,- per kind per maand.
Deze bijdrage zal, gelet op de datum waarop het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder wordt bepaald, voor het eerst verschuldigd zijn met ingang van 1 maart 2023. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat de moeder vanaf die datum geen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen meer aan de vader hoeft te voldoen.
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen als volgt.
Proceskosten
3.12.
Het hof zal de proceskosten in zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 juli 2022;
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt het hoofdverblijf van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015
met ingang van 26 februari 2023 bij de moeder;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de volgende regeling vast:
de kinderen brengen eenmaal in de veertien dagen een weekend door bij de vader van vrijdag na schooltijd tot en met zondag 17:00 uur, waarbij de vader de kinderen op vrijdag (na schooltijd) ophaalt bij de moeder en de moeder de kinderen op zondag bij de vader ophaalt;
bepaalt dat de vakanties tussen de ouders bij helfte worden gedeeld, waarbij de vakantie begint op zondag om 17:00 uur; en waarbij de kinderen in de even jaren de volledige week van de voorjaarsvakantie bij de moeder doorbrengen en de volledige week van de herfstvakantie bij de vader en de kinderen in de oneven jaren de volledige week van de voorjaarsvakantie bij de vader doorbrengen en de volledige week van de herfstvakantie bij de moeder;
bepaalt, in afwijking van het voorgaande, dat de kinderen de voorjaarsvakantie in 2023 zoals deze valt in regio Zuid van vrijdagmiddag 17 februari 2023 tot en met zaterdag 25 februari 2023 bij de vader doorbrengen en de voorjaarsvakantie zoals die valt in regio Midden van zondag 26 februari 2023 tot en met zondag 5 maart 2023 bij de moeder doorbrengen;
bepaalt dat de vader als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan de moeder met ingang van 1 maart 2023 zal voldoen een bedrag van € 25,- per kind per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.N.M. Antens en H.J. Witkamp en is op 5 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier en ondertekend door mr. A.J.F. Manders.