In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Oost-Brabant voor het medeplegen van het voorbereiden van een delict, zoals strafbaar gesteld in de Opiumwet. De verdachte was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, maar het gerechtshof heeft deze straf herzien. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank verzuimd heeft een beslissing te nemen op de vordering van de benadeelde partij, die niet-ontvankelijk is verklaard. De zaak betreft de opslag van chemicaliën die gebruikt kunnen worden voor de productie van synthetische drugs. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de rechtbank overgenomen, maar de strafmaat aangepast vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte heeft een rol gespeeld in de opslag en distributie van chemicaliën, wat een essentiële schakel is in het productieproces van synthetische drugs. Het hof heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om de ernst van de feiten te onderstrepen.