ECLI:NL:GHSHE:2023:1365

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
20-001269-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkeerszaak na aanrijding met mogelijk ongeluk

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en mishandeling na een aanrijding met het slachtoffer op 5 januari 2022 in Landgraaf. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, evenals een taakstraf en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 1.245,91 toegewezen gekregen.

Tijdens de hoger beroep zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd om het vonnis te bevestigen, met uitzondering van de ontzegging van de rijbevoegdheid. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de aanrijding een ongeluk was en niet opzettelijk. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat de lezing van de verdachte over de toedracht van het ongeval niet onverenigbaar is met de bewijsmiddelen. Het hof heeft vastgesteld dat er redelijke twijfel bestond over de opzet van de verdachte, wat leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte integraal werd vrijgesproken. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen. Deze uitspraak benadrukt het rechtsbeginsel van in dubio pro reo, waarbij bij redelijke twijfel in het voordeel van de verdachte moet worden beslist.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-001269-22
Uitspraak : 11 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-005360-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging tot zware mishandeling’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter de verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is integraal toegewezen tot het bedrag van € 1.245,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Ten behoeve van het slachtoffer is tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens voor wat betreft de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, gevorderd dat het hof de verdachte de bevoegdheid zal ontzeggen motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de verdediging primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing en subsidiair, in geval van een bewezenverklaring, zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 januari 2022 in de gemeente Landgraaf, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een personenauto is afgereden/ingereden op die [slachtoffer] , althans tegen die [slachtoffer] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 januari 2022 in de gemeente Landgraaf, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door met een personenauto af te rijden/in te rijden op die [slachtoffer] , althans tegen die [slachtoffer] aan te rijden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De verdachte staat primair terecht ter zake van de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] , door met een personenauto tegen hem aan te rijden of op hem in te rijden. Subsidiair is dat handelen als mishandeling aan hem ten laste gelegd.
Niet in geschil is dat op 5 januari 2022 op de splitsing van de Schoolstraat met de Korte Hovenstraat te Waubach in de gemeente Landgraaf een aanrijding heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte als bestuurder van een witte personenauto van het merk Ford, type Ka, was betrokken en degene die was aangereden het slachtoffer [slachtoffer] betrof.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de verdachte nog € 30,00 schuldig was. De verdachte kwam hem op 5 januari 2022 samen met [getuige 1] ophalen en gezamenlijk zijn zij naar de Hovenstraat in Waubach gereden, waaraan de Plus supermarkt is gelegen. [slachtoffer] heeft daar € 40,00 gepind in twee coupures van € 20,00. Toen [slachtoffer] weer bij de auto was, opende de verdachte zijn raam, waarop [slachtoffer] hem € 40,00 aanreikte.
De verdachte zocht naar wisselgeld en [slachtoffer] wilde instappen, zodat hij thuis kon worden afgezet. De verdachte zei dat hij haast had en weg moest, waarna [slachtoffer] het aangereikte geld terugtrok. Vervolgens deed de verdachte het raam dicht en reed hij weg. [slachtoffer] is vervolgens via de Schoolstraat naar beneden gelopen. Ter hoogte van de kruising van de Schoolstraat met de Korte Hovenstraat moest hij oversteken om zijn weg te kunnen vervolgen. Net voordat hij overstak, zag [slachtoffer] vanuit de Charles Frehenstraat een witte Ford met hoge snelheid de hoek om komen. [slachtoffer] hoorde de banden piepen en hij zag achter het stuur de verdachte zitten. De verdachte zou volgens [slachtoffer] niet hebben afgeremd, maar gas hebben bijgegeven. Op dat moment liep [slachtoffer] al op het trottoir ter hoogte van [adres 2] . [slachtoffer] had geen tijd om aan de kant te springen en raakte met zijn rechterheup de auto op de rechterkoplamp, waarna hij op de zijkant van het trottoir viel.
Bijrijder [getuige 1] heeft bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie als getuige verklaard dat hij zich helemaal niets meer van het voorval kan herinneren, omdat hij de bewuste dag dronken was.
Getuige [getuige 2] was op 5 januari 2022 werkzaam in de kledingzaak aan [adres 3] . Zij stond in de etalage en was kerstversiering aan het verwijderen. Op een gegeven moment hoorde zij een harde klap. Getuige [getuige 2] keek direct naar buiten en zag op 10 tot 15 meter afstand een persoon op de grond vallen. Deze persoon viel achter een witte auto en zij vermoedde dat deze persoon op het moment van de klap door de auto werd aangereden. Getuige [getuige 2] zag dat er een witte kleine auto met verhoogde snelheid weg reed. Zij zag dat de bestuurder van het voertuig na de aanrijding richting de weg stuurde om zijn weg te vervolgen door de Korte Hovenstraat in de richting van de Hovenstraat. De auto moest een stuurbeweging maken om recht op de weg te komen.
De verdachte heeft telkens, voor het eerst bij gelegenheid van zijn verhoor als verdachte door de politie en laatstelijk ten overstaan van het hof, kort gezegd verklaard dat sprake was van een ongeluk. Hij stelt het slachtoffer [slachtoffer] niet opzettelijk te hebben aangereden.
Nadat de verdachte op 5 januari 2022 weg was gereden vanaf de Plus supermarkt is hij rechtsaf geslagen om naar huis te rijden. Tijdens het rijden is de verdachte in een bocht van de kruising van de Schoolstraat met de Korte Hovenstraat aangever [slachtoffer] weer tegengekomen en heeft hij hem geraakt met zijn auto. Het betrof volgens de verdachte een onoverzichtelijke bocht. Voorafgaand aan die bocht stonden aan de rechterzijkant auto’s geparkeerd.
De verdachte had het idee dat [slachtoffer] op hem kwam afgelopen. De verdachte had naar eigen zeggen [slachtoffer] in eerste instantie niet gezien. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat [slachtoffer] , op het moment dat hij hem met zijn auto raakte, nog niet op het trottoir was, maar dat hij de Schoolstraat ter hoogte van de kruising met de Korte Hovenstraat over stak en zich midden op de straat bevond. Op dat moment was er een harde klap. Na die klap remde de verdachte en stuurde hij iets naar rechts.
sprong overeind en schreeuwde dat hij de verdachte kapot zou maken. Omdat de verdachte bang was dat [slachtoffer] hem iets aan zou doen, is hij weggereden.
De verdachte stelt niet hard te hebben gereden. Nadat de verdachte thuis was gearriveerd, kreeg hij al snel bedreigende berichten van [slachtoffer] , die hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft getoond.
Ter terechtzitting van het hof van 28 maart 2023 is via Google Maps de route die de verdachte met zijn auto heeft afgelegd bekeken. Het hof heeft daarbij waargenomen dat de Charles Frehenstraat met een scherpe bocht naar rechts overgaat in de Schoolstraat. Aan de rechterkant van de Schoolstraat bevindt zich een gebouw waarin een pizzeria is gevestigd, met daarachter een wit vierkant gebouw, gelegen aan [adres 2] . Het zicht vanuit het begin van de Schoolstraat op de daar schuin achter gelegen Korte Hovenstraat wordt door dit gebouw goeddeels ontnomen. De Schoolstraat loopt enerzijds in rechte lijn door in de richting van de Hovenstraat en splitst zich anderzijds, nadat [adres 2] is gepasseerd, met een bocht naar rechts, ter plaatse waarvan de straat overgaat in de Korte Hovenstraat.
Ter hoogte van de kruising van de Schoolstraat met de Korte Hovenstraat is aan de linkerzijde aan [adres 3] een kledingwinkel gevestigd.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met opzet heeft gehandeld, ten minste in voorwaardelijke zin. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Uitgaande van de verklaringen in het procesdossier kan worden vastgesteld dat aangever [slachtoffer] , lopende vanuit de Schoolstraat, ter hoogte van de kruising met de Korte Hovenstraat de weg heeft moeten oversteken om zijn weg aan de Schoolstraat, over het naast de pizzeria en het pand aan [adres 2] gelegen trottoir te kunnen vervolgen.
Of aangever [slachtoffer] op het moment van de aanrijding nog doende was om de kruising over te steken (zoals de verdachte heeft verklaard) of dat hij zich reeds bevond op het trottoir voor [adres 2] (zoals aangever heeft verklaard), is onduidelijk gebleven. Getuige [getuige 2] heeft immers de aanrijding zelf niet waargenomen en getuige [getuige 1] stelt zich door zijn dronken toestand niets meer te kunnen herinneren.
Weliswaar heeft getuige [getuige 2] verklaard dat zij zag dat de verdachte na de aanrijding ‘richting de weg stuurde om zijn weg te vervolgen’ en dat de auto ‘een stuurbeweging moest maken om recht op de weg te komen’, maar gezien de feitelijke situatie ter plaatse en de daaraan ter terechtzitting in hoger beroep gegeven uitleg van de verdachte is het zeer wel mogelijk dat getuige [getuige 2] heeft gezien dat de verdachte, zoals hijzelf heeft verklaard, na de klap heeft geremd en iets naar rechts heeft gestuurd, waarna hij naar links heeft gestuurd om weg te rijden verder de Korte Hovenstraat in. De getuigenverklaring van [getuige 2] biedt naar het oordeel van het hof derhalve onvoldoende steun aan de aangifte van [slachtoffer] , omdat haar verklaring voor meerderlei uitleg vatbaar is.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat de lezing van de verdachte over de toedracht tot het ongeval niet onverenigbaar is met de inhoud van de bewijsmiddelen, zodat daarvan ten faveure van hem bij de feitenvaststelling uit moet worden gegaan. Dat betekent dat evenmin kan worden uitgesloten dat sprake was van een ongeluk, waarbij de verdachte [slachtoffer] door het sterk beperkte zicht op de Korte Hovenstraat vanuit de Schoolstraat dusdanig laat heeft opgemerkt waardoor een aanrijding onvermijdelijk was.
In een dergelijk geval rest het hof niets anders dan terug te vallen op een grondregel van ons strafrechtelijk systeem: in het geval van redelijke twijfel dient die twijfel in het voordeel van de verdachte te worden beslecht (het rechtsbeginsel van
in dubio pro reo). Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het aan hem primair en subsidiair tenlastegelegde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer] is door mr. K. Valkeneers, advocate te Simpelveld, die daartoe door de bewindvoerder van de benadeelde partij bepaaldelijk is gevolmachtigd, in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.245,91, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende bedragen:
een bedrag van € 145,91 aan kosten voor eigen risico uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst;
een bedrag van € 100,00 aan schade aan een jas;
een bedrag van € 1.000,00 aan smartengeld.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen tot het bedrag van € 1.245,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Namens de benadeelde partij is te kennen gegeven dat de gehele vordering in hoger beroep wordt gehandhaafd.
Nu aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht omdat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in de vordering tot schadevergoeding worden ontvangen. Het hof zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Het hof acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren, in die zin dat beide partijen ieder hun eigen kosten dragen.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 11 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.