Uitspraak
De Brabantse Kempen,
[geïntimeerde],
5.Het verdere verloop van de procedure
6.De beoordeling
“minnelijke regeling, die inhoudt dat mijn cliënten met ingang van 1 april 2007 aan uw cliënten een aanvullende beheersvergoeding van € 630,- betalen op jaarbasis”,te indexeren
“via toepassing van hetzelfde indexcijfer dat van toepassing is op de al bestaande beheersvergoeding”, in ruil waarvoor
“mijn cliënten (…) het persoonsgebonden contractuele recht om ter plaatse permanent te mogen wonen”krijgen, welke regeling
“Teneinde te bewerkstelligen dat dit persoonsgebonden recht op permanente bewoning ook ten opzichte van eventuele rechtsopvolgers van uw cliënten afdwingbaar blijft”in de vorm van een
“kwalitatieve verplichting”zal worden vastgelegd in een notariële akte.
(grief I).
(grief II).
“(het kan haast niet anders dan moedwillig) heeft verzwegen dat de aanvullende vergoeding voor het permanent op het vakantiepark mogen wonen door haar sinds 2007 verschuldigd is”, maar dit leidt het hof niet tot een ander oordeel. [geïntimeerde] kan niet worden tegengeworpen dat zij de in 2009 getroffen regeling niet heeft genoemd in deze procedure. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat in het hiervoor onder 6.10 vermelde faxbericht en de notariële akte wordt gesproken over een
“aanvullende beheersvergoeding”en een
“aanvullende kampgeldvergoeding”, waar De Brabantse Kempen het heeft over
“kosten PGB”en dat ook over de vordering ter zake de overnachtingskosten onduidelijkheid bestond tussen partijen. Het was aan De Brabantse Kempen om duidelijkheid over (de grondslag van) haar vorderingen te geven. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. De Brabantse Kempen heeft (in hoger beroep) geen bewijsaanbod gedaan en zij heeft bovendien onvoldoende gesteld om tot bewijslevering te kunnen worden toegelaten.