ECLI:NL:GHSHE:2023:135

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
200.310.187_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ouderlijk gezag over minderjarigen na wijziging van omstandigheden

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het gezag over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de moeder is toegewezen. De vader, die samen met de moeder het ouderlijk gezag uitoefende, verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en het gezamenlijk gezag te handhaven. De moeder verzocht het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek of dit verzoek af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de kinderen klem zaten tussen de ouders en dat er geen noodzaak was voor nader onderzoek door de raad. De moeder betwistte dit en stelde dat de wijziging van het gezag noodzakelijk was voor de stabiliteit van de kinderen. Het hof oordeelde dat er geen verandering was opgetreden in de situatie tussen de ouders en dat de kinderen nog steeds klem zaten. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag over de kinderen aan de moeder was toegewezen, en benadrukte dat de vader betrokken kan blijven bij de kinderen, maar dat de rust voor de kinderen voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 januari 2023
Zaaknummer: 200.310.187/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/389799 FA RK 21-4365
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. van Tol-Macharoblishvili,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 mei 2022, heeft de vader het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat hij, samen met de moeder het ouderlijk gezag blijft uit oefenen over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 21 juni 2022, heeft de moeder het hof verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen als ongegrond en onbewezen en de beschikking waarvan beroep in zijn geheel te bekrachtigen onder verbetering en/of aanvulling van gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2022.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Van Tol-Macharoblishvili;
-de moeder, bijgestaan door mr. Van Nuenen-Meulesteen;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.2.
Het hof heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
[minderjarige 2] heeft hiervan wel gebruik gemaakt en zij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de advocaat van de vader d.d. 30 mei 2022 met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 januari 2022;
- het V6-formulier van de advocaat van de vader d.d. 18 november 2022 met als bijlage productie 7;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 18 november 2022 met als bijlage productie 1.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn drie kinderen geboren, te weten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voornoemd en [jongmeerderjarige] (hierna: [jongmeerderjarige] ), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] .
De vader heeft de kinderen erkend en partijen oefenden - tot aan de beschikking waarvan beroep - gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de toen nog nog minderjarige [jongmeerderjarige] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben het hoofdverblijf bij de moeder. Ook [jongmeerderjarige] - die inmiddels meerderjarig is geworden - woont bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank - uitvoerbaar bij voorraad - en voor zover thans voor de beoordeling van belang bepaald dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan alleen aan de moeder toekomt.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader heeft twee grieven aangevoerd tegen de beschikking van de rechtbank. In zijn eerste grief voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de kinderen klem zitten tussen partijen en dat niet te voorzien is dat dit op korte termijn anders zal zijn. Volgens de vader is zulks niet komen vast te staan. Dit standpunt wordt ook niet nader onderbouwd door de moeder en het laatste raadsrapport geen hiertoe ook geen aanleiding. Er is geen reden om aan te nemen dat partijen het in de toekomst niet eens zouden kunnen worden over belangrijke beslissingen aangaande de kinderen. Door het eenhoofdig gezag aan de moeder toe te kennen, verliest de vader alle betrokkenheid als vader, hetgeen nadelige gevolgen zal hebben voor de ouder-kindrelatie. Gezien de betrokkenheid van de vader, het feit dat hij jarenlang heeft kunnen meebeslissen over de (verzorging en opvoeding van) de kinderen en de kinderen niet klem of verloren zijn tussen de ouders, dient het gezamenlijk gezag gehandhaafd te worden.
In zijn tweede grief voert de vader aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat (nader) onderzoek door de raad niet noodzakelijk is. Door geen nader onderzoek te gelasten, heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag beëindigd zonder hierover voldoende geïnformeerd te zijn. De kinderen hebben een manier gevonden om met de al jaren durende strijd tussen partijen om te gaan en uit niets blijkt dat ze last hebben van de situatie. Er is thans ook geen hulpverlening voor de kinderen ingeschakeld. Wat de kinderen van de onderhavige procedure vinden, is niet bekend, aangezien zij in eerste aanleg geen gebruik hebben gemaakt van hun recht om hun mening kenbaar te maken. De vader verzoekt dat alsnog de raad wordt gevraagd een onderzoek te doen naar de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen en in hoeverre het wijzigen van het ouderlijk gezag hierin een positieve bijdrage zal leveren.
3.5.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan. De gegeven beschikking heeft de moeder en de kinderen veel rust gebracht. De moeder informeert de vader over belangrijke aangelegenheden, maar er is geen ruimte voor discussie meer. Door de wijziging van het gezag, raakt de vader het ouderschap en de zorg over de kinderen niet kwijt. Hem staat niets in de weg invulling te geven aan het ouderschap. Dat de vader niet ziet dat de kinderen klem zitten tussen partijen, is juist de kern van het probleem. De afgelopen vier jaar is geen sprake meer van een gezamenlijke verzorging en opvoeding. Er is geen enkele normale communicatie mogelijk. De wijziging van het gezag was na alle inzet van hulpverlening en procedures het uiterste middel om stabiliteit en rust te creëren voor de kinderen. De vader heeft niet door welke impact zijn gedrag op de kinderen heeft en hoe schadelijk dat is voor hun ontwikkeling. Bij gebrek aan informatie weet de moeder niet of de vader hulpverlening heeft en of deze hulpverlening het tij nog kan keren. De moeder heeft voldoende onderbouwd dat er conflicten waren en het behoeft geen betoog dat dit de kinderen raakt. [minderjarige 2] heeft sinds februari 2022 ook psychologische hulp. De moeder heeft de afgelopen jaren veel tijd, energie en geld moeten spenderen aan procedures, omdat de vader keer op keer weigerde toestemming te verlenen. Ook de raad, zo blijkt uit de bestreden beschikking, constateert dat er een zorgelijke situatie is ontstaan.
Het is aan de vader om aan te tonen dat er binnen afzienbare tijd verandering in de situatie zal komen. De moeder is met hetgeen de vader aanvoert, niet overtuigd van enig zicht op verbetering. In plaats van te kijken naar zijn eigen aandeel, wijst de vader naar de moeder.
De moeder betwist dat de vader buiten beeld wordt gehouden en dat hij niet op de hoogte wordt gesteld over de genomen beslissingen. De moeder informeert de vader minimaal eens per kwartaal. Gelet op de leeftijd van de kinderen kunnen zij ook zelf met de vader communiceren over relevante zaken in hun leven die zij willen delen.
Er is geen aanleiding voor nader onderzoek. Partijen hebben zeven verschillende hulpverleners gehad die allen niet in staat waren het tij te keren. Er heeft een langdurige ondertoezichtstelling gelopen en er is nog altijd betrokkenheid van het Zorg- en Veiligheidshuis. Een nieuw onderzoek zal niets opleveren, is belastend voor de kinderen en voegt niets toe. De sleutel tot verandering ligt in handen van de vader.
3.6.
De raad heeft op de mondelinge behandeling van het hof verklaard zich te kunnen vinden in de bestreden beschikking. Voor de raad is het duidelijk dat de kinderen klem zitten in deze situatie. De raad ziet ook geen verbetering of verandering in de samenwerking tussen de ouders. Een nieuw raadsonderzoek, zoals de vader wenst, zal geen nieuwe inzichten opleveren. Hoewel het een zorg is dat [minderjarige 2] op dit moment geen contact heeft met de vader, blijkt hieruit hoe moeilijk deze situatie is voor haar. Evident is dat de bestreden beschikking rust heeft gebracht in de situatie en de raad hoopt dat de vader zich kan richten op de contacten met de kinderen; op dat vlak valt de winst te behalen.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Het hof acht zich, voor zover de vader heeft verzocht om een onderzoek door de raad naar de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen en in hoeverre het wijzigen van het ouderlijk gezag hierin een positieve bijdrage zal leveren, op grond van de stukken en mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een onderzoek te gelasten. Met de raad is het hof van oordeel dat een nieuw onderzoek geen nieuwe inzichten zal opleveren. Temeer nu er eerder een raadsonderzoek is gedaan en uit de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling duidelijk is geworden dat de strijd tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen nog onveranderd is, ondanks de ingezette hulpverlening (in het kader van de ondertoezichtstelling van de kinderen).
3.7.2.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitoefenden.
3.7.3.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.4.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.7.5.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof deugdelijk gemotiveerd waarom aan de moeder voortaan alleen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal toekomen. Het hof schaart zich, na eigen onderzoek, achter de overwegingen van de rechtbank in de bestreden beschikking en maakt die tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht.
3.7.6.
Er is geen verandering opgetreden in de situatie tussen de ouders onderling. De ouders zijn nog altijd niet in staat om samen te overleggen over beslissingen die de kinderen betreffen. Het hof is net als de rechtbank en de raad van oordeel dat de kinderen klem zitten tussen partijen. Dit volgt duidelijk uit de stukken, waaronder het raadsrapport uit 2019 en de rapportages vanuit de ondertoezichtstelling, en uit hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken. Verder is het evident dat dit al jarenlang het geval is en de ingezette hulpverlening, waaronder een ondertoezichtstelling, hierin geen verandering heeft gebracht. Het hof gaat daarom voorbij aan de stelling van de vader dat er geen reden is om aan te nemen dat partijen het in de toekomst niet eens zouden kunnen worden over belangrijke beslissingen aangaande kinderen.
Daarbij komt dat de moeder zich regelmatig genoodzaakt zag om vervangende toestemming te vragen bij de rechtbank ten aanzien van de onder meer de verdeling van de kerstvakantie (december 2018), de zomervakantie (juli 2020 en juli 2021). Bovendien is er medio maart 2021 een straat- en contactverbod uitgesproken voor de vader.
Ook gezien de huidige omstandigheden acht het hof het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de moeder alleen wordt belast met het gezag over de kinderen, zodat zij niet nog verder klem en verloren zullen raken tussen de ouders én zij de rust kunnen gaan ervaren, waar vooral [minderjarige 2] nadrukkelijk om vraagt.
Daar waar de vader bang is niet meer betrokken te worden geldt dat hij zelf bij [minderjarige 1] betrokken kan blijven en met hem kan meedenken. Ter mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige 1] en de vader wekelijks contact hebben met elkaar en dit niet is veranderd sinds de bestreden beschikking. Het hof deelt tot slot de zorgen van de raad over het feit dat [minderjarige 2] op dit moment geen contact heeft met de vader. Dit maakt duidelijk hoe moeilijk deze situatie is voor haar. Gebleken is echter ook dat zij sinds de bestreden beschikking rust heeft ervaren nu zij onder meer zelf (met de moeder) een aantal zaken heeft kunnen regelen zonder de vader daarbij te betrekken. Met de raad hoopt het hof dat de vader, in het belang van de kinderen, zich vanaf nu kan richten op de contacten met de kinderen en daarbij de wensen van de kinderen voorop stelt. Op die manier blijft hij als vader betrokken bij de kinderen.
3.8.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 februari 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.D.M. Lamers en M.A. Stammes en is op 19 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.