Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het gezag over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de moeder is toegewezen. De vader, die samen met de moeder het ouderlijk gezag uitoefende, verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en het gezamenlijk gezag te handhaven. De moeder verzocht het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek of dit verzoek af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de kinderen klem zaten tussen de ouders en dat er geen noodzaak was voor nader onderzoek door de raad. De moeder betwistte dit en stelde dat de wijziging van het gezag noodzakelijk was voor de stabiliteit van de kinderen. Het hof oordeelde dat er geen verandering was opgetreden in de situatie tussen de ouders en dat de kinderen nog steeds klem zaten. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag over de kinderen aan de moeder was toegewezen, en benadrukte dat de vader betrokken kan blijven bij de kinderen, maar dat de rust voor de kinderen voorop staat.