ECLI:NL:GHSHE:2023:1346

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
20-002016-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzetheling van gestolen goederen met taakstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor opzetheling. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Limburg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 240 uren. De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding van € 12.191,23, waarvan een deel was toegewezen door de politierechter. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van een heftruck en kannen olie, die hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.023,85 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 februari 2022. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002016-22
Uitspraak : 17 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 augustus 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-115484-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzetheling’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is door de politierechter gedeeltelijk hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 6.126,41, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De politierechter heeft de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze zal toewijzen conform het vonnis van de politierechter.
Door de raadsman van de verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft de raadsman in het verlengde van de door hem bepleite vrijspraak primair betoogd dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair is ten aanzien van de afzonderlijke posten verzocht deze af te wijzen c.q. niet-ontvankelijk te verklaren.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2022 tot en met 30 maart 2022 te Heythuysen, gemeente Leudal, een heftruck en/of kannen olie, althans een goed, heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 18 februari 2022 tot en met 30 maart 2022 te Heythuysen, gemeente Leudal, een heftruck en kannen olie heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving van deze goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, registratienummer PL2300
(met de hand gewijzigd in PL2341)-2022067327, gesloten d.d. 30 mei 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-160.
1.
Een ander geschrift, te weten een proces-verbaal van [verbalisant 1] , hoofdinspecteur bij het gerechtelijk arrondissement Antwerpen afdeling Mechelen d.d. 29 maart 2022, pagina 14 tot en met 19, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever] namens [benadeelde partij] :
Pagina 17
Ik wens aangifte te doen van diefstal van een elektrische transpallet en de bijbehorende batterijlader uit de magazijnen van de firma [benadeelde partij] te [adres benadeelde partij]
.
Tussen 17 februari 2022 om 20.00 uur en 18 februari 2022 om 06.00 uur werd een elektrische transpallet van het merk Toyota en de bijbehorende batterijlader gestolen. De transpallet had het serienummer [serienummer 1] . In de transpallet is een trackingsysteem aanwezig. Via het trackingsysteem weten wij dat de transpallet zich momenteel in Nederland te 6093 Heythuysen bevindt.
2.
Een ander geschrift, te weten een proces-verbaal van [verbalisant 1] , hoofdinspecteur bij gerechtelijk arrondissement Antwerpen, afdeling Mechelen (met bijlagen) d.d. 28 april 2022, pagina 24 tot en met 31, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] :
Pagina 27
Als manager legal insurance bij de firma [benadeelde partij] wens ik bijkomende verklaring af te leggen. Ik werd onlangs gecontacteerd door de politie van Weert te Nederland. Deze hebben mij ingelicht dat de elektrische transpallet welke uit de magazijnen gestolen werd door hun werd teruggevonden. De politie aldaar heeft nog enkele andere onregelmatigheden vastgesteld. Zij stelden vast dat er iemand een pallet van 120 kannen olie “Q8 Oils type 5W30” van 4 liter te koop had aangeboden op dezelfde dag dat de transpallet werd teruggevonden. De olie werd te koop aangeboden vanaf de dag dat ook de transpallet in Nederland werd achtergelaten. Wij hebben dan een stocktelling hiernaar gedaan en het bleek dat wij inderdaad dergelijke pallet te weinig hadden in ons magazijn te [adres benadeelde partij] en dat deze dus ook werd gestolen. Er werd nagezien welke bestuurder er aanwezig was in de magazijnen, dit aan de hand van de track&trace. De chauffeur betrof [medeverdachte]
(het hof begrijpt telkens: [medeverdachte] ). Aan de track&trace van de vrachtwagen welke hij bestuurde hebben wij ook vastgesteld dat [medeverdachte] met zijn vrachtwagen aan het adres was, waar ook de elektrische transpallet werd teruggevonden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 30 maart 2022, pagina 32 tot en met 36, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 30 maart 2022, omstreeks 16.55 uur, kwamen wij ter plaatse op [adres 1] in Heythuysen. Wij zagen dat [bedrijf verdachte] , gelegen is op [adres 1] .
Op 30 maart 2022, omstreeks 17.10 uur, betraden wij het pand. Wij zagen dat links voor in het pand een oranje elektrische palletheftruck stond, van het merk Toyota en het type PLE200. Wij zagen dat er onder het stuurkolom een grijze sticker zat met vernoemde gegevens en het serienummer: [serienummer 2] . Wij zagen dat de sticker scheef zat en eenvoudig los te maken was. Gezien de melding dat er een gestolen palletheftruck van vernoemd merk en type op deze locatie stond en een gps-signaal uitzond, hebben wij besloten deze in beslag te nemen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 1 april 2022, pagina 48 tot en met 56, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 1 april 2022 zag ik dat het bedrijf [bedrijf 1] mij een e-mail had gestuurd met daarin de bevindingen van het onderzoek naar de originele elektrische pallettruck. Ik zag dat zij het volgende omschreven:
“Onze monteur [betrokkene] is ter plaatse geweest om een pallettruck uit te lezen waar verwacht werd dat een verkeerd/vals typeplaatje op zit ( [serienummer 2] ). Onze monteur heeft de truck uit kunnen lezen. In het rapport is te zien dat het serienummer wat bij de truck hoort [serienummer 1] is. Dit serienummer is geregistreerd bij [benadeelde partij] .”.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 10 mei 2022, pagina 84 tot en met 99, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 1 april 2022 werd ik gebeld door collega [verbalisant 7] , werkzaam bij districtsrecherche Helmond. Collega [verbalisant 7] deelde mij mede dat er op 17 februari 2022 meerdere telefoongesprekken waren geweest waarin gesproken werd over het wegnemen van de pallettruck.
Ik ontving vervolgens de opgevraagde tapgesprekken. Ik zag dat de herkomsttap het nummer [telefoonnummer 1] betrof. Ik zag dat hieraan de naam [verdachte] gekoppeld was. Ik zag dat het meerdere gesprekken waren. Ik zag dat het gesprekken betroffen met nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . Ik zag dat in de politiesystemen het nummer [telefoonnummer 2] gekoppeld was aan [betrokkene 2] . Ik zag dat in de politiesystemen het nummer [telefoonnummer 3] gekoppeld was aan [medeverdachte] .
6.
Het als bijlage achter voornoemd proces-verbaal gevoegd ‘overzicht alle tapgesprekken m.b.t. label(s), onderzoek Deaf, label: Interceptie: PL2300-2022046964’, pagina 86 tot en met 93, voor zover inhoudende:
Pagina 86
Beller : [telefoonnummer 2]
Naam : [NNman]
Tnv : [betrokkene 2]
Datum : 17-02-2022 18:41:31
Gebelde : [telefoonnummer 1]
Naam : [verdachte]
Tnv : [verdachte]
Herkomst tap : [telefoonnummer 1]
Tnv : [verdachte]
[NNman] vraagt of [verdachte] iets met een palletwagen van een distributiecentrum kan. NNman zegt dan: “Ja die kan je voor een prikkie hebben want eh dat is zijn laatste werkdag daar (lacht), snap je?”. [verdachte] : “Ja”. NNman vraagt of [verdachte] die eventueel over zou willen nemen. [verdachte] : “Als de prijs goed is.”.
Pagina 88
Beller : [telefoonnummer 2]
Naam : [NNman]
Tnv : [betrokkene 2]
Datum : 17-02-2022 19:23:03
Gebelde : [telefoonnummer 1]
Naam : [verdachte]
Tnv : [verdachte]
Herkomst tap : [telefoonnummer 1]
Tnv : [verdachte]
[NNman] vraagt of [verdachte] wat met die olie kan. NNman zegt dat dat voor auto’s is en dat het handel is; die kosten € 58 de kan. ‘Die’ zei dat [verdachte] die voor een 10tje de kan kan hebben. NNman zegt dat het met Q8 5W30, high performance is. [verdachte] vraagt hoeveel er is. NNman zegt dat er 20 pallets staan. [verdachte] vraagt wat ‘hij’ moet hebben voor 100 stuks. [verdachte] vraagt of ‘hij’ een pallet op die dinge kan zetten.
Even later zegt hij
(het hof begrijpt: [NNman] )tegen [verdachte] : “Er zitten 120 kannen op een pallet en die mag je voor een rooitje hebben. Dat blijft wel onder ons dan he.”
Pagina 89
Beller : [telefoonnummer 3]
Naam : NNman [medeverdachte]
Tnv : [medeverdachte]
Datum : 17-02-2022 19:32:49
Gebelde : [telefoonnummer 1]
Naam : [verdachte]
Tnv : [verdachte]
Herkomst tap : [telefoonnummer 1]
Tnv : [verdachte]
F = [verdachte]
R= [medeverdachte]
F: Ja hallo
R: He maat, met [medeverdachte]
R: Ej, kan ik d’r wel van op aan dat ik die morgen bij jou af kan gooien?
F: Ja, jongen ik ben er altijd ene van woord. Daar hoef jij niet bang voor te zijn
R: Ja, kijk dan ga ik dat proberen. Luister want ik laat die ehm, ik moet hier die poort open laten staan en dan loop ik hier vanavond, als die mannen naar huis zijn, loop ik naar binnen hier. Er zit geen alarm. Dan pak ik die, probeer ik die palletwagen te pakken en eh dan pak ik die olie mee d’r op die pallet wat je moet hebben
R: Ja ja dan doe ik eh dan moet ik morgen effe lossen in [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] . Dan zal ik tussen, ja ik denk tussen half 11 en 12, zal ik bij je zijn dan
F: Ja dat is goed
R: Oke, dan eh ja dan ga ik kijken of het lukt. Goed?
F: Ja ehh, hoe laat weet je of dat lukt of niet?
R: O ehh, ja ik moet hier effe wachten, want die man hier, die zijn om 10 uur naar huis. Dus dan ga ik gelijk, gelijk na 10 uur, ga ik gelijk naar binnen. Snap je?
F: Ja. Dan stuur me gewoon een app
F: Dan stuur mij effe een duimpje omhoog, of een duimpje omlaag
R: Ja als ik jou omhoog stuur dan weet je dat dat dan ben ik er tussen half 11 en eh 12, goed?
F: Is goed jongen
Pagina 90
Beller : [telefoonnummer 1]
Naam : [verdachte]
Tnv : [verdachte]
Datum : 17-02-2022 20:03:42
Gebelde : [telefoonnummer 2]
Naam : [NNman]
Tnv : [betrokkene 2]
Herkomst tap : [telefoonnummer 1]
Tnv : [verdachte]
Nnman: “Ben je die olie al kwijt?” [verdachte] : “Nee nog niet” NNman: “En dat ding wel?” [verdachte] : “Nee nee”. NNman heeft er net 1 gezien, 2e hands he. Precies dezelfde van 2016, daar vragen ze 5900 voor. [verdachte] : “Het blijft toch met verhaal he” NNman: “Dat wel. Als je dan al een rooitje pakt, is toch goed?” [verdachte] is al tevreden met een honderd of 5, 6.
Pagina 91
Beller : [telefoonnummer 2]
Naam : [NNman]
Tnv : [betrokkene 2]
Datum : 18-02-2022 8:32:12
Gebelde : [telefoonnummer 1]
Naam : [verdachte]
Tnv : [verdachte]
Herkomst tap : [telefoonnummer 1]
Tnv : [verdachte]
[NNman] zegt dat [verdachte] wel voor het regelen een paar oliekannen aan NNman moet geven, want [verdachte] beurt makkelijk 4 rooie voor dat ding. NNman zegt dat hij er 1 van 2016 heeft gezien waar ze 4900 voor vragen.
NNman wil dat [verdachte] een stuk of 4 kannetjes voor hem apart zet. [verdachte] zegt dat dit goed komt.
Pagina 93
Beller : [telefoonnummer 1]
Naam : [verdachte]
Tnv : [verdachte]
Datum : 18-02-2022 11:20:37
Gebelde : [telefoonnummer 2]
Naam : [NNman]
Tnv : [betrokkene 2]
Herkomst tap : [telefoonnummer 1]
Tnv : [verdachte]
zegt dat hij het palletje heeft verkocht voor 9 euro per stuk aan een handelaartje. [verdachte] heeft er voor zichzelf en voor NNman wel een doos afgepakt à 2 flessen de man. NNman vraagt wat [verdachte] ervoor heeft betaald. [verdachte] antwoordt: 800 en hij heeft ze verkocht voor
€ 9 per stuk. NNman vraagt hoeveel kannen het waren. [verdachte] antwoordt: 116. NNman rekent uit dat [verdachte] dan alleen met die kannen al twee en een half honderd winst heeft. NNman: “En nou die heftruck nog een rooitje erop, dan heb je een goeie dag gehad”.
Bewijsoverwegingen
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is, door en namens de verdachte, aangevoerd dat de verdachte een eigen handelsonderneming heeft en hij veel handelt in machines. Hij wist niet dat de palletwagen van diefstal afkomstig was en ging ervan uit dat de palletwagen afgeschreven was, en heeft deze daarom voor € 800,- overgenomen. De palletwagen is in de staat zoals deze later bij hem is aangetroffen, bij hem afgeleverd; hij heeft de palletwagen niet overgespoten en/of er een andere sticker op geplakt. Onder deze omstandigheden wist, noch hoefde de verdachte te vermoeden dat de palletwagen uit misdrijf afkomstig was, aldus de raadsman.
De kannen olie heeft de verdachte nooit gehad; ze zijn hem wel aangeboden, maar de verdachte had er geen interesse in.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de palletwagen, welke tussen 17 februari 2022 te 20.00 uur en 18 februari 2022 te 06.00 uur is weggenomen bij [benadeelde partij] te
[adres benadeelde partij] , op 30 maart 2022 is aangetroffen bij de handelsonderneming van de verdachte in Huythuysen. De palletwagen bleek voorzien te zijn van een grijze sticker met het serienummer [serienummer 2] , welke sticker scheef op de palletwagen was geplakt en bovendien eenvoudig los te maken was. Uit onderzoek door [bedrijf 1] is gebleken dat de op de palletwagen aangetroffen sticker vals/vervalst was, althans dat het op de sticker vermelde serienummer niet bij de palletwagen hoort en het juiste serienummer van de palletwagen [serienummer 1] is. Voorts volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat uit het magazijn van [benadeelde partij] eveneens een pallet met 120 kannen olie van het merk Q8 Oils type 5W30 is weggenomen.
Uit telefoongesprekken, welke in verband met een ander strafrechtelijk onderzoek werden getapt, bleek dat op 17 februari 2022 met het telefoonnummer van de verdachte meerdere gesprekken zijn gevoerd waarin werd gesproken over een palletwagen en kannen olie. Door de verdediging is niet betwist dat deze gesprekken door de verdachte zijn gevoerd.
Het hof is van oordeel dat gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de tapgesprekken, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de palletwagen en de kannen olie heeft verworven en voorhanden heeft gehad, en dat hij ten tijde van de verwerving van de palletwagen en de kannen olie wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte niet wist dat de palletwagen van misdrijf afkomstig was en hij in de veronderstelling verkeerde dat de palletwagen was afgeschreven en hij deze daarom voor € 800,- heeft overgenomen, schuift het hof als ongeloofwaardig terzijde. Uit het tapgesprek tussen de verdachte en [betrokkene 2] d.d. 17 februari 2022 te 18:41:31 uur volgt immers dat [betrokkene 2] tegen de verdachte zegt dat het
zijnlaatste werkdag is en hij de palletwagen daarom ‘voor een prikkie’ kan hebben. Voorts volgt uit het tapgesprek d.d. 17 februari 2022 te 19:32:49 uur tussen de verdachte en de heer [medeverdachte] – door wie de palletwagen uiteindelijk bij de verdachte is afgeleverd – dat [medeverdachte] de poort open moest laten staan, hij in de avond, wanneer iedereen naar huis was, het magazijn – waar geen alarm aanwezig was – binnen zou gaan, en de palletwagen zou meenemen. Naar het oordeel van het hof wist de verdachte derhalve dat de palletwagen weggenomen zou worden.
Ook het verweer van de verdediging dat de verdachte de kannen olie nooit heeft gehad, hem wel kannen olie zijn aangeboden maar hij geen interesse had, wordt door het hof als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Uit het tapgesprek tussen de verdachte en [betrokkene 2] d.d. 17 februari 2022 te 19:23:03 uur volgt immers dat door [betrokkene 2] aan de verdachte wordt gevraagd of hij kannen olie van het merk Q8 5W30, high performance over wil nemen. De verdachte vraagt vervolgens wat ‘hij’ moet hebben voor honderd stuks en vraagt of ‘hij’ een pallet op ‘die dinge’ kan zetten. [betrokkene 2] zegt vervolgens tegen de verdachte dat hij 120 kannen voor een rooitje mag hebben, maar dat dat wel onder hen moet blijven.
Uit het tapgesprek tussen de verdachte en de heer [medeverdachte] d.d. 17 februari 2022 te 19:32:49 uur volgt voorts dat [medeverdachte] de palletwagen probeert te pakken en “dan pak ik die olie mee d’r op die pallet wat je moet hebben”.
Tot slot volgt uit de tapgesprekken tussen de verdachte en [betrokkene 2] d.d. 17 en 18 februari 2022 dat de verdachte de olie en de palletwagen op 17 februari 2022 nog niet kwijt is (tapgesprek d.d. 17 februari 2022 te 20:03:42 uur), de verdachte aan [betrokkene 2] een paar kannen olie moet geven voor het regelen, omdat [verdachte] – de verdachte – makkelijk ‘vier rooie voor dat ding beurt’ (tapgesprek d.d. 18 februari 2022 te 08:32:12 uur) en de verdachte op 18 februari 2022 de pallet met 116 kannen heeft verkocht aan een handelaar voor € 9,- per kan en hij er voor zichzelf en [betrokkene 2] vier kannen af heeft gehaald, waarop [betrokkene 2] zegt dat hij ‘alleen met die kannen al € 250,- winst heeft’ en hij, wanneer hij ook nog ‘een rooitje’ winst maakt op de heftruck, ‘een goeie dag heeft gehad’ (tapgesprek d.d. 18 februari 2022 te 11:20:37 uur).
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte ook de 120 kannen olie, welke zijn weggenomen bij [benadeelde partij] , heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en dat de verdachte wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

opzetheling, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een palletwagen en kannen olie. Heling van gestolen goederen leidt ertoe dat de plegers van diefstal geldelijk voordeel kunnen trekken uit de door hen gepleegde diefstallen, terwijl deze diefstallen leiden tot financiële schade en overlast voor de eigenaren van de weggenomen goederen. De verdachte heeft een eigen handelsonderneming en weet derhalve dat extra behoedzaamheid dient te worden betracht bij het inkopen van goederen. Desondanks heeft de verdachte, zo leidt het hof af uit de in het dossier opgenomen en tot het bewijs gebezigde tapgesprekken, zonder aarzeling de gestolen palletwagen en kannen olie afgenomen en heeft hij kennelijk uitsluitend gehandeld vanuit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 februari 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij in het meer recente verleden niet onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dit verband verklaard dat hij nog steeds een eigen handelsonderneming heeft en zijn vriendin in verwachting is van hun eerste kind.
Het hof zal een lagere opleggen dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Door de heer [benadeelde] is namens de benadeelde partij [benadeelde partij] in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van
€ 12.191,23 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
Herstelkosten elektrische transpallet (heftruck) € 1.663,20
Oplaadbatterij elektrische transpallet € 1.167,38
Batterijlader elektrische transpallet € 462,60
Olie € 4.401,60
Tijdsbesteding vermiste goederen € 3.443,75
Opsporing toestel € 1.052,70
De vordering is bij vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 6.126,41 (de posten II, III, V en VI) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is voor het overige deel in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep de vordering betwist en heeft in dat verband – zo begrijpt het hof – aangevoerd dat de posten I, II, III, IV en VI dienen te worden afgewezen. Ten aanzien van post V heeft de raadsman aangevoerd dat deze post onvoldoende is onderbouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 11.023,85. Dat bedrag heeft betrekking op de posten I, III, IV, V en VI.
Met betrekking tot de posten I (herstelkosten elektrische transpallet), III (batterijlader elektrische transpallet) en IV (olie) is het hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en hetgeen namens de benadeelde partij ter toelichting op deze schadeposten naar voren is gebracht genoegzaam is gebleken dat de palletwagen niet in de staat waarin deze is weggenomen, is teruggeven aan de benadeelde partij en derhalve kosten zijn gemaakt om de palletwagen te herstellen, alsmede dat de batterijlader van de palletwagen en de olie zijn weggenomen en deze niet zijn geretourneerd aan de benadeelde partij. Het hof zal deze schadeposten derhalve toewijzen.
Ten aanzien van post V (tijdsbesteding vermiste goederen) overweegt het hof dat uit het onderzoek ter terechtzitting en hetgeen namens de benadeelde partij ter toelichting op deze schadepost naar voren is gebracht genoegzaam is gebleken waar deze kosten betrekking op hebben en dat deze kosten zijn gemaakt in de periode vanaf het moment dat is ontdekt dat de palletwagen is weggenomen, tot het moment dat aan de Nederlandse politie is medegedeeld dat de locatie van de palletwagen middels private opsporing is achterhaald en de zaak is overgedragen aan de Nederlandse politie. Het hof zal deze schadepost derhalve toewijzen.
Met betrekking tot post VI (opsporing toestel) overweegt het hof dat deze kosten door de benadeelde partij zijn gemaakt om te achterhalen alwaar de gestolen palletwagen zich bevond, en deze kosten gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad vallen onder kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:96, tweede lid onder b van het Burgerlijk Wetboek. Het hof zal derhalve ook deze schadepost toewijzen.
Met betrekking tot de post ‘oplaadbatterij elektrische transpallet’ (post II) ter hoogte van € 1.167,38 is het hof van oordeel dat, gelet op het door de verdediging gevoerde verweer dat de palletwagen, nadat deze door de verbalisanten is aangetroffen, door de vader van de verdachte naar buiten is gereden en de batterij derhalve op dat moment nog werkzaam was – hetgeen ook blijkt uit het procesdossier – de vordering onvoldoende specifiek is onderbouwd. Het hof acht het een onevenredige belasting van het strafgeding om de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen deze post nader te onderbouwen, waartoe het onderzoek ter terechtzitting heropend zou moeten worden. Dat betekent dat het hof zal bepalen dat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk is en de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof een totaalbedrag van € 11.023,85 aan schadevergoeding zal toewijzen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Beide kostenposten worden tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 11.023,85. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.023,85 (elfduizend drieëntwintig euro en vijfentachtig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
verklaart de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij]
voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 11.023,85 (elfduizend drieëntwintig euro en vijfentachtig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 tot aan de dag der voldoening en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 90 (negentig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven, griffier,
en op 17 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.