In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van feit 2, maar voor feit 1, diefstal door twee of meer verenigde personen, was hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken. De politierechter had ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van feit 2, aangezien er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak volgens artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 2 maanden had gevorderd. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal van elf douchekranen ter waarde van 1820,99 euro, die hij had weggenomen uit een winkel in Venlo. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en kwam tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht, en de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd gelast.
Het hof overwoog dat de verdachte een geraffineerde diefstal had gepleegd, waarbij hij de douchekranen had verstopt in een doos voor een toiletpot. De verdachte had een strafblad en was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meebracht dat de opgelegde straf passend was. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.