In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een minderjarige, die momenteel verblijft in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg. De minderjarige, geboren in 2008, is onder voogdij gesteld en heeft sinds medio juni 2022 gesloten jeugdhulp ontvangen. De rechtbank had eerder een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, die de minderjarige nu aanvecht. De minderjarige stelt dat de gesloten plaatsing niet in haar belang is en dat zij beter geholpen kan worden in een open setting, waar zij meer vrijheid en zelfstandigheid kan ervaren. De GI (Gecertificeerde Instelling) heeft echter zorgen over haar ontwikkeling en pleit voor voortzetting van de gesloten plaatsing om haar veiligheid en continuïteit te waarborgen. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de zorgen over de minderjarige nog steeds aanwezig zijn en dat de gesloten plaatsing noodzakelijk blijft. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de gesloten plaatsing is verlengd. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling waarin zowel de minderjarige als de GI zijn gehoord, en het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen. De minderjarige heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulp, maar dat zij een gesloten plaatsing als onwenselijk ervaart. Het hof heeft echter vastgesteld dat de zorgen over haar welzijn en ontwikkeling nog niet zijn weggenomen, waardoor de gesloten plaatsing voorlopig noodzakelijk blijft.