3.1.In overweging 2 van het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist nog enkele andere feiten vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
a. De vader van partijen, [vader van partijen] , was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [moeder van partijen] , de moeder van partijen. [geïntimeerde 1] (geboren in 1948), [geïntimeerde 2] (geboren in 1951) en [appellant] (geboren in 1954) zijn hun kinderen.
b. Vader is overleden op 5 juli 2001. Moeder, [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [appellant] zijn in het testament van vader van 22 december 1993 tot enige erfgenamen benoemd, samen en voor gelijke delen. [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [appellant] kregen uit de nalatenschap van vader een renteloze vordering van € 479.399,31 (€ 159.799,77 per persoon) op moeder.
c. Moeder is overleden op 29 oktober 2017. In haar testament van 4 juni 2013 heeft zij [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [appellant] voor gelijke delen als erfgenamen benoemd. Ze heeft, voor zover van belang, in het testament bepaald:
“RECHTSKEUZE
Ik bepaal dat op de vererving en voor zover mogelijk op de afwikkeling van mijn nalatenschap het Nederlands recht van toepassing is.
(…)
LEGITIEME PORTIE
Indien een afstammeling een beroep doet op zijn legitieme portie, sluit ik hem en zijn afstammelingen uit als erfgenamen in mijn nalatenschap(…).”
d. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben de testamentaire benoeming tot executeur aanvaard.
e. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben de nalatenschap van moeder zuiver aanvaard. [appellant] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en een beroep gedaan op zijn legitieme portie.
f. [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [appellant] hebben ter zake hun aandeel in de nalatenschap van vader in november 2017 en april 2018 elk in totaal € 135.000,- ontvangen.
Procedure bij de rechtbank
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] , na wijziging van eis en uitvoerbaar bij voorraad, dat:
1. de schenkingen aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] en in het bijzonder de schenkingen die zijn verricht in 2012 van € 100.000,- per persoon worden vernietigd voor zover de vordering van [appellant] op moeder wegens vooroverlijden van vader niet volledig kan worden betaald;
2. bepaald wordt dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] aan de nalatenschap dienen terug te betalen en voorts als executeurs van de nalatenschap aan [appellant] nog een bedrag van € 24.799,77 dienen te betalen ter zake de resterende vordering van [appellant] op moeder wegens het vooroverlijden van vader;
3. de legitimaire vordering van [appellant] wordt vastgesteld op een bedrag van [naar de rechtbank begrijpt:] € 88.392,44;
4. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] pro sé worden veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een bedrag van [naar de rechtbank begrijpt:] € 44.196,22 per persoon;
5. althans het bedrag van de legitieme portie wordt vastgesteld en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] worden veroordeeld tot betaling van de bedragen aan [appellant] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2018, althans de dag der dagvaarding;
met veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de proceskosten met wettelijke rente en nakosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd, dat hij uit de nalatenschap van vader nog recht heeft op € 24.799,77 en uit de nalatenschap van moeder op € 88.392,44. Subsidiair legt hij onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] aan zijn vorderingen ten grondslag.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben verweer gevoerd.
3.2.3.In het bestreden vonnis heeft de rechtbank:
a. de legitieme portie van [appellant] in de nalatenschap van moeder vastgesteld op € 136.209,06;
b. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] veroordeeld om ieder aan [appellant] te betalen een bedrag van € 998,25, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 12 juni 2020 tot aan de dag van volledige betaling.
De rechtbank heeft vervolgens de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de
proceskosten gecompenseerd in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Procedure bij het gerechtshof