ECLI:NL:GHSHE:2023:1297

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
200.277.680_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van dressuurpaard gekocht door professioneel dressuuramazone

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een professioneel dressuuramazone, hierna aangeduid als [appellante], tegen de vennootschap Agropecuaria Fornalis S.L. (hierna: Agro) over de non-conformiteit van een dressuurpaard dat op Grand Prix-niveau is verkocht. Het paard, [naam paard], werd op 12 april 2018 voor € 1.150.000,-- verkocht aan [appellante]. Na de levering op 20 april 2018 meldde [appellante] diverse gezondheidsproblemen, waaronder kreupelheid, en wilde zij de koopovereenkomst ontbinden. Het hof heeft eerder al geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is. De grieven van [appellante] werden in eerdere arresten deels afgewezen.

Het hof heeft deskundigenonderzoek gelast naar de medische toestand van [naam paard] en de deskundige concludeerde dat het paard op 12 en 20 april 2018 waarschijnlijk klinisch relevante afwijkingen vertoonde die de inzetbaarheid als Grand Prix dressuurpaard konden belemmeren. Het hof oordeelt dat [appellante] door de gebrekkige informatie van Agro over de gezondheid van het paard in een dwaling verkeerde, wat leidt tot de vernietiging van de koopovereenkomst. Het hof heeft de vordering van [appellante] tot terugbetaling van de koopprijs en vergoeding van gemaakte kosten toegewezen, terwijl de vordering van Agro tot schadevergoeding is afgewezen. De zaak wordt nu verder behandeld om de schadevergoeding te bepalen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.277.680/01
arrest van 25 april 2023
in de zaak van
[appellante]
handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] (Japan) en zaakdoende te [vestigingsplaats 1] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Emmen,
tegen
de vennootschap naar Spaans recht
Agropecuaria Fornalis S.L.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] (Spanje),
geïntimeerde,
hierna: Agro,
advocaat: mr. L.M. Schelstraete te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op de tussenarresten van 3 augustus 2021, 9 november 2021 en 30 augustus 2022 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen vonnis van 4 maart 2020.

11. Het verdere geding in hoger beroep

11.1 Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het laatstgenoemde tussenarrest, op grond waarvan [appellante] (naast het eerdere voorschot van € 17.760,60) een aanvullend deskundigenvoorschot van € 2.500,-- in depot heeft moeten storten;
  • het op 26 oktober 2022 gedateerde deskundigenbericht van [de deskundige] (hierna: de deskundige) inclusief bijlagen;
- de beslissing van 30 november 2022, waarbij het hof de schadeloosstelling en het loon van de deskundige heeft vastgesteld op € 20.233,50, welk bedrag (onder terugstorting van € 27,10 aan [appellante] ) uit het depot is betaald;
  • de memorie na deskundigenbericht van [appellante] ;
  • de antwoordmemorie na deskundigenbericht van Agro, met producties.
11.2 Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken van het hoger beroep en de stukken van de eerste aanleg.

12. De verdere beoordeling in beroep

Beknopte samenvatting van het voorafgaande
12.1 Het hof roept kort in herinnering dat het in dit geding gaat om het door Agro op 12 april 2018 als dressuurpaard op Grand Prix niveau aan professioneel dressuuramazone [appellante] voor € 1.150.000,-- verkochte [naam paard] . Nadat [appellante] de op 20 april 2018 aan haar afgeleverde [naam paard] vanuit Portugal naar [Academy] in Nederland had laten transporteren, is in de periode van 25 tot en met 27 april 2018 meermalen tegenover Agro aangegeven dat [appellante] vanwege (in verband met een onregelmatig geachte loop) opgedane dierenartsenbevindingen van de koopovereenkomst af wil. Naar aanleiding van een op 23 mei 2018 geconstateerde koorts is bij [naam paard] een koliek vastgesteld. In het kader van een behandeling hiervoor is op 27 mei 2018 een operatie uitgevoerd. Tijdens de operatie heeft [appellante] -na advies van een dierenarts- [naam paard] laten inslapen. Het kadaver is niet meer beschikbaar en er heeft geen post mortem plaatsgevonden.
12.2 Het hof heeft al beslist dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is met uitsluiting van het Weens Koopverdrag (rov. 3.6). Het hof heeft verder al overwogen dat de grieven 1 en 2 van [appellante] geen doel treffen (rov. 3.7) en dat de grieven 3 tot en met 8 zich toespitsen op de (door de rechtbank afgewezen) vorderingen in conventie van [appellante] om (rov. 3.3 en 3.8):
I. te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst per 26 of 27 april 2018 althans per heden is of wordt:
- primair: vernietigd,
- subsidiair: ontbonden;
II. Agro te veroordelen tot betaling van:
a. € 1.150.000,-- aan betaalde koopprijs, met wettelijke handelsrente;
b. € 19.330,65 aan voor [naam paard] gemaakte kosten, met wettelijke handelsrente;
c. de volledige proceskosten inclusief nakosten, met wettelijke rente.
Alleen als het hof tot een toewijzing van vordering I zal komen, komt tevens aan het hof voor te liggen de (voorwaardelijk ingestelde maar in eerste aanleg onbehandeld gebleven) vordering in reconventie van Agro om (rov. 3.3 en 3.5):
III. a. te verklaren voor recht dat [appellante] niet als een zorgvuldig schuldenaar heeft
gehandeld althans toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting om [naam paard] terug te geven en om [appellante] te veroordelen tot vergoeding van
€ 1.150.000,-- aan daardoor geleden schade, met wettelijke rente;
b. [appellante] te veroordelen in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
12.3 [appellante] grondt de vorderingen I en II primair op dwaling en subsidiair op non-conformiteit, stellende dat [naam paard] door afwijkingen in het rechter voorbeen op 12 respectievelijk 20 april 2018 feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard. Voor dat in beginsel op [appellante] rustende bewijs heeft het hof een deskundigenonderzoek gelast, dat wegens het ontbreken van het kadaver van de overleden [naam paard] op basis van gedocumenteerde bevindingen en beschikbaar beeldmateriaal van (andere) dierenartsen is verricht.
Deskundigenbericht
12.4 De deskundige heeft in antwoord op de hem door het hof gestelde vragen als volgt gerapporteerd:
Vraag 1. Kunt u gemotiveerd aangeven of en welke afwijkingen in het rechter voorbeen [naam paard] op 12 en/of 20 april 2018 had?
(…) [naam paard] is met grote regelmaat onderworpen aan klinisch onderzoek en diverse vormen van (geavanceerde) diagnostische beeldvorming, zowel preventief alswel op klinische indicatie. Daarmee is een grote hoeveelheid aan afwijkingen van "normaal" gediagnosticeerd in het rechtervoorbeen van [naam paard] . Veel van deze afwijkingen van "normaal" lijken niet gerelateerd geweest aan enige kreupelheid of verminderde prestatie en zijn daarom mogelijk nooit klinisch relevant geweest. (…)

1.Ongelijke, smalle en mogelijk ongebalanceerde scheve voeten/hoeven

(…) [naam paard] lijkt gedurende haar carrière regelmatig problemen met de voeten en/of het beslag te hebben. Deze problemen kunnen onstaan primair vanuit de hoef (conformatie) of door verkeerde hoefverzorging maar kunnen ook secundair zijn aan pijnlijke afwijkingen welke de biomechanische belasting van de hoef veranderen en daarmee de hoornafgroei en het afslijten van de hoef veranderen. Bijvoorbeeld zogenaamde "pijn in de achterste hoefhelft" kan het ontlasten van de achterste hoefhelft veroorzaken waardoor hoorngroei aan de achterzijde toeneemt en/of er minder afslijting plaatsvindt terwijl aan de voorzijde dit juist andersom is. Hierdoor kunnen hoeven steiler en ook nauwer worden of uit balans raken. Bij [naam paard] is regelmatig een verbetering gezien van kreupelheid door het verdoven van de achterste hoefhelft ("takken" verdoving), het is dus mogelijk dat pijnlijkheid in de achterste hoefhelft een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van deze afwijking. (…) De deskundige kan niet beoordelen welk scenario ten grondslag ligt aan deze afwijkingen bij [naam paard] , waarbij het ook mogelijk is dat er sprake is van een combinatie van deze scenarios.
(…) Volgens deskundige wordt antedatering voor de koop van deze afwijking door partijen niet betwist. Ook is deze afwijking vastgesteld gedurende de aankoopkeuring. Gezien de bevindingen gedurende de aankoopkeuring en de biologische eigenschappen van de afwijking is antedatering van deze afwijking tot voor de koop duidelijk. De mate en "ernst" van de afwijking is overigens dynamisch omdat de afwijking sterk beïnvloed wordt door de hoefverzorging, zoals ook blijkt uit de medische geschiedenis van [naam paard] .

2.Overvuld hoefgewricht

(…) Bij [naam paard] wordt vanaf maart 2017 zeer regelmatig een overvuld hoefgewricht
gediagnosticeerd. Overvulling van een gewricht ontstaat door irritatie van een gewricht door overbelasting en/of ontsteking van het gewricht. In theorie kan een overbelasting optreden door (te) veel belasting in absolute zin zoals vaak wordt toegeschreven aan de hoge athletische belasting van topsportpaarden. Het goed monitoren en op tijd ingrijpen bij zo'n overbelasting probeert dan te voorkomen dat deze paarden voortijdig hun carrière moeten afbreken door overbelasting en overmatige "slijtage". Overbelasting kan ook optreden doordat de normale belasting niet normaal verdeeld wordt over het gewricht, dit kan
bijvoorbeeld veroorzaakt worden door problemen met de hoeven zoals onder 1. aangegeven. Tot slot kan er ook sprake zijn van relatieve overbelasting indien bijvoorbeeld de onderdelen van een gewricht afwijkend zijn en daarmee een normale belasting als overbelasting ervaren wordt. Hierbij kan er ook sprake zijn van een vicieuze cirkel waarbij een relatieve overbelasting er ook weer voor zorgt dat onderdelen nog meer afwijkend worden en daarmee nog minder goed een "normale" belasting kunnen verdragen.
Overigens kunnen onstekingsprocessen zoals gevonden bij diverse gewrichtsaandoeningen ook direct de oorzaak zijn van een overvuld gewricht. Indien deze gewrichtsaandoeningen ook leiden tot structurele afwijkingen aan het gewricht kan het gewricht daarmee ook weer relatief overbelast worden. Bij aandoeningen zoals synovitis (ontsteking gewrichtskapsel) en (osteo)arthritis is vaak sprake van een combinatie van bovengenoemde factoren en kan indien niet op tijd ingegrepen wordt een viscieuze cirkel ontstaan die er voor zorgt dat problemen irreversibel en progressief worden.
(…) Volgens deskundige wordt antedatering voor de koop van deze afwijking door
partijen niet betwist. Gezien de bevindingen gedaan op MRI beelden 25 april
2018 enkele dagen na de koop, op röntgenbeelden gedurende de aankoopkeuring en vergelijkbare afwijkingen op MRI beelden voor de koop is antedatering tot voor de koop volgens deskundige zeer waarschijnlijk.

3.Geïrriteerd hoefgewrichtskapsel/verdikte synoviaalmembraan/ proliferatie

synoviaalmembraan
(…) Een geïrriteerd hoefgewrichtskapsel kan bijdragen tot een overvulling van het
gewricht (zie hierboven) en een proliferatie/verdikking van de synoviaalmembraan. Ook kan een geïrriteerd hoefgewrichtskapsel een botreactie veroorzaken zich uitend in haakvorming/osteophyten (botnieuwvorming; zie hieronder).
(…) Volgens deskundige wordt antedatering voor de koop van deze afwijking door partijen niet betwist. Gezien de bevindingen gedaan op MRI beelden 25 april 2018 enkele dagen na de koop en vergelijkbare afwijkingen op MRI beelden voor de koop en de biologische eigenschappen van de afwijking is antedatering tot voor de koop zeer waarschijnlijk.

4.Haakvorming/osteofyt/periostale botreactie voorkant distale kroon

been/hoefgewricht
(...) Volgens deskundige wordt antedatering voor de koop van deze afwijking door
partijen niet betwist. Gezien de bevindingen gedaan op MRI beelden 25 april
2018 enkele dagen na de koop en vergelijkbare afwijkingen op MRI beelden voor
de koop en de biologische eigenschappen van botnieuwvorming (14 dagen is
algemeen geaccepteerd voor antedatering van botniewvorming) is antedatering
tot voor de koop volgens deskundige duidelijk.
Klinische relevantie van geconstateerde afwijkingen
Afwijkingen worden over het algemeen klinisch relevant geacht indien er problemen ontstaan met het functioneren van het paard op het gewenste gebruiksdoel. In het geval van [naam paard] is door partijen overeengekomen dat het gebruiksdoel dressuur op een zeer hoog niveau is. Om voor een paard op dat niveau te functioneren is het belangrijk dat er geen pijnlijke belemmeringen optreden gedurende zijn of haar bewegingen. Een uiting van pijn gedurende beweging kan kreupelheid zijn. (…)
Het is duidelijk uit de processtukken dat partijen en hun deskundigen met name van
mening verschillen omtrent de diagnose en prognose van de kreupelheid van [naam paard]
zoals geconstateerd vrij snel na de levering.
Het is helaas door het overlijden van [naam paard] en het ontbreken van een postmortem
voor deskundige, en mijns inziens ieder andere deskundige, onmogelijk om met
100% zekerheid aan te geven wat de diagnose en prognose van [naam paard] is geweest in
het kader van de afwijkingen aan het rechter voorbeen op 12 en/of 20 april 2018.
Wel kan de deskundige aangeven dat het volgens hem door de combinatie van de
gevonden afwijkingen aanwezig voor en na de koop waarschijnlijk is dat er een
chronisch probleem in het hoefgewricht van [naam paard] aanwezig is op 12 en/of 20 april
2018 dat verantwoordelijk is voor de geconstateerde kreupelheid enkele dagen later.
Volgens deskundige passen de bevindingen van het kreupelheidsonderzoek na de koop (zoals belastingskreupelheid rechtsvoor, positive buigproef RV, klinische overvulling van het hoefgewricht RV, verdovingspatroon en bevindingen beeldvormende diagnostiek) bij de medische geschiedenis (kreupelheidsonderzoeken en behandelingen voor de koop) en de geconstateerde afwijkingen welke voor de koop aanwezig waren (zoals overvulling van het
hoefgewricht, irritatie gewrichtskapsel en haakvorming).
Ter verduidelijking: Het kreupelheidsonderzoek na de koop maakt het waarschijnlijk
dat de gevonden afwijkingen verantwoordelijk zijn voor de geconstateerde kreupelheid na de koop. Onder andere een verdoving van het hoefgewricht geeft relatief snel een verbetering van de kreupelheid. Dit maakt het waarschijnlijk dat afwijkingen in dat hoefgewricht zoals overvulling, irritatie van het gewrichtskapsel en haakvorming een rol spelen in de geconstateerde kreupelheid bij [naam paard] na de koop. Het is een feit dat deze afwijkingen in het hoefgewricht ook voor de koop al aanwezig waren.
De deskundige constateert ook dat [naam paard] in het verleden al diverse keren bewust of onbewust is behandeld voor deze afwijkingen. Zo is te extraheren uit de processtukken dat [naam paard] in 2017 drie keer in het hoefgewricht behandeld is met onder andere triamcinolone (een corticosteroïd). Het toedienen van triamcinolone in het hoefgewricht is volgens deskundige een invasieve niet risicoloze behandeling maar tegelijkertijd ook een geaccepteerde en geïndiceerde behandeling voor overvulling, irritatie van het gewrichtskapsel en haakvorming in het hoefgewricht. Omdat [naam paard] met kreupelheid door deze afwijkingen niet inzetbaar is in de sport en dus een belemmering van de functionaliteit heeft concludeert de deskundige dat de afwijkingen klinisch relevant zijn.
Overigens betwist de deskundige niet dat wanneer de diverse afwijkingen individueel en onafhankelijk van elkaar worden aangetroffen én er geen sprake is van kreupelheid deze afwijkingen mogelijk geen belemmering van functionaliteit geven voor een paard.
Samenvattend concludeert de deskundige dat het waarschijnlijk is dat op 12 en/of 20 april 2018 in het rechtervoorbeen van [naam paard] afwijkingen zoals ongelijke/scheve/ongebalanceerde voeten, een overvulling van het hoefgewricht, irritatie van het hoefgewrichtskapsel en haakvorming in het hoefgewricht aanwezig waren. De deskundige acht het waarschijnlijk dat deze afwijkingen in het verleden en bij de huidige koper tot kreupelheid rechtsvoor hebben geleid.
Het gegeven dat deze afwijkingen in het verleden ook al meerdere keren behandeld zijn en desondanks het problem zich opnieuw openbaart bij de nieuwe eigenaar maakt het waarschijnlijk volgens de deskundige dat deze afwijkingen ook in de toekomst weer kreupelheid rechtsvoor kunnen veroorzaken. Daarmee is de deskundige dus van mening dat de geconstateerde afwijkingen klinisch relevant zijn voor [naam paard] aangezien deze zich op hoog niveau in de dressuursport geen kreupelheid kan veroorloven.
Vraag 2. Kunt u gemotiveerd aangeven of en in hoeverre [naam paard] door die
afwijkingen in het rechter voorbeen op 12 en/of 20 april 2018 feitelijk ongeschikt
was als Grand Prix dressuurpaard?
(…) [naam paard] heeft een aantal afwijkingen in het rechter voorbeen. De deskundige wil
opmerken dat er vele paarden op hoog niveau in de paardensport goed presteren met vergelijkbare afwijkingen. Een goede medische begeleiding en het pijnvrij houden van dit soort paarden kan zorgen dat functionaliteit van deze paarden (langer) behouden blijft.
Dit betekent impliciet dat [naam paard] door die afwijkingen niet feitelijk ongeschikt is als
Grand Prix dressuurpaard. Het is namelijk mogelijk dat [naam paard] met de gevonden
afwijkingen in de toekomst periodes kent waarin [naam paard] geen kreupelheid vertoont
en daarmee in theorie ingezet kan worden als Grand Prix dressuurpaard.
Vraag 3. Wat acht u verder van belang om op te merken?
(…) De deskundige intepreteert deze vraag als zijnde dat hij hier vrij is om opmerkingen
te maken welke hij als deskundige in deze zaak van belang vindt. De deskundige
maakt en bespreekt daarom hieronder een aantal opmerkingen welke hij van belang
vindt om op te merken.

1.Verhoogd risico op ongeschiktheid als Grand Prix dressuurpaard.

Zoals bij vraag 2 is aangegeven is [naam paard] niet feitelijk ongeschikt als Grand Prix
dressuurpaard omdat het mogelijk is dat de gevonden afwijkingen in de toekomst niet gepaard gaan met kreupelheid. Het is wel een feit dat een paard met afwijkingen zoals geconstateerd bij [naam paard] een grotere kans heeft op kreupelheid dan een paard wat deze afwijkingen niet heeft.
De deskundige is van mening dat er een verhoogd risico is dat [naam paard] haar carrière als Grand Prix dressuurpaard vroegtijdig moet afbreken door de geconstateerde afwijkingen. (…)
2. Aangeboden medische informatie bij aankoopkeuring niet gebruiken.
De deskundige is van mening dat alle medische informatie welke wordt aangeboden tijdens een aankoopkeuring mogelijk relevant is. (…)
De deskundige is van mening dat de medische geschiedenis van [naam paard] , waarin in het
afgelopen jaar o.a herhaalde kreupelheid is gelocaliseerd in de hoefregio, minimaal drie behandelingen met een corticosteroïd in het hoefgewricht hebben plaatsgevonden en beeldmateriaal met consistent afwijkingen passend bij een ontstoken hoefgewricht een hoge mate van relevantie had voor de koper. Ook indien een paard op het moment van keuring geen kreupelheid laat zien blijft de medische geschiedenis relevant, een keuring is namelijk slechts een momentopname. (…)

3.Onvolledig onderzoek en/of onvolledige medische verslaglegging door

professionals.
De deskundige is van mening dat het klinisch onderzoek van [naam paard] niet altijd volledig is geweest ofwel de verslaglegging is niet volledig geweest. Daardoor ontbreekt er veel potentieel waardevolle informatie. (…)

4.Het niet communiceren met de verkoper aangaande de

behandeling/euthanasie van [naam paard] na "ontbinding" van de koop.
Het is voor deskundige onbegrijpelijk dat er geen volledige schriftelijke/mondelinge communicatie heeft plaatsgevonden tussen de koper en verkoper en/of hun professionele vertegenwoordigers aangaande de uitgebreide behandelingen van [naam paard] nadat "ontbinding van de koop" is aangegeven. Er worden diverse invasieve behandelingen toegepast zowel in de behandeling van de kreupelheid als wel de koliek van [naam paard] nadat er sprake is van "ontbinding" van de koop. Het is voor deskundige niet onbegrijpelijk dat een "eigenaar" bij een prognose van 30% voor euthanasie kiest maar ook heel begrijpelijk dat een "eigenaar", zeker wanneer de mogelijke waarde van een paard erg hoog is, niet voor euthanasie kiest. Overleg of op zijn minst een poging tot overleg in dit stadium tussen partijen was daarom wat betreft deskundige zeker op zijn plaats geweest.

5.Het niet laten uitvoeren van een post mortem

Het is voor deskundige onbegrijpelijk dat er geen post mortem is gedaan op [naam paard] . Het was duidelijk dat de koper de koop wilde "ontbinden/vernietigen" en dat deze zaak mogelijk tot een rechtsgang zou leiden. De deskundige is verontwaardigd dat de vele professionals die betrokken waren in deze zaak niet hebben aangedrongen op een post mortem van [naam paard] .

6.Informatieplicht verkoper en klinische relevantie

De deskundige is van mening dat de verkoper informatie had moeten verstrekken
aangaande de recidiverende kreupelheid rechtsvoor, de intra-articulaire behandelingen (injecties in een gewricht) en de afwijkende bevindingen van de aanvullende diagnostiek. De deskundige is van mening dat de verkoper zich ten onrechte beroept op "behoud van functionaliteit" en de problemen volledig toerekent aan verkeerde hoefverzorging. Het feit dat [naam paard] recentelijk voor de koop tot drie keer toe voor kreupelheid met corticosteroïden in hetzelfde hoefgewricht is behandeld pleit volgens deskundige niet voor behoud van functionaliteit en is daarmee impliciet klinisch relevant. Het feit dat [naam paard] vervolgens ook periodes heeft laten zien waarop deze goed presteerde en niet kreupel was is mogelijk een
argument in de risicoafweging om toch tot koop over te gaan. Maar dit betekent volgens deskundige niet dat deze informatie niet relevant was en daarom niet voor een eventuele koper van belang was.
Ook het argument dat de kreupelheid van [naam paard] alleen het gevolg was/is van
verkeerde hoefverzorging kan de deskundige niet volgen. Het lijkt deskundige
ongebruikelijk om tot drie keer toe in een een relatief korte periode een niet
risicoloze intra-articulaire behandeling toe te passen voor alleen verkeerde
hoefverzorging. Deskundige kan begrijpen dat verkeerde hoefverzorging kan leiden
tot overbelasting van het hoefgewricht met als gevolg een overvuld en geïrriteerd
hoefgewricht en mogelijk een indicatie voor intra-articulaire behandeling maar zou
terughoudend zijn om deze mogelijk secundaire hoefgewrichtsproblemen tot drie keer toe in een relatief korte periode met corticosteroïden te behandelen zonder de mogelijk primaire oorzaak te behandelen.”
Reacties van partijen op hoofdlijnen
12.5
Bij memorie na deskundigenbericht betoogt [appellante] in de kern dat de uitkomst van het deskundigenbericht haar standpunt bekrachtigt en daarvoor zelfs nieuwe informatie oplevert. Volgens [appellante] levert de non-conformiteit van [naam paard] als gebrekkig paard met afwijkingen een tekortkoming op die tot de ontbinding van de koopovereenkomst moet leiden, terwijl bovendien sprake is van dwaling die de door [appellante] ingeroepen vernietiging van de koop rechtvaardigt.
12.6
Bij antwoordmemorie na deskundigenbericht betoogt Agro in hoofdlijn dat [appellante] op grond van het deskundigenbericht niet geslaagd kan worden geacht in het op [appellante] rustende bewijs, laat staan dat de koopovereenkomst daarom is of wordt ontbonden of vernietigd. Onzekerheden daarover horen volgens Agro voor risico van [appellante] te komen nu [appellante] Agro niet heeft betrokken bij haar keuzes om [naam paard] te laten inslapen en om geen sectie op het kadaver te laten verrichten. De deskundige heeft niet over alle veterinaire informatie kunnen beschikken en heeft [naam paard] niet zelf kunnen onderzoeken, maar heeft volgens Agro desondanks niet de daardoor benodigde terughoudendheid betracht bij het trekken van zijn conclusies. Volgens Agro schept het deskundigenbericht onvoldoende duidelijkheid over een verband tussen de afwijkingen rechtsvoor en de kreupelheid van [naam paard] , en zo er al een verband mocht bestaan, acht Agro niet duidelijk welke van de vier gerapporteerde afwijkingen dat precies veroorzaakt. Volgens Agro was [naam paard] op 12 en/of 20 april 2018 niet feitelijk ongeschikt als Grand Prix dressuurpaard.
Waardering deskundigenbericht
12.7
Het hof zal uitgaan van de door de deskundige gerapporteerde professionele bevindingen, analyses en conclusies. Wat met name Agro aanvoert, levert geen concrete aanwijzingen op die het hof aan die bevindingen, analyses en conclusies van de deskundige doen twijfelen.
De deskundige heeft op basis van zijn kundigheid en professionaliteit gerapporteerd, en voor zover hij heeft gerapporteerd op basis van professionele ervaring of intuïtie, vallen daaraan niet steeds de door Agro verlangde onderbouwende of toelichtende motiveringseisen te stellen.
Dat de deskundige volgens Agro op basis van een eigen onderzoek van [naam paard] , een post mortem en meer informatie met meer zekerheid zou hebben kunnen rapporteren, maakt de door de deskundige gerapporteerde professionele vaststellingen niet anders en het deskundigenbericht niet onbruikbaar. Blijkens zijn gerapporteerde bevindingen vindt de deskundige dat hij niet met 100% zekerheid heeft kunnen rapporteren omdat hij de overleden [naam paard] zelf niet heeft kunnen onderzoeken en omdat een post mortem ontbreekt, maar meent de deskundige op basis van de hem ter beschikking gestelde gegevens, de medische voorgeschiedenis en de geconstateerde kreupelheid nadien wel verantwoord te hebben kunnen rapporteren.
Verder voldoet het deskundigenbericht naar de wijze van tot stand komen en naar inhoud aan de aan een onafhankelijk rapport te stellen eisen.
Binnen de grenzen van de mogelijkheden en de opdracht heeft de deskundige de nodige vrijheid om onderzoek te doen op de wijze die hem het beste voorkomt. In zijn rapport heeft de deskundige aangegeven en verantwoord hoe hij het onderzoek heeft gedaan, welke informatie hem ter beschikking heeft gestaan en waarop hij zijn gerapporteerde bevindingen baseert. In zijn uiteindelijke deskundigenbericht heeft de deskundige ook adequaat gereageerd op de door partijen naar aanleiding van het conceptrapport gemaakte opmerkingen en verzoeken, bijvoorbeeld door de zijdens Agro ingebrachte nadere schriftelijke reactie van [dierenarts 4] naar behoren te bespreken.
De deskundige heeft terecht niet inhoudelijk gereageerd op (partij)verzoeken of opmerkingen die het kader van zijn onderzoek naar de toenmalige afwijkingen in het rechter voorbeen van [naam paard] en de in dat verband voorgelegde vraagpunten, duidelijk te buiten gaan.
Het deskundigenbericht is deugdelijk gemotiveerd, begrijpelijk en overtuigend, niet alleen met betrekking tot zijn antwoorden op de gestelde vragen 1 en 2, maar ook wat betreft zijn opmerkingen in reactie op vraag 3. Het hof zal uiteindelijk de relevantie daarvan voor het voorliggende geschil beoordelen.
12.8
In zijn antwoord op vraag 1 concludeert de deskundige dat [naam paard] door de combinatie van de gevonden afwijkingen aan het rechter voorbeen op 12 en/of 20 april 2018 waarschijnlijk een chronisch probleem in het hoefgewricht had, dat kreupelheid kon veroorzaken en de inzetbaarheid van [naam paard] als Grand Prix dressuurpaard in de weg zou kunnen staan.
In antwoord op vraag 2 schrijft de deskundige dat [naam paard] door de aanwezige afwijkingen in het rechter voorbeen toen echter niet feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard. Blijkens zijn toelichting bedoelt de deskundige daarmee dat [naam paard] met een goede medische begeleiding en met het pijnvrij houden, nog wel periodes had kunnen kennen waarin [naam paard] zonder tekenen van kreupelheid mogelijk ingezet had kunnen worden als Grand Prix dressuurpaard.
Blijkens zijn antwoord op vraag 3 onder 1 stonden de op 12 en/of 20 april 2018 aanwezige afwijkingen aan het rechter voorbeen de inzetbaarheid van [naam paard] als Grand Prix dressuurpaard op dat moment niet in de weg, althans is dat de deskundige niet gebleken, maar liep [naam paard] door die afwijkingen toen wel een wezenlijk verhoogd risico om haar carrière als Grand Prix dressuurpaard vroegtijdig te moeten afbreken. Dat de deskundige dat risico feitelijk ook echt ingetreden zag, blijkt uit zijn reactie op hem door Agro gestelde vragen, bijvoorbeeld waar hij (op pagina 89) heeft beschreven:
“(…) Feitelijk constateert de deskundige dat de gevonden afwijkingen rechtsvoor in het kreupelheidsonderzoek en de beeldvormende diagnostiek herhaaldelijk bij [naam paard] zowel vóór de koop als na de koop gevonden worden. Daarom acht de deskundige, met zijn kennisniveau en ervaring in de kreupelheidsdiagnostiek van het paard, het waarschijnlijk dat deze afwijkingen in het verleden èn bij [hof: [appellante] ] tot kreupelheid rechtsvoor hebben geleid. (…)”
en waar de deskundige (op pagina 92) heeft beschreven:
“(…) Er zijn diverse kreupelheidsonderzoeken uitgevoerd na de koop omdat [naam paard]
kreupel was rechtsvoor. Al deze onderzoeken geven aan dat de kreupelheid zich in de hoefregio rechtsvoor bevindt, een hoefgewrichtsanaesthesie bevestigt vervolgens dat de kreupelheid zich in en rondom het hoefgewricht rechtsvoor bevindt. Er worden afwijkingen gevonden in en rondom het hoefgewricht rechtsvoor (overvulling, irritatie kapsel, haakvorming etc.) welke deze kreupelheid kunnen verklaren (…) Het is dus zeer waarschijnlijk dat er een verband is tussen de afwijkingen rechtsvoor en de kreupelheid rechtsvoor na de koop.
(…) [naam paard] heeft voor de koop meerdere keren een kreupelheid rechtsvoor gehad waarbij de diverse kreupelheidsonderzoeken de kreupelheidsoorzaak bij herhaling in de hoefregio gelokaliseerd hebben. Vervolgens is specifiek tot minimaal drie keer toe een invasieve behandeling toegepast van het hoefgewricht. Daarbij zijn ook bij herhaling dezelfde afwijkingen in en rondom dit hoefgewricht vastgesteld. Daarom is het dus waarschijnlijk dat de afwijkingen bij [naam paard] ook bij partij Agro (dus vóór de koop) tot kreupelheid hebben geleid.
Het feit dat partij Agro aangeeft dat er problemen met de hoefverzorging en balans waren bij [naam paard] past overigens ook in het beeld omdat het goed mogelijk is dat problemen met de hoefverzorging en balans resulteren in een overbelasting van het hoefgewricht wat weer kan leiden tot de gevonden afwijkingen (overvulling hoefgewricht, irritatie hoefgewrichtskapsel en haakvorming) welke bij [naam paard] zijn aangetroffen zowel vóór als ná de koop.
Samenvattend blijft de deskundige van mening dat bovenstaande constateringen het
waarschijnlijk maken dat er een verband bestaat tussen de afwijkingen rechtsvoor en de kreupelheid rechtsvoor vóór en ná de koop. (…)”
12.9
De antwoorden van de deskundige in onderling verband en samenhang beziend, is voor het hof voldoende komen vast te staan dat [naam paard] door haar destijds aanwezige klinisch relevante afwijkingen in het rechter voorbeen beschikte over een gesteldheid die haar inzetbaarheid als Grand Prix dressuurpaard voorzienbaar en wezenlijk beperkte, althans kon gaan beperken. [appellante] heeft hierover bij het sluiten van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken gehad en zou de overeenkomst zonder die dwaling niet hebben gesloten. Als professioneel dressuuramazone (paardensport) heeft [appellante] [naam paard] immers nadrukkelijk gekocht met het oog op deelname aan wedstrijden op Grand Prix niveau.
12.1
[appellante] stelt dat haar dwaling te wijten is aan destijds door Agro gedane mededelingen dat [naam paard] geschikt was als dressuurpaard op Grand Prix niveau en door de bewuste verzwijging van de in 2017 door [naam paard] ondergane behandelingen, hetgeen Agro betwist. Het hof gaat evenwel aan deze betwisting voorbij. Agro heeft [naam paard] immers nadrukkelijk verkocht als dressuurpaard op Grand Prix niveau (rov. 3.11.1 - 3.11.3). Bovendien had Agro [appellante] zelf destijds nadrukkelijk en gericht behoren te informeren over eerder in november 2017 door [de dierenkliniek] verricht onderzoek naar (tekenen van) kreupelheid aan het rechter voorbeen van [naam paard] . Agro voert aan dat [appellante] zich bij aankoop heeft laten bijstaan door professioneel [bemiddelaar] en gerenommeerd [dierenarts 1] en dat vooraf nadrukkelijk de gelegenheid is geboden voor onderzoek, keuring en inzage in allerhande beschikbare medische informatie van [naam paard] , maar het hof verwerpt dit verweer. Het hof ziet geen aanleiding om nu terug te komen op of anders te oordelen dan wat daarover al eerder is overwogen en beslist, namelijk kort samengevat: dat Agro daarmee nog niet heeft voldaan aan de op haar rustende mededelingsplicht en dat Agro ter ontkenning van haar aansprakelijkheid aan [appellante] daarom niet de schending van een eigen onderzoeksplicht mag tegenwerpen (rov. 3.12.1 en 3.12.2). Meer algemeen ziet het hof dit oordeel ook bevestigd waar de deskundige in antwoord op vraag 3 onder 6 rapporteert -samengevat- dat Agro als verkoper vooraf in ieder geval informatie had moeten verstrekken over de recidiverende kreupelheid rechtsvoor, de intra-articulaire behandelingen (injecties in een gewricht) en de afwijkende bevindingen van de aanvullende diagnostiek, en ten onrechte heeft nagelaten te vermelden dat [naam paard] relatief kort voordien tot drie keer toe voor kreupelheid met corticosteroïden in hetzelfde hoefgewricht was behandeld.
12.11
Voor zover Agro de wedstrijdhistorie van [naam paard] inroept en benadrukt dat [naam paard] laatstelijk in maart 2018 nog op Grand Prix niveau heeft gepresteerd, doet dat het hof niet anders oordelen. De deskundige heeft hierover onder meer (op pagina 94) geschreven:
“(…) Een paard is een levend wezen en het niet hebben van kreupelheid op hoog of laag niveau in de sport is geen enkele garantie op geen kreupelheid in de toekomst.
(…) Overigens is de deskundige zoals ook al eerder aangegeven van mening dat [naam paard] juist relatief weinig is uitgebracht op het hoogste niveau en lange onderbrekingen laat zien in het internationale wedstrijdverleden. De deskundige kan daaruit niet concluderen dat er problemen met [naam paard] waren omdat er ook andere redenen kunnen zijn waarom een paard minder dan in eerdere jaren wordt uitgebracht. Omgekeerd concluderen dat [naam paard] jarenlang succesvol is op het hoogste niveau maar in lage/sterk afgenomen deelname frequentie en daarom geen problemen heeft is eveneens niet correct. (…)”
Vordering I van [appellante]
12.12
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof vordering I primair toewijsbaar. Voor zover [appellante] meent dat de vernietiging al buitengerechtelijk is ingeroepen bij WhatsApp van 26 april 2018 of bij brief van 27 april 2018 kan het hof [appellante] daarin echter niet volgen. In die WhatsApp heeft [medewerker academy] immers slechts geschreven:
“(…) [appellante] ask you for returning of the sales or at least a good compensation of the price and the costs she has to make now. Looking forward to your answer.”
De WhatsApp bevat geen verklaring die redelijkerwijs als een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring kan worden begrepen.
In de brief heeft [appellante] slechts geschreven:
“(…) I am formally confirming the dissolving of the purchase contract of 12 April 2018 of the horse [naam paard] as per 26 April 2018, at least in any case per today (…)
The horse [naam paard] does not comply with the purchase contract and has veterinary problems (…)
I am summoning you to reimburse the purchase price within 10 days from today and I am summoning you to pick up the horse [naam paard] in [vestigingsplaats 1] (The Netherlands), (…) within 10 days from today, of course only after reimbursement and after receivement of the purchase price. (…)”
Voor zover die brief al een verklaring bevat, kan dat hooguit worden begrepen als een verklaring om te ontbinden (‘dissolve’) wegens non-conformiteit (‘not comply with the purchase contract’), maar is dat onvoldoende om te kunnen begrijpen als een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring wegens dwaling.
Het hof zal dan ook verklaren voor recht dat de koopovereenkomst wordt vernietigd.
12.13
Omdat vordering I primair zal worden toegewezen, komt het hof aan een beoordeling van vordering I subsidiair niet toe. Nu het beroep in zoverre slaagt, komen ook vordering II van [appellante] en -wegens het intreden van de daartoe gestelde voorwaarde- de door Agro ingestelde vordering III aan het hof voor te liggen. Bovendien moet het hof door de devolutieve werking van het beroep in zoverre de in eerste aanleg opgevoerde maar door de rechtbank onbehandeld gelaten of verworpen verweren of grondslagen die in beroep niet zijn prijsgegeven, van rechtswege onderzoeken.
Vordering II.a van [appellante]
12.14
Nu de vernietiging terugwerkt tot het tijdstip waarop de koopovereenkomst werd gesloten, is -in het verlengde van de toe te wijzen vordering I- ook de onder II.a door [appellante] gevorderde (terug)betaling van € 1.150.000,-- aan betaalde koopprijs toewijsbaar. Omdat [naam paard] wegens het ontbreken van een geldige overdrachtstitel achteraf bezien altijd eigendom is gebleven van Agro, blijkt [appellante] die koopprijs immers onverschuldigd aan Agro te hebben betaald. Nu vordering II.a niet op basis van een handelsovereenkomst maar op de wettelijke grond van onverschuldigde betaling zal worden toegewezen, is de daarover vanaf 7 mei 2018 gevorderde wettelijke handelsrente echter niet toewijsbaar, maar zal het hof daarover de wettelijke rente toewijzen en wel vanaf de dag van de inleidende dagvaarding: 17 juli 2018.
Vordering II.b van [appellante]
12.15
Onder II.b vordert [appellante] betaling van € 19.330,65 aan voor [naam paard] gemaakte kosten. Nu [appellante] [naam paard] niet te kwader trouw heeft aangenomen, heeft [appellante] op grond van artikel 6:207 BW binnen de grenzen van de redelijkheid recht op vergoeding van de kosten van ontvangst en teruggave van [naam paard] en van tussentijdse uitgaven die zouden zijn uitgebleven als [naam paard] niet zonder rechtsgrond zou zijn ontvangen.
12.16
[appellante] onderbouwt de onder II.b gevorderde hoofdsom van € 19.330,65 incl. BTW met de navolgende facturen:
18060140 van 12 juni 2018 waarbij [veterinair centrum] een totaalbedrag in rekening heeft gebracht van € 2.924,05;
51782707 van 11 juni 2018 waarbij [Academy] een totaalbedrag in rekening heeft gebracht van € 15.156,38;
51782804 van 28 juni 2018 waarbij [Academy] een totaalbedrag in rekening heeft gebracht van € 1.250,22.
12.17
Met betrekking tot de bij die aan [appellante] uitgebrachte facturen A, B en C in rekening gebrachte posten overweegt het hof in het licht van de betwisting door Agro in het bijzonder het hiernavolgende. Naast de voornoemde -op de artikelen 6:200 en 6:207 BW gebaseerde- uitgangspunten, betrekt het hof daarbij in het bijzonder ook de op die facturen A, B en C beschreven toelichtingen en de door [appellante] aan Agro verstrekte onderliggende facturen.
12.18
Agro zegt uit bij de facturen A, B en C in rekening gebrachte posten niet te kunnen afleiden dat deze op [naam paard] betrekking hebben, maar het hof verwerpt dit verweer. Factuur A vermeldt nadrukkelijk dat het
“Animal: [naam paard] ”betreft. Factuur B vermeldt nadrukkelijk dat het
“Expenses horse [naam paard] ”bevat. Factuur C vermeldt twee setjes van drie posten, vermeldt bij de eerste van elk setje nadrukkelijk de naam
“ [naam paard] ”en betreft de periode dat [naam paard] bij [Academy] heeft gestaan.
12.19
Factuur A vermeldt verder aan [appellante] gefactureerde kosten voor -kort gezegd- de op 26 en 27 mei 2018 uitgevoerde behandeling en operatie van [naam paard] en in dat verband verstrekte medicatie en kosten voor afvoer en vernietiging van het kadaver. Voor zover Agro als verweer opwerpt dat een causaal verband tussen enige tekortkoming van haar en dergelijke kosten van [appellante] ontbreekt en dat zij die kosten niet zou hebben gemaakt, laat dat onverlet dat het binnen de grenzen van de redelijkheid door [appellante] gemaakte kosten tot behoud/verzorging van [naam paard] betreft die voor vergoeding in aanmerking komen op de voet van artikel 6:207 BW of artikel 6:200 BW, welk laatste artikel recht geeft op vergoeding van schade die voortvloeit uit behoorlijke zaakwaarneming.
12.2
Tegen de aan [appellante] uitgebrachte facturen B en C werpt Agro tevens op dat deze ook kosten bevatten die aan derden in rekening zijn gebracht. Agro weerspreekt echter niet (voldoende) gemotiveerd dat de facturen B en C aan [appellante] zijn uitgebracht en uiteindelijk door [appellante] zijn betaald, ook voor zover het blijkens de door [appellante] aan Agro verstrekte onderliggende facturen gaat om kosten die derden oorspronkelijk aan [Academy] in rekening hebben gebracht.
12.21
Tegen de bij factuur B in rekening gebrachte posten
“ [hoefsteun] ”en
“ [veterinair centrum B] ”voert Agro aan dat [Academy] die kosten bij correctiefactuur 51782753 van 19 juni 2018 voor € 2.996,92 aan [appellante] heeft gecrediteerd. Nu die creditering volgens Agro evenwel zijn grond vindt in de omstandigheid dat [appellante] die kosten al rechtstreeks had betaald, betreft het daadwerkelijk door [appellante] gemaakte kosten.
12.22
Agro betwist de bij factuur B in rekening gebrachte twee posten
“ [het hotel] ”, de gefactureerde post
“ [transport] + toll + meals”, de gefactureerde post
“ [transport] ”en de gefactureerde post
“ [paardentrailer] ”. De door Agro gegeven toelichting dat deze posten betrekking hebben op het transport van [naam paard] van Portugal naar Nederland, vormt echter een onvoldoende gemotiveerde weerspreking ervan. Die door Agro gegeven toelichting en haar tegenwerping dat een causaal verband tussen enige tekortkoming van Agro en dergelijke kosten van [appellante] ontbreekt, laten allebei onverlet dat het binnen de grenzen van de redelijkheid door [appellante] gemaakte kosten van ontvangst van [naam paard] betreft. Dat dergelijke kosten volgens Agro op grond van de overeenkomst voor risico van [appellante] horen te komen, doet er niet aan af dat [appellante] door de vernietiging van de overeenkomst op grond van de wet (artikel 6:207 BW) recht heeft op vergoeding van deze kosten. [appellante] zou deze immers niet hebben gemaakt wanneer een overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen.
12.23
Voor zover Agro de bij factuur B in rekening gebrachte (tussen 19 april 2018 en 22 april 2018 gemaakte) creditcardkosten, kosten voor een overnachting op 21/22 april 2018 in
“ [hotel A] ”en voor een overnachting op 22/23 april 2018 in
“ [Hotel B] ”zegt te betwisten, vermag het hof niet in te zien hoe deze kosten in factuur B zijn verwerkt. Dit verweer kan daarom al niet aan de vordering van [appellante] afdoen.
Ook veronderstellend dat deze kosten in factuur B zijn verwerkt, kan dit verweer trouwens niet aan de vordering van [appellante] afdoen. Bij gebreke van een voldoende verdere weerspreking gaat het dan immers om binnen de grenzen van de redelijkheid door [appellante] gemaakte kosten van ontvangst van [naam paard] die op de voet van artikel 6:207 BW voor vergoeding in aanmerking komen.
12.24
Agro betwist de bij factuur B in rekening gebrachte posten
“ [veterinair centrum B] ”en
“ [dierenarts 4] ”. Blijkens de onderliggende facturen betreft dit op 20 april 2018 respectievelijk 5 april 2018 gefactureerde kosten in verband met de aankoopkeuring van [naam paard] die op 3 april 2018 heeft plaatsgehad. Nu [appellante] deze kosten ook zonder de latere ontvangst van [naam paard] en de nadien ten behoeve van [naam paard] gedane uitgaven zou hebben gemaakt, komen deze kosten bij gebreke van een voldoende causaal verband daarmee niet op de voet van artikel 6:207 BW voor vergoeding door Agro in aanmerking. Het hof zal de daarvoor bij factuur B aan [appellante] in rekening gebrachte (€ 2.381,-- excl. 21% BTW + € 1.320,-- excl. 21% BTW = incl. BTW: € 2.881,01 + € 1.597,20 =) € 4.478,21 afwijzen.
12.25
Agro betwist de bij factuur B in rekening gebrachte post
“Business translation service”. Blijkens de onderliggende factuur betreft dit op 6 april 2018 gefactureerde tolk-vertaalkosten die tijdens de onderhandelingen in de aanloop naar het sluiten van de koop van [naam paard] zijn gemaakt. Ook deze kosten zou [appellante] zonder de latere ontvangst van [naam paard] en de nadien ten behoeve van [naam paard] gedane uitgaven hebben gemaakt, zodat ook deze kosten bij gebreke van een voldoende causaal verband daarmee niet op de voet van artikel 6:207 BW toewijsbaar zijn. Het hof zal de hiervoor bij factuur B aan [appellante] in rekening gebrachte (€ 220,-- excl. 21% BTW = incl. BTW) € 266,20 afwijzen.
12.26
Agro betwist de bij factuur B in rekening gebrachte post
“ [dierenkliniek] ’ ”, maar blijkens de onderliggende factuur betreft dit een consult, MRI’s en medicatie op 25 april 2018 voor een paard. In het licht van de vaststaande feiten oordeelt het hof voldoende aannemelijk dat deze kosten ten behoeve van [naam paard] werden gemaakt.
12.27
Het hof gaat voorbij aan de betwisting door Agro van de twee bij factuur B in rekening gebrachte posten
“ [dierenarts 2] ”. Blijkens de onderliggende facturen betreffen die immers een mankheidsonderzoek en medicatie van [naam paard] op 25 april 2018 en een medische behandeling en medicatie van [naam paard] op 30 april 2018.
12.28
De bij factuur B in rekening gebrachte -door Agro betwiste- post
“Vet Dierenartsen [vestigingsplaats 1] ”ad € 256,28 excl. 21% BTW is toewijsbaar omdat het blijkens de onderliggende factuur kosten betreft ten behoeve van medische onderzoeken en medicatie van [naam paard] op 23 en op of omstreeks 26 mei 2018.
12.29
Waar Agro er terecht op wijst dat een onderliggende factuur en een verdere toelichting ontbreken, oordeelt het hof de bij factuur B in rekening gebrachte post
“Transport [dierenarts 2] - [de dierenkliniek] - [vestigingsplaats 1] ”evenwel niet voldoende aannemelijk gemaakt. Het hof zal de daarvoor bij factuur B aan [appellante] in rekening gebrachte (€ 357,75 excl. 21% BTW = incl. BTW) € 432,88 afwijzen.
12.3
Bij gebreke van een voldoende betwisting voor het overige, oordeelt het hof op grond van het voorgaande vordering II.b toewijsbaar voor:
factuur A: € 2.924,05
factuur B: (€ 15.156,38 - € 4.478,21 -
€ 266,20 - € 432,88 =) € 9.979,09
factuur C:
€ 1.250,22
totaal: € 14.153,36.
Nu deze vordering II.b niet op basis van een handelsovereenkomst maar op de wettelijke grond van onverschuldigde betaling dan wel kosten van zaakwaarneming zal worden toegewezen, is de daarover vanaf 7 mei 2018 gevorderde wettelijke handelsrente niet toewijsbaar, maar zal het hof daarover de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag van de inleidende dagvaarding: 17 juli 2018.
Vordering III van Agro
12.31
Agro vordert onder III.a te verklaren voor recht dat [appellante] niet als een zorgvuldig schuldenaar heeft gehandeld althans toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting om [naam paard] terug te geven en om [appellante] te veroordelen tot vergoeding van € 1.150.000,-- aan daardoor geleden schade, met wettelijke rente.
12.32
Nu [naam paard] wegens het ontbreken van een geldige overdrachtstitel achteraf bezien altijd eigendom is gebleven van Agro, heeft Agro in beginsel recht op teruggave van [naam paard] . Die teruggave is echter feitelijk niet meer mogelijk. De vraag is in hoeverre [appellante] hiervoor schadeplichtig is. Naar het oordeel van het hof staat in ieder geval vast dat [appellante] , door [naam paard] zonder medeweten en instemming van Agro te laten overlijden, niet als een zorgvuldig schuldenaar heeft gehandeld. Voor zover [appellante] stelt [naam paard] tijdens de operatie op advies van de dierenarts te hebben laten inslapen, blijkt wel dat zij die keuze na advies van de dierenarts heeft gemaakt, maar niet wat dat advies concreet heeft ingehouden. Blijkens daarvan opgemaakte verslagen heeft [appellante] uiteindelijk besloten tot euthanasie van [naam paard] toen tijdens een koliekoperatie bleek van zodanige bevindingen:
“(…) dat bij volledig uitvoeren van de operatie de prognose max 30 % was. (…)”
immers:
“Partial resection in abnormal tissue is the only option, however very poor prognosis (approximately 30%), high risk of endotoxemia and peritonitis.”
Ongeacht wat het advies van de dierenarts concreet heeft ingehouden, had [appellante] evenwel moeten beseffen dat zij Agro ten minste had behoren te informeren -en zo nodig- raadplegen naar aanleiding van de op 26 mei 2018 bij [naam paard] geconstateerde koliek, haar vervolgens verslechterende gezondheidssituatie, de daarop gevolgde operatie en de uiteindelijk zelfs voorliggende keuze om [naam paard] definitief te laten inslapen. Dit geldt nog temeer nu [appellante] zelf al meermalen nadrukkelijk had aangegeven dat zij van de koop af wilde.
Dat [appellante] voldoening aan de voornoemde informatieplicht in het belang van [naam paard] en vanwege eerdere afhoudende en ontijdige reacties van Agro zegt te hebben nagelaten en zelfs geen enkele poging daartoe heeft gedaan, levert voor [appellante] naar het oordeel van het hof geen overmacht op. Niet voldoende aannemelijk is geworden dat [appellante] of haar zaakwaarnemer in redelijkheid hiertoe geen contact hadden kunnen zoeken.
12.33
Het voorgaande brengt mee dat het hof op vordering III.a van Agro de verklaring voor recht zal uitspreken dat [appellante] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting om als een zorgvuldig schuldenaar te handelen. Dat verplicht [appellante] ook tot de onder III.a gevorderde vergoeding van de schade die Agro door de tekortkoming van [appellante] lijdt. Met het oog op de door Agro met vordering III.a verlangde schadevergoeding, overweegt het hof het navolgende.
12.34
Voor zover Agro meent recht te hebben op vergoeding van schade ten bedrage van de aankoopsom of door handelen of nalaten van (hulppersonen van) [appellante] dat plaatshad in de aanloop naar de koop op 20 april 2018, kan het hof Agro daarin niet volgen. De door Agro geleden schade vindt zijn oorzaak niet in enig aan [appellante] toerekenbaar handelen of nalaten in de aanloop naar de koop op 20 april 2018, maar in het overlijden van [naam paard] op of omstreeks 27 mei 2018. Dat overlijden staat ook niet in direct of condicio sine qua non-verband met aanwezige klinisch relevante afwijkingen in het rechter voorbeen van [naam paard] , maar in relatie tot de operatie naar aanleiding van de eerst op 26 mei 2018 bij [naam paard] geconstateerde koliek. Nu (achteraf) blijkt dat [naam paard] ook na 20 april 2018 eigendom is gebleven van Agro, komt de openbaring van een koliek in beginsel voor rekening van Agro. Dat het ontstaan van de koliek zijn oorzaak vindt in een aan [appellante] toerekenbaar tekortschieten in de verzorging van [naam paard] is niet gesteld of gebleken.
12.35
Het Hof overweegt verder als volgt.
12.35.1
Het hof kan met betrekking tot de causaliteits- en schadevraag in hoofdlijn een drietal situaties onderscheiden:
Allereerst speelt de vraag of Agro, bij melding van de operatie en het daarbij gegeven advies van de uitvoerend dierenarts, redelijkerwijs ook zou hebben besloten tot euthanasie van [naam paard] . Indien dat zo zou zijn geweest, is de vraag in hoeverre een causaal verband bestaat tussen het tekortschieten van [appellante] en het ontstaan van de schade.
Indien melding zou zijn gemaakt van de behandeling van [naam paard] en Agro zou hebben afgezien van euthanasie, is de vraag hoe groot de kans is dat [naam paard] de operatie die op dat moment werd uitgevoerd uiteindelijk wel of niet zou overleven.
Indien Agro zou hebben afgezien van euthanasie en [naam paard] zou de operatie hebben overleefd, dan doet zich de vraag voor of [naam paard] als gevolg van de ondergane operatie nog geschikt zou zijn om als dressuurpaard op Grand Prix bereden te worden. Zo niet, dan is de vraag of niet slechts de restwaarde voor vergoeding in aanmerking kan komen, en daarmee de vraag wat die restwaarde in dat geval zou zijn geweest.
12.35.2
Zowel in het onder a) genoemde geval als in de onder b) en c) genoemde gevallen speelt verder de vraag of, en zo ja: welke, consequenties moeten worden verbonden aan de omvang van een schade, wanneer het bestaan daarvan afhankelijk is van een bepaalde kans.
12.36
Het hof wil partijen de gelegenheid geven om bij gelegenheid van een te bepalen mondelinge behandeling hun standpunten ten aanzien van de schade nader toe te lichten en, zo zij dat wensen, met bescheiden te onderbouwen. Gelet op de vragen die ten aanzien van de omvang van de door Agro geleden schade nog spelen, wil het hof ook met partijen van gedachten wisselen over de verdere afwikkeling van het geschil, waaronder de wenselijkheid van nader advies van deskundigen. Tot slot wil het hof onderzoeken of partijen op basis van de in dit arrest opgenomen (voorlopige) uitgangspunten zelf tot een regeling van het geschil kunnen komen. Het hof houdt nu iedere verdere beslissing aan.
13. De uitspraak
Het hof:
bepaalt dat partijen – natuurlijke personen in persoon en rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is – vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen voor dit hof, dat daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door het hof te bepalen datum, met de hiervoor onder rov. 12.35 en 12.36 vermelde doeleinden;
bepaalt dat de advocaten de zaak desgewenst aan het begin van de zitting maximaal 10 minuten mogen toelichten aan de hand van spreeknotities;
verwijst de zaak naar de rol van 9 mei 2023 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten in de periode van juni tot en met november 2023;
bepaalt dat het hof na genoemde roldatum dag en uur van de zitting zal vaststellen;
verzoekt partijen kopieën van de in te brengen bescheiden uiterlijk tien dagen voor de zitting te doen toekomen aan de wederpartij en aan het hof;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 april 2023.
griffier rolraadsheer