[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Rijnmond - Hoogvliet Stadsgev. R'dam te Hoogvliet Rotterdam.
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 primair en feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde en ter zake van:
- medeplichtigheid aan het medeplegen van: voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten (feit 1, subsidiair) en
- poging tot: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (feit 2, meer subsidiair),
veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,00, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Door en namens de verdachte is integrale vrijspraak van het tenlastegelegde betoogd. Tevens heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 07 augustus 2018, in elk geval op of omstreeks 07 augustus 2018, te Meerkerk, gemeente Zederik, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) assimilatielampen met armatuur (122) en/of transformatoren (122) en/of slakkenhuizen (14) en/of dompelpompen (12) en/of koolstoffilters (10) en/of ventilatoren (8) en/of pH-meters (6) en/of opticlimates (5) en/of CO2 boosters (4) en/of luchtafzuigers (4) en/of snelheidsregelaars (2) en/of een schakelbord, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte (en diens mededader(s)) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
subsidiair
een onbekend gebleven persoon in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 07 augustus 2018, in elk geval op of omstreeks 07 augustus 2018, te Meerkerk, gemeente Zederik, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) assimilatielampen met armatuur (122) en/of transformatoren (122) en/of slakkenhuizen (14) en/of dompelpompen (12) en/of koolstoffilters (10) en/of ventilatoren (8) en/of pH-meters (6) en/of opticlimates (5) en/of CO2 boosters (4) en/of luchtafzuigers (4) en/of snelheidsregelaars (2) en/of een schakelbord, voorhanden heeft gehad, waarvan deze onbekend gebleven persoon (en diens mededader(s)) wist(en)/moest(en) weten of ernstige reden had(den)/moest(en) hebben te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks voornoemde periode, in elk geval op of omstreeks 07 augustus 2018, te Meerkerk, gemeente Zederik, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door een of meer ruimtes van/in zijn bedrijfspand ( [adres 2] ) ter beschikking te stellen en/of te laten gebruiken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 07 augustus 2018, in elk geval op of omstreeks 07 augustus 2018, te Meerkerk, gemeente Zederik, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een elektriciteitswerk- een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een bedrijfspand op/aan [adres 2] - heeft vernield en/of beschadigd en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van dat elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, immers heeft verdachte en/of (een of meer van) diens mededader(s) in genoemd bedrijfspand de verzegeling van het deksel en/of het deksel (zelf) van de hoofdaansluitkast van voormelde elektriciteitsmeter verbroken of laten verbreken en/of geopend of laten openen en/of verwijderd of laten verwijderen en/of (vervolgens) een aansluiting voor (de hoofdbeveiliging van) de elektriciteitsmeter bijgeplaatst of laten bijplaatsen en/of aangesloten of laten aansluiten;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 07 augustus 2018, in elk geval op of omstreeks 07 augustus 2018, in een bedrijfspand ( [adres 2] ) te Meerkerk, gemeente Zederik, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) hoeveelhe(i)d(en) elektriciteit, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of diens mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, immers heeft verdachte en/of (een of meer van) diens medededader(s) in genoemd bedrijfspand de verzegeling van het deksel en/of het deksel (zelf) van de hoofdaansluitkast van een elektriciteitsmeter verbroken of laten verbreken en/of geopend of laten openen en/of verwijderd of laten verwijderen en/of (vervolgens) een aansluiting voor (de hoofdbeveiliging van) die elektriciteitsmeter bijgeplaatst of laten bijplaatsen en/of aangesloten of laten aansluiten;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 07 augustus 2018, in elk geval op of omstreeks 07 augustus 2018, in een bedrijfspand ( [adres 2] ) te Meerkerk, gemeente Zederik, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om (een) hoeveelhe(i)d(en) elektriciteit, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, in genoemd bedrijfspand de verzegeling van het deksel en/of het deksel (zelf) van de hoofdaansluitkast van een elektriciteitsmeter heeft verbroken of heeft laten verbreken en/of heeft geopend of heeft laten openen en/of heeft verwijderd of heeft laten verwijderen en/of (vervolgens) een aansluiting voor (de hoofdbeveiliging van) die elektriciteitsmeter heeft bijgeplaatst of heeft laten bijplaatsen en/of heeft aangesloten of heeft laten aansluiten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op of omstreeks 07 augustus 2018, te Meerkerk, gemeente Zederik voorwerpen, te weten assimilatielampen met armatuur (122) en transformatoren (122) en slakkenhuizen (14) en dompelpompen (12) en koolstoffilters (10) en ventilatoren (8) en pH-meters (6) en opticlimates (5) en CO2 boosters (4) en luchtafzuigers (4) en snelheidsregelaars (2) en een schakelbord, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2.primair
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 07 augustus 2018 te Meerkerk, gemeente Zederik, opzettelijk een elektriciteitswerk- een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een bedrijfspand aan [adres 2] - heeft beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, immers heeft verdachte in genoemd bedrijfspand de verzegeling van het deksel en het deksel (zelf) van de hoofdaansluitkast van voormelde elektriciteitsmeter verbroken en/of verwijderd en een aansluiting voor (de hoofdbeveiliging van) de elektriciteitsmeter bijgeplaatst en aangesloten;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
1. Een proces-verbaal van betreden pand ter inbeslagneming d.d. 8 augustus 2018, dossierpagina’s 34-35, betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 34)
Op dinsdag 7 augustus 2018 werd door mij verbalisant voor een onderzoek op grond van artikel 9 van de Opiumwet in het bedrijfspand, gelegen aan [adres 2] , binnengetreden. Tijdens het onderzoek kwam een fraudespecialist van [benadeelde] ter plaatse om onderzoek ter verrichten aan de elektra van het pand. Door hem werd geconstateerd dat er oneigenlijke aanpassingen waren gemaakt in de meterkast en werd het pand afgesloten van elektriciteit.
(dossierpagina 35)
Tijdens het onderzoek in dit pand werd het volgende in beslag genomen:
Een volledige inrichting van een hennepkwekerij.
2. Een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 7 augustus 2018, dossierpagina 36, opgemaakt door van verbalisant [verbalisant 2] voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Adres: [adres 2]
Postcode/plaats: [adres 2]
Datum en tijd: 7 augustus 2018, 10:00 uur
Beslagene
[verdachte] , geboren [geboortedag] 1967, [adres 3] .
Beslag
122 assimilatielampen met armatuur
122 transformatoren
Eigenaar/Houder/Rechthebbende
[verdachte] , voornoemd.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2018, dossierpagina’s 42-45, betreffende de verklaring van U. Mehmet namens [benadeelde] , voor zover inhoudende:
Ik ben als fraudespecialist in dienst van [benadeelde] , belast met de opsporing van strafbare feiten gericht tegen [benadeelde] en tevens bevoegd tot het doen van aangifte.
Ik doe aangifte van:
Incident: Veroorzaken gevaarlijke situatie
Incident: Diefstal al dan niet door middel van braak of verbreking
Datum: 07-08-2018 omstreeks 11:44 uur
Adres: [adres 2]
Postcode/Plaats: [adres 2]
Naam: [bedrijf 1]
(pagina 43)
Op 07-08-2018 omstreeks 11:44 uur was ik tezamen met politieambtenaren van Dienst Landelijke Recherche, Team 16 bij het pand [adres 2] .
Het betrof een Bedrijfsruimte.
Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van [benadeelde] en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken en verwijderd was. Tevens was het deksel van de hoofdaansluitkast verwijderd. Ik zag dat het deksel in de meterkast lag. Ik zag dat er aan de onderzijde van de hoofdzekering(en) een illegale aansluiting was bijgeplaatst en aangesloten. Deze illegale aansluiting zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze illegale aansluiting werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Uit bovenstaande bevindingen bleek dat met het aanbrengen van de illegale aansluiting er nadeel is ontstaan voor [benadeelde] door een niet geregistreerd elektriciteitsverbruik. Bij het volgen van die illegale aansluiting zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeling van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerijen ongemeten van elektriciteit werden voorzien.
4. Het rapport van visuele waarneming elektrische installatie meterkast d.d. 8 augustus 2018 (dossierpagina’s 49 t/m 52), opgemaakt door de deskundige U. Mehmet, fraudespecialist [benadeelde] voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
(pagina 49)
Nadat de politieambtenaren van de politie eenheid Rotterdam de hennepkwekerij hadden aangetroffen werd [benadeelde] verzocht de elektriciteitsvoorziening in onderstaand pand c.q. perceel te controleren.
Datum/tijd: 7-8-2018
Pleegadres: [adres 2] .
(pagina 50)
Geconstateerd in de meterkast:
Hoofdaansluitkast open of geopend geweest
Ik heb waargenomen dat het deksel van de hoofdaansluitkast open was of geopend is geweest. Wanneer het deksel van de hoofdaansluitkast open is, is er kans op directe aanraking van onder spanning staande delen.
(pagina 51)
Geconstateerd in de meterkast:
Illegale aftakking voor de hoofdbeveiliging en op secundaire leiding.
Ik heb waargenomen dat er sprake is van een illegale aftakking in de hoofdaansluitkast voor de hoofdbeveiliging en op de secundaire leiding. In deze situatie is de installatie pas beveiligd in de hoofdaansluitkast. De installatie kan nu belast worden en de overbelasting wordt niet op tijd automatisch afgeschakeld. Het gevolg is warmte ontwikkeling en het ontstaan van kans op brand.
Het grootste risico is gelegen in het verbranden van leidingen en het dan ontstaan van een
kortsluiting. Bij een kortsluiting is de kans groot dat de secundaire leiding kan wegbranden. De mate van wegbranden is afhankelijk van de opbouw, aanleg en lengte van de secundaire leiding en grootte van de beveiliging in de kabelkast. Het wegbranden van de secundaire leiding gaat met rookontwikkeling gepaard en heeft een kans op brand tot gevolg.
5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 augustus 2018 (dossierpagina’s 54 t/m 55), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Sinds november 2015 werk ik voor [bedrijf 1] . Het bedrijf is van [verdachte] .
De ruimte waar de politie zojuist een hennepkwekerij in aanbouw aangetroffen heeft, diende eerst als opslag. Begin dit jaar, ik weet niet meer precies wanneer, moest de ruimte leeg geruimd worden van [verdachte] . Daarna ben ik niet meer in de ruimte geweest.
6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 augustus 2018 (dossierpagina’s 57 t/m 58), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik ben eigenaar van de B.V. waar het pand [adres 2] van is. Wij verhuren het pand vanaf 1 juli 2016 aan [bedrijf 2] waar [bedrijf 1] onderdeel van is. De eigenaar van [bedrijf 2] is de heer [verdachte] .
7. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 14 augustus 2018 (dossierpagina’s 71 t/m 75), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte:
V: Heb je op dit moment een onderneming?
A: [bedrijf 1] .
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft primair aan de bepleite vrijspraak ten grondslag gelegd dat het bewijs onrechtmatig is verkregen en daarom uitgesloten dient te worden. Hiertoe is aangevoerd dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de politie is binnengetreden in het bedrijfspand gelegen aan [adres 2] , terwijl er op het moment van binnentreden geen voldoende actueel redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet bestond. Slechts op basis van de track en trace-gegevens van een Mercedes-bedrijfsauto die door de politie geobserveerd werd, is men uitgekomen bij de loods aan [adres 2] . De track en trace-gegevens zijn volgens de verdediging bovendien onvoldoende betrouwbaar. Bij het invullen van de coördinaten van 18.31.23 uur komt de raadsman uit op de Energieweg 2 te Meerkerk en niet op [adres 2] . Aldus is ten onrechte een machtiging tot binnentreden verleend. Volgens de raadsman dient dit onherstelbare vormverzuim tot bewijsuitsluiting te leiden en gelet op het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs tot vrijspraak van het tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van de camerabeelden op pagina 9 tot en met pagina 24 van het dossier volgt dat er op 29 maart 2018 om 16:37 uur (p. 14-15 in relatie tot p. 9: bij de tijdstippen op de printscreens dient steeds twee uur bijgeteld te worden) een Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken] komt aanrijden bij de garagebox aan de [adres 4] te ’s-Hertogenbosch, daar parkeert achterwaarts strak langs die garagebox waarna een persoon uitstapt en vervolgens gedurende 29 minuten goederen uit de auto laadt en in de garagebox aan de [adres 4] brengt. Eerder die dag is door de politie waargenomen dat twee mannen meerdere blauwe jerrycans van het formaat 25 liter verplaatsten naar de garagebox (pagina 12). Het vermoeden bestond dat de garagebox aan de [adres 4] werd gebruikt voor de productie van synthetische drugs.
Uit de beschikbare track en trace-informatie van de Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken] op pagina 25 van het dossier blijkt dat de Mercedes op 29 maart 2018 van 16:41 uur tot en met 17:01 uur geparkeerd staat bij de Siloweg te ’s-Hertogenbosch. Vervolgens rijdt deze Mercedes naar [adres 2] , het adres waar het bedrijfspand van de verdachte zich bevindt, en staat daar gedurende 10 minuten (van 18:21 uur tot 18:31 uur) geparkeerd.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden redelijkerwijs kon worden vermoed dat op het adres [adres 2] sprake was van overtreding van de Opiumwet. Er was daarom voldoende grond voor het afgeven van de machtiging tot binnentreden. Het hof merkt in dit verband nog op dat het achteraf invullen van de coördinaten door de raadsman, waarbij hij van die hele tien minuten dat de Mercedesbus bij het bedrijfspand van verdachte stond geparkeerd (enkel) bij het tijdstip 18.31.23 uur uitkomt op een naastgelegen straat, dit oordeel niet anders maakt. Het hof overweegt dat beschikbare track and trace coördinatoren ten behoeve van een onderbouwing van een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet, bij gebrek aan enige indicatie dat deze niet betrouwbaar zouden zijn, vooraf niet behoeven te worden gecontroleerd.
Het enkele feit dat het onderzoek in het bedrijfspand 4 maanden na het deze rit van de Mercedes Sprinter heeft plaatsgevonden, maakt de doorzoeking nog niet onrechtmatig, mede gelet op het gegeven dat voormelde track and tracegegevens eerst op 25 juli 2018 ter beschikking van de politie werden gesteld (pagina 25).
Het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer wordt bijgevolg verworpen.
De raadsman van de verdachte heeft subsidiair aan de bepleite vrijspraak ten grondslag gelegd dat de verdachte geen wetenschap had van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in zijn bedrijfspand aan [adres 2] . De verdachte heeft verklaard dat hij in juli en augustus 2018 een deel van het bedrijfspand had onderverhuurd aan een oude klant van hem. Deze zou in het onderverhuurde deel voorwerpen, die bestemd waren voor een hennepkwekerij, hebben geplaatst. De verdachte zou hiervan niets hebben geweten, mede omdat de hennepkwekerij niet via het door hem gebruikte deel van het bedrijfspand, dus van binnenuit, kon worden betreden. De verdediging heeft aangevoerd dat de hennepkwekerij was te betreden via de eerste deur aan de eerste linkerzijde van het pand bezien vanaf de voorzijde.
Het hof gaat hieraan voorbij. De verdachte heeft bij de politie gezwegen en zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat hij de opslagruimte van de door hem gehuurde loods had onderverhuurd aan een oud-klant van hem, waarvan hij alleen de voornaam kende, die in Leerdam woonde en vertegenwoordiger was in modeartikelen. Hij had hem de sleutel gegeven. Deze persoon zou hem 500 euro per maand betalen voor het onderhuren van deze ruimte. Deze persoon heeft uiteindelijk alleen -contant- betaald voor de maand juli. De boekhouder van verdachte zou in augustus 2018 een onderhuurcontract opstellen, echter omdat de hennepkwekerij begin augustus 2018 is ontdekt was het daar niet meer van gekomen. Ook in hoger beroep heeft de verdachte geen nadere concrete en identificerende/verifieerbare gegevens met betrekking tot deze persoon gegeven.
Naar het oordeel van het hof is er geen begin van aannemelijkheid dat er sprake is van betrokkenheid van een derde zoals door de verdachte betoogd. Het hof acht het volstrekt ongeloofwaardig dat de verdachte zonder identificerende en traceerbare gegevens een aanzienlijk deel van zijn bedrijfsruimte aan een derde zou hebben onderverhuurd en deze de sleutel van het pand zou hebben gegeven. Het dossier bevat voor het overige ook geen enkele aanwijzing dat een (onbekend gebleven) derde van (dat deel van) het desbetreffende bedrijfspand gebruik maakte en bij de hennepkwekerij was betrokken.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de lezing van de verdachte inhoudende dat hij een deel van het bedrijfspand aan een derde had onderverhuurd, als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld.
Naar het oordeel van het hof kan het op grond van het samenstel van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet anders zijn dan dat verdachte, die de huurder en enige gebruiker was van het bedrijfspand aan [adres 2] , zelf verantwoordelijk is geweest voor het opzetten van de kwekerij en het manipuleren van de elektriciteitsvoorziening in het door hem gehuurde en gebruikte pand. Dat betekent dat hij dus degene is geweest die de aangetroffen voorwerpen die bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, voorhanden heeft gehad, zoals onder feit 1 primair bewezen is verklaard, en de elektriciteitsmeter heeft (doen) gemanipuleerd (manipuleren) zoals bewezenverklaard onder 2 primair.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voorgaande en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Door de verdediging is bij wijze van voorwaardelijk verzoek – mocht het hof tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten komen – verzocht om de boekhouder [getuige 3] te horen als getuige. Deze boekhouder kan verklaren over het punt dat er een onderhuurder was en dat de verdachte hem de opdracht heeft gegeven een onderhuurcontract op te stellen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht het horen van de boekhouder als getuige niet noodzakelijk. Het hof gaat immers ervan uit dat er geen derde bij de hennepkwekerij betrokken is. Daarnaast heeft de boekhouder geen identificerende gegevens met betrekking tot deze derde van de verdachte ontvangen. Ook al zou de boekhouder verklaren dat er een onderhuurcontract zou worden opgemaakt, zoals de verdachte stelt, dan levert dat nog geen nadere identificerende en traceerbare gegevens van de tot op heden onbekend gebleven derde op. De verklaring van de boekhouder doet derhalve niet af aan de ongeloofwaardigheid van het verhaal van de verdachte.
Op grond van het voorgaande zal het hof het verzoek van de verdediging tot het horen van getuige [getuige 3] afwijzen.
Voorts heeft de verdediging bij voorwaardelijk verzoek -mocht het hof tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten komen- gevraagd om de foto’s te achterhalen die de vorige raadsman van de verdachte in eerste aanleg aan de politierechter heeft overgelegd van de linkerdeur aan de zijkant van het pand bezien vanaf de voorzijde en van waar die aan de binnenzijde ten tijde van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in aanbouw uitkwam.
Ook dit verzoek wijst het hof als niet-noodzakelijk af. Het hof acht immers ongeloofwaardig dat een derde bij die hennepkwekerij was betrokken. Dat die hennepkwekerij destijds (in ieder geval ook: pagina 5) via die linkerdeur zou zijn te betreden, maakt dat niet anders.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
Voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
Opzettelijk een elektriciteitswerk beschadigen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van hennepteelt. Hiertoe heeft hij een grote hoeveelheid voorwerpen voorhanden gehad die bestemd zijn om een hennepkwekerij in te richten en hennep te telen. Van deze bestemming is de verdachte op de hoogte geweest. Door aldus te handelen heeft de verdachte de productie en indirect ook het gebruik van hennep in stand gehouden. Hennep bevat een stof die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de gebruikers hiervan. Dit is de reden dat voorbereiding van de productie en verstrekking ervan aan banden is gelegd. Door de handelwijze van de verdachte wordt dit restrictieve beleid doorkruist.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt het beschadigen van een elektriciteitswerk, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Hierbij is de elektriciteitsmeter gemanipuleerd. Afgezien van de schade die aan de netbeheerder is toegebracht, brengt manipulatie van de elektriciteitsmeter onder andere brandgevaar met zich.
Bij de straftoemeting heeft het hof daarnaast ten voordele van de verdachte acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 22 december 2022, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit.
Gelet op het bovenstaande acht het hof oplegging van een taakstraf voor het hieronder te vermelden aantal uren passend en geboden.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het navolgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden.
Met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg overweegt het hof als volgt. Het vonnis van de politierechter is niet gewezen binnen twee jaren nadat er jegens verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie strafvervolging zou worden ingesteld, zijnde de dag hij is verhoord door de politie (14 augustus 2018). Nu de politierechter eerst op 25 mei 2021 vonnis heeft gewezen, is de redelijke termijn in eerste aanleg met ongeveer 9 maanden overschreden.
Bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg rechtvaardigen zijn het hof niet gebleken. Naar het oordeel van het hof is het recht op een behandeling binnen een redelijke termijn dan ook geschonden. Het hof is van oordeel dat deze schending van de redelijke termijn dienen te leiden tot strafvermindering.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn in eerste aanleg is geschonden zal het hof een taakstraf opleggen voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 161bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.