ECLI:NL:GHSHE:2023:1258

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
20-000931-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 13 april 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1978 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor meerdere diefstallen en had een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voor diefstal en meermalen gepleegde diefstal, met een gelaste tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van 90 dagen.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis met aanvulling van het bewijs vroeg. De raadsvrouw van de verdachte voerde verweer en vroeg om verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke straf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging vernietigd en de proeftijd met één jaar verlengd. Het hof overwoog dat de verdachte zich in een maand tijd schuldig had gemaakt aan zes winkeldiefstallen, wat niet alleen materiële schade veroorzaakte, maar ook overlast en ergernis.

Het hof heeft rekening gehouden met het delictverleden van de verdachte, zijn negatieve sociale netwerk en problematisch middelengebruik. Ondanks de aanbevelingen van de reclassering om begeleid wonen en behandeling te overwegen, bleek de verdachte niet open te staan voor hulp. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om de verdachte de kans te geven inzicht te krijgen in zijn gedrag en om te werken aan verandering. De beslissing om de proeftijd te verlengen biedt de verdachte een kans om zijn leven een positieve wending te geven.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000931-22
Uitspraak : 22 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 13 april 2022, parketnummer 01-347564-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-139566-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal’ (feit 1) en ‘diefstal, meermalen gepleegd’ (feiten 2 en 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met parketnummer 01-139566-20 voor de duur van 90 dagen gelast.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van het bewijs.
De raadsvrouw van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd. Voorts is verzocht de proeftijd van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 90 dagen in de strafzaak met parketnummer 01-139566-20 te verlengen met 1 jaar.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. In zoverre zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Het hof acht het in het kader van de aanvulling van de gronden aangewezen om de strafoverweging aan te vullen op de wijze als hierna vermeld. Voorts zal het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten slotte zal het hof, indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring – daaronder mede begrepen de ten overstaan van het hof afgelegde bekennende verklaring van de verdachte ter zake van hetgeen door de politierechter bewezen is verklaard – opnemen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Aanvulling van de strafoverweging
Ten aanzien van de op te leggen straf overweegt het hof als volgt.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich in een maand tijd schuldig heeft gemaakt aan 6 winkeldiefstallen. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte het eigendomsrecht van diverse winkeliers geschonden. Dergelijk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast en ergernis, nog daargelaten de doorrekening van kosten aan de consument als gevolg van winkeldiefstallen. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Ingeval van een winkeldiefstal met veelvuldige recidive gaan deze oriëntatiepunten uit van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 december 2022. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder meermalen voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. De verdachte is in 2017 nog een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van 2 jaar. Ook nadien is hij nog diverse malen met justitie in aanraking gekomen en is hij onder andere veroordeeld ter zake van vermogensfeiten.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 31 maart 2022 dat reeds ten behoeve van de zitting in eerste aanleg is opgemaakt. Hieruit volgt – samengevat – dat het delictverleden van de verdachte een fors delictpatroon betreffende vermogensdelicten laat zien. De reclassering ziet op alle leefgebieden van de verdachte risicofactoren, zoals het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats, het ontbreken van een zinvolle dagbesteding en inkomen, zijn negatieve sociale netwerk, problematisch middelengebruik, gebrekkige oplossingsvaardigheden, beperkte zelfinzicht en pro-criminele houding. De reclassering acht inzet op begeleid wonen en diagnostiek met daaruit voortkomende behandeling van belang. De reclassering rapporteert echter ook dat alle reclasseringstoezichten die in het verleden zijn opgelegd voortijdig negatief zijn beëindigd. Interventies binnen het forensisch kader, gericht op alle leefgebieden, worden nodig geacht. Verdachtes houding, gebrekkige zelfinzicht en middelengebruik zorgen echter voor een lage responsiviteit, waardoor een reclasseringstoezicht onuitvoerbaar wordt geacht. Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep inderdaad verklaard niet open te staan voor enige vorm van reclasseringsbegeleiding.
Het ten behoeve van een andere zaak met parketnummer 01-293853-22 opgemaakt reclasseringsadvies d.d. 15 november 2022, welk advies ook aan het dossier is toegevoegd, bevestigt het hiervoor geschetste beeld. De reclassering herhaalt daarin dat zij geen haalbaarheid ziet in de inzet van reclasseringsinterventies.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij – als hij eenmaal in vrijheid is – zich wil aanmelden voor een intake bij ‘ [zorginstituut] ’ in Helmond.
Ter terechtzitting in hoger beroep is het hof echter niet gebleken dat de verdachte enig inzicht heeft in het kwalijke van zijn handelen. Evenmin lijkt hij gemotiveerd om aan zichzelf te werken en zijn gedrag te veranderen. Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen zodat de verdachte deze periode kan benutten om inzicht te krijgen in zichzelf, aan zichzelf te werken en zijn gedrag te veranderen, opdat een mogelijk vervolgtraject ‘buiten’ bij ‘ [zorginstituut] ’ kans van slagen heeft.
Gelet op het vorenstaande bevestigt het hof het vonnis van de politierechter ook ten aanzien van de opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, nu het hof van oordeel is dat deze straf passend en geboden is.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de Rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 22 september 2020 onder parketnummer 01-139566-20 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen (met aftrek van ondergaan voorarrest). Deze vordering is opnieuw aan de orde.
Het hof overweegt dat op grond van het bepaalde in artikel 6:1:18, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering de proeftijd niet loopt gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Het hof stelt vast dat voornoemd vonnis met ingang van 7 oktober 2020 onherroepelijk is geworden en dat derhalve op die dag de proeftijd van de veroordeelde is gaan lopen. De veroordeelde is, blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 december 2022, in ieder geval gedurende de proeftijd
in de periode van 2 juni 2021 t/m 26 juni 2021, van 28 december 2021 t/m 31 december 2021, van 3 januari 2022 t/m 29 april 2022 en van 22 september 2022 t/m 3 oktober 2022rechtens zijn vrijheid ontnomen. Dientengevolge zal de proeftijd later eindigen dan de datum waarop deze aanvankelijk zou eindigen. Dat brengt met zich dat de hiervoor bedoelde proeftijd van 2 jaren thans nog niet is verlopen en dat een verlenging van de proeftijd in beginsel tot de mogelijkheden behoort.
Het hof stelt voorts vast dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen reeds meermalen bij vonnis is gelast, maar dat geen van die vonnissen ten tijde van het wijzen van dit arrest onherroepelijk is.
Gelet op het vorenstaande en hetgeen door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht ziet het hof, hoewel de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, aanleiding om niet over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, maar de bij voormeld vonnis vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar. Dit geeft de verdachte een kans om straks – als hij op vrije voeten is – te laten zien dat het hem menens is zijn leven een goede wending te geven en bijvoorbeeld een intakegesprek bij ‘ [zorginstituut] ’ aan te gaan.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht;
verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Oost-Brabant van 22 september 2020, parketnummer 01-139566-20, met een termijn van 1 (één) jaar;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 22 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Schiffers en Van der Bijl zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.