ECLI:NL:GHSHE:2023:122

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
200.276.951_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgangsregeling voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een verzoek ingediend om de omgang te ontzeggen, terwijl de vader verzoekt om een definitieve regeling. De zaak is complex en wordt gekenmerkt door de emotionele en psychologische toestand van het kind, dat sinds 2019 onder behandeling is voor een taalontwikkelingsstoornis en andere problemen. Het hof heeft eerder de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van het kind en de omgangsregeling. De Raad heeft geadviseerd om de behandeling van het verzoek van de vader aan te houden, zodat ouders de kans krijgen om te profiteren van de hulpverlening van de Gecertificeerde Instelling (GI). Tijdens de mondelinge behandeling op 8 december 2022 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, maar de GI was niet aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende actuele informatie is over de situatie van het kind en de stappen die de GI heeft ondernomen. Daarom heeft het hof besloten om de beslissing op de verzoeken aan te houden tot 1 maart 2023, met de verwachting dat de GI het hof voor die datum schriftelijk informeert over de actuele stand van zaken en een concreet plan van aanpak presenteert. De moeder heeft toegezegd de vader regelmatig te informeren over het welzijn van het kind, en haar verzoek om een bijzondere curator te benoemen is ingetrokken. De zaak blijft dus in behandeling, met een focus op het welzijn van het kind en de noodzakelijke begeleiding van beide ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 januari 2023
Zaaknummer: 200.276.951/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/220659 / FA RK 16-1624
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Dorgelo,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Hollman.
Deze zaak gaat over [minderjarige] (hierna ook: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012.
Al belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming West [regio] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van het hof van 28 januari 2021

5.1.
Bij die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen en het hof uiterlijk 29 juli 2021 te berichten. De volgende vragen zijn aan de raad voorgelegd:
- wat is de aard en de oorzaak van de spanningsklachten van [minderjarige] ?
- welke behandeling van die klachten ondergaat [minderjarige] , bij welke psychiater, hoe is het verloop van die behandeling en wat zijn de verwachtingen daarbij?
- hoe ervaart [minderjarige] de omgangsregeling?
- heeft de huidige omgangsregeling effect op de spanningsklachten en zo ja, welk effect?
- in hoeverre wordt [minderjarige] vanuit de ouders beïnvloed in de manier waarop hij de regeling ervaart?
- welke regeling wordt door de raad in het licht van de beantwoording van de voorgaande vragen geadviseerd?
- welke opmerkingen/adviezen acht de raad nog meer van belang die helpend kunnen zijn voor het hof bij het nemen van een beslissing?

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft nadien ontvangen:
  • het V6-formulier van 12 juni 2021 van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen bij het hof op 12 juli 2021;
  • het rapport van de raad van 26 juli 2021, ingekomen bij het hof op 10 augustus 2021;
  • het V6-formulier van 9 september 2021 van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
  • het V8-formulier, met bijlage, van de advocaat van de moeder van 15 september 2021, met bijlage, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
  • het V6-formulier van 26 oktober 2021 van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen bij het hof op 27 oktober 2021;
  • het V6-formulier van 8 november 2021 van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
  • de brief van de raad van 11 november 2021, ingekomen bij het hof op 16 november 2021;
  • het V8-formulier van 19 november 2021, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
  • het V6-formulier van 10 mei 2022, van de advocaat van de vader, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
  • het V6-formulier van 27 juni 2022 van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen bij het hof op 28 juni 2022,
  • de brief van de GI van 4 juli 2022, ingekomen bij het hof op 5 juli 2022;
  • de mail van de GI van 6 december 2022, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
  • het V6-formulier van 7 december 2022 van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
6.2.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. N. van Es (waarnemend advocaat) en voor wie als tolk heeft opgetreden H. Ahmad (tolknummer 14781);
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.1.
De GI is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Uit de rapportage van de raad van 26 juli 2021 blijkt – onder meer – dat de raad adviseert de behandeling van het verzoek van de vader tot het vaststellen van een definitieve omgangsregeling aan te houden voor de duur van zes maanden om ouders de gelegenheid te geven in de tussenliggende periode te profiteren van de hulpverlening die door de GI gecoördineerd moet worden. De raad beschrijft daarbij verder de noodzaak voor het vaststellen van een voorlopige omgangsregeling, waarbij [minderjarige] de vader wekelijks telefonisch spreekt, onder begeleiding van een neutrale professional. Afhankelijk van hoe dit verloopt, kan er in samenwerking met de GI uitgebouwd worden naar wekelijkse videobelmomenten en uiteindelijk contactmomenten onder begeleiding van een professional. Het is van belang dat er zorgvuldig wordt gehandeld volgens een opbouw en waarin beide ouders goed worden begeleid in het proces. De moeder dient emotioneel ondersteund te worden en ook de vader dient met zijn hulpverlening de contactmomenten voor te bereiden en na te bespreken. Het uiteindelijke doel is volgens de raad dat [minderjarige] de vader met regelmaat ziet en dat de moeder daar emotionele toestemming voor geeft. Gelet op de zorgen die er zijn heeft de raad destijds eveneens verzocht om een ondertoezichtstelling van [minderjarige] .
7.2.
De GI heeft het hof op 5 juli 2022 een brief gestuurd waaruit – kort samengevat – blijkt dat [minderjarige] sinds november 2019 met zijn moeder behandeling krijgt vanuit [instantie] gericht op de taalontwikkelingsstoornis van [minderjarige] . Sinds september 2021 krijgt [minderjarige] tevens speltherapie gericht op het vergroten van zijn communicatieve vaardigheden, zijn zelfvertrouwen en zelfstandigheid. Ook wordt in de speltherapie verkend hoe [minderjarige] in het heropbouwen van het contact met vader staat. [minderjarige] laat volgens de GI nog altijd spanning zien als het over de vader en over vroeger gaat en weert gesprekken hierover af. De GI geeft aan voornemens te zijn met vader te bespreken of hij open staat voor het versturen van een kaartje aan [minderjarige] , waarbij de speltherapie betrokken kan worden.
7.3.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. De vader voelt zich buitenspel gezet, doordat het contact met [minderjarige] nog steeds niet van de grond is gekomen. De GI neemt geen actieve rol in en is voor de vader slecht bereikbaar. De vader is er bovendien bang voor dat [minderjarige] vanwege de houding van de moeder een negatief beeld krijgt van de vader. De vader wil overal aan meewerken, en wil graag dat de GI hierin met hem samenwerkt. Aangezien de GI hierin geen stappen onderneemt, vraagt de vader het hof de beslissing op de verzoeken opnieuw aan te houden.
7.4.
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan. [minderjarige] heeft veel baat bij de hulpverlening vanuit [instantie] . De problematiek met betrekking tot de taalontwikkeling, zindelijkheid, nachtmerries en angsten zijn sterk verminderd. Hoewel [instantie] probeert het onderwerp “vader” bespreekbaar te maken, kan [minderjarige] daar echter nog steeds niet over praten. [minderjarige] heeft een trauma opgelopen, en niet duidelijk is waar dit vandaan komt. Dat wordt nu verder onderzocht. Volgens de moeder is omgang op dit moment daarom niet in het belang van [minderjarige] . Er zal eerst aan zijn herstel gewerkt moeten worden en zijn behandeling moet niet doorkruist worden. Het is daarom aan de GI om uiteindelijk een omgangsregeling te realiseren. De moeder verzoekt primair om een eindbeslissing waarin de omgang ontzegd wordt, en subsidiair om een nadere aanhouding voor de duur van de ondertoezichtstelling om te onderzoeken wat er mogelijk is aan eventuele omgang tussen de vader en [minderjarige] .
7.5.
De raad voert – kort samengevat – het volgende aan. Een nieuwe aanhouding is volgens de raad op zijn plaats. De GI moet steviger handelen om de stappen die zijn ingezet te monitoren en het contact tussen [minderjarige] en de vader stapsgewijs te gaan herstellen. Doordat de GI zich hiervoor onvoldoende heeft ingezet is er de afgelopen periode te weinig gebeurd. De raad zal, gelet op de goedkeuring die de ouders tijdens de mondelinge behandeling aan de raad hebben gegeven, contact opnemen met de GI om de situatie te bespreken.
7.6.
Het hof overweegt als volgt.
7.6.1.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling bij het hof naar voren is gekomen, is duidelijk geworden dat het van groot belang is dat er thans met voortvarendheid gewerkt gaat worden aan de doelen die de raad in zijn rapportage van
26 juli 2021 al gesteld had. Deze doelen zijn, onder meer, gericht op het herstellen en opbouwen van het contact tussen [minderjarige] en de vader, het kunnen geven van emotionele toestemming voor deze contacten aan [minderjarige] door de moeder, en zicht krijgen op de algehele ontwikkeling van [minderjarige] . Ook is in de rapportage opgenomen dat de GI, als casusregisseur, het proces kan volgen en passende hulpverlening in kan zetten om vervolgens aan het hof te kunnen terugkoppelen en adviseren over een definitieve omgangsregeling.
Het ontbreekt het hof op dit moment echter aan actuele informatie over hoe het met [minderjarige] gaat, wat de GI de afgelopen periode feitelijk aan stappen heeft ondernomen en wat de GI in de komende periode concreet van plan is te gaan doen om aan de gestelde doelen te werken. De enkele brief van de GI van 5 juli 2022 geeft te weinig inzicht. Dit geldt ook voor de twee verslagen van [instantie] die de GI – op verzoek van het hof – daags voor de mondelinge behandeling heeft toegestuurd. Aangezien de GI ook niet op de mondelinge behandeling bij het hof is verschenen, hoewel zij daarvoor wel uitgenodigd was, zijn de vragen die het hof had ook niet verder beantwoord.
Het hof verwacht daarom van de GI dat zij het hof nader zal informeren over de actuele stand van zaken en een concreet plan van aanpak zal doen toekomen voor de komende periode. Het hof zal gelet hierop de beslissing op de verzoeken pro forma aanhouden tot
1 maart 2023 en verwacht van de GI uiterlijk op voornoemde datum schriftelijk geïnformeerd te zijn over hetgeen hierboven is beschreven.
7.6.2.
Het hof stelt voorts vast dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft toegezegd mee te zullen werken aan de verplichting die op grond van de wet op haar rust om de vader met regelmaat schriftelijk te informeren over het welzijn van [minderjarige] , waarbij zij per keer tevens één of meerdere foto’s zal toesturen. De moeder zal voor de kerst (2022) de vader voor de eerste keer informeren. Afgesproken is dat de uitwisseling van de berichten vooralsnog via de advocaten zal verlopen om een en ander in goede banen te leiden.
7.6.3.
De moeder heeft tenslotte tijdens de mondelinge behandeling bij het hof haar verzoek ten aanzien van het benoemen van een bijzondere curator ingetrokken. Dit betekent dat het hof de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren ten aanzien van dit verzoek. De beslissing op de overige verzoeken zal worden aangehouden, zoals hierboven beschreven.

8.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk ten aanzien van haar verzoek een bijzondere curator te benoemen;
verzoekt de GI om uiterlijk 1 maart 2023 het hof schriftelijk te informeren over hetgeen hierboven is overwogen onder 7.6.1;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
1 maart 2023 pro forma;
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, H. van Winkel en N.E.J.M. Stoof en is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.