ECLI:NL:GHSHE:2023:1181

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
20-000876-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en openlijk geweld in vereniging met noodweer als verweer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van poging tot doodslag, openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, wederspannigheid en overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor de poging tot doodslag, omdat hij handelde in een noodweersituatie. De verdachte had een vuurwapen getrokken en geschoten tijdens een gewelddadige confrontatie, waarbij hij en zijn medepassagiers werden aangevallen. Het hof oordeelde dat de verdachte binnen de grenzen van noodzakelijke verdediging handelde. Voor de overige feiten, waaronder openlijk geweld en verkeersdelicten, werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte voor het feit dat de schade had veroorzaakt, werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000876-22
Uitspraak : 12 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 april 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-286429-21 en 03-035234-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘poging tot doodslag’ (parketnummer 03-286429-21, feit 1);
  • ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’ (parketnummer 03-286429-21, feit 2);
  • ‘overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wegenverkeersweg 1994’
  • ‘wederspannigheid’ (parketnummer 03-035234-21, feit 2), en
  • ‘overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994’ (parketnummer 03-035234-21, feit 3),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 1 en feit 3 bewezenverklaarde de verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met aftrek van de duur dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 5.393,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is afgewezen voor wat betreft de gevorderde schadeposten die zien op schade geleden door en gevorderd ten behoeve van [benadeelde 2] . De benadeelde partij is in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] is tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 1 tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de overige tenlastegelegde feiten (parketnummer 03-286429-21 feit 1 primair en feit 2 primair, alsmede parketnummer 03-035234-21 feit 2 en feit 3) bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 3 tenlastegelegde de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen zal ontzeggen voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest. Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] – met inbegrip van de door hem ten behoeve van [benadeelde 2] gevorderde schade – is geconcludeerd daarover eenzelfde beslissing te nemen als de rechtbank.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een geslaagd beroep op noodweer, dan wel noodweerexces, toekomt. Voorts is vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 1 tenlastegelegde en is partiële vrijspraak bepleit van de laatste twee gedachtestreepjes van het in die zaak onder feit 3 tenlastegelegde. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] is primair bepleit dat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair is bepleit de vordering ter zake van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren en de vordering voor zover deze ziet op de schade die wordt gevorderd ten behoeve van [benadeelde 2] af te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging in eerste aanleg van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 03-286429-21– tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-286429-21:
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 te Blerick, gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven, een vuurwapen heeft getrokken en/of (vervolgens) heeft gericht op deze [benadeelde 1] en/of (vervolgens) (daarbij) in een worsteling/gevecht met deze [benadeelde 1] is geraakt en/of (vervolgens) (daarbij) in deze worsteling/dit gevecht met voornoemd vuurwapen heeft geschoten, althans dit vuurwapen heeft laten afgaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 te Blerick, gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een vuurwapen heeft getrokken en/of (vervolgens) heeft gericht op deze [benadeelde 1] en/of (vervolgens) (daarbij) in een worsteling/gevecht met deze [benadeelde 1] is geraakt en/of (vervolgens) (daarbij) in deze worsteling/dit gevecht met voornoemd vuurwapen heeft geschoten, althans dit vuurwapen heeft laten afgaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 te Blerick, gemeente Venlo, openlijk, te weten op of aan de Vossenerlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [benadeelde 2] en/of een onbekend gebleven persoon door:
- voornoemde [benadeelde 2] een of meerdere keren in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan (waardoor die [benadeelde 2] op de grond is gekomen/gevallen) en/of
- voornoemde [benadeelde 2] een of meerdere keren in/op/tegen het lichaam te slaan en/of
- een kopstoot in/op/tegen het hoofd/gezicht van die [benadeelde 2] te geven en/of
- voornoemde onbekend gebleven persoon een of meerdere keren in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 te Blerick, gemeente Venlo, [benadeelde 2] en/of een onbekend gebleven persoon heeft mishandeld door:
- voornoemde [benadeelde 2] een of meerdere keren in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan (waardoor die [benadeelde 2] op de grond is gekomen/gevallen) en/of
- een kopstoot in/op/tegen het hoofd/gezicht van die [benadeelde 2] te geven en/of
- voornoemde onbekend gebleven persoon een of meerdere keren in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan;
in de zaak met parketnummer 03-035234-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Venlo op/aan de Hagerhofweg, op of omstreeks 29 januari 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten de Gemeente Venlo) schade was toegebracht, immers is hij – verdachte – tegen een verkeerszuil gebotst, althans aangereden;
2.
hij op of omstreeks 29 januari 2021 te Venlo zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), [verbalisant 5] en/of [verbalisant 4] , beiden hoofdagent van politie, en/of [verbalisant 7] , brigadier van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door
- de handboeien vast te pakken bij de pogingen tot het aanleggen van die handboeien door (een) bovengenoemde politieambtena(a)r(en),
- te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden,
- slaande bewegingen te maken naar de genoemde ambtena(a)r(en) en/of met zijn – verdachtes – hand het vuurwapen van politieambtenaar [verbalisant 7] bij de kolf vast te pakken;
3.
hij op of omstreeks 29 januari 2021 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en) de Genbroekstraat, Sloot, Zwanenstraat, Emmastraat, Flamingostraat, Reigerstraat, Waterhoenstraat, Kraanvogelstraat, Hagerhofweg, Tegelseweg, A73, Shakespearelaan, Frederik van Eendenstraat, Drie Decembersingel, Tollenstraat en/of de Herman de Manstraat, terwijl hij op die weg(en) werd achtervolgd door politieambtenaren, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, immers heeft verdachte
- het stopteken (via het stoptransparant en/of optische en geluidsignalen van het politiedienstvoertuig) genegeerd,
- meermalen, althans eenmaal, gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid én welke snelheid gelet op de bestaande verkeerssituatie te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
- zich op de afrit "Hout-Blerick" van de A73 tussen stilstaande voertuigen (voor de verkeerslichten) op twee rijbanen doorgedrongen om zodoende aan de achtervolgende politieambtenaren te ontkomen,
- meermalen, althans eenmaal, op abrupte wijze geremd waardoor de achtervolgende politieambtenaren een "kop-staart"-aanrijding niet meer konden voorkomen,
- en is hij een verhoogde middenberm opgereden en vervolgens in de richting van een fietsster gereden, welke hierdoor moest uitwijken en (vervolgens) ten gevolge daarvan ten val kwam,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) – te weten: alle overige weggebruikers – te duchten was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 1 tenlastegelegde
In navolging van de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de raadsvrouw heeft het hof uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 1 tenlastegelegde (verlaten plaats ongeval) heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde, alsmede het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-286429-21:
1.
hij op 6 oktober 2021 te Blerick, gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven, een vuurwapen heeft getrokken en heeft gericht op deze [benadeelde 1] en vervolgens met voornoemd vuurwapen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 6 oktober 2021 te Blerick, gemeente Venlo, openlijk, te weten aan de Vossenerlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] en een onbekend gebleven persoon door:
- voornoemde [benadeelde 2] meerdere keren tegen het gezicht/hoofd te slaan (waardoor die [benadeelde 2] op de grond is gevallen) en
- voornoemde [benadeelde 2] meerdere keren tegen het lichaam te slaan en
- een kopstoot tegen het hoofd/gezicht van die [benadeelde 2] te geven en
- voornoemde onbekend gebleven persoon tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan;
in de zaak met parketnummer 03-035234-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
2.
hij op 29 januari 2021 te Venlo zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , beiden hoofdagent van politie, en [verbalisant 7] , brigadier van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door
- de handboeien vast te pakken, bij de pogingen tot het aanleggen van die handboeien door een bovengenoemde politieambtenaar,
- te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden,
- slaande bewegingen te maken naar de genoemde ambtenaren en met zijn – verdachtes – hand het vuurwapen van politieambtenaar [verbalisant 7] bij de kolf vast te pakken;
3.
hij op 29 januari 2021 in de gemeente Venlo, als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op de wegen de Genbroekstraat, Sloot, Zwanenstraat, Emmastraat, Flamingostraat, Reigerstraat, Waterhoenstraat, Kraanvogelstraat, Hagerhofweg, Tegelseweg, A73, Shakespearelaan, Frederik van Eendenstraat, Drie Decembersingel, Tollenstraat en de Herman de Manstraat, terwijl hij op die wegen werd achtervolgd door politieambtenaren, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, immers heeft verdachte
- het stopteken via het stoptransparant en optische en geluidsignalen van het politiedienstvoertuig genegeerd,
- meermalen gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid én welke snelheid gelet op de bestaande verkeerssituatie te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
- zich op de afrit "Hout-Blerick" van de A73 tussen stilstaande voertuigen (voor de verkeerslichten) op twee rijbanen doorgedrongen om zodoende aan de achtervolgende politieambtenaren te ontkomen,
- meermalen op abrupte wijze geremd waardoor de achtervolgende politieambtenaren een "kop-staart"-aanrijding niet meer konden voorkomen,
- en is hij een verhoogde middenberm opgereden en vervolgens in de richting van een fietsster gereden, welke hierdoor moest uitwijken en ten gevolge daarvan ten val kwam,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen – te weten: overige weggebruikers – te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de zaak met parketnummer 03-286429-21:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, onderzoeknummer LB1R021101/BAAK, proces-verbaalnummer 72, BVH-zaaknummer 2021166214, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, gesloten d.d. 21 december 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, doorgenummerde pagina’s 1-415.
Ten aanzien van feit 1 primair (parketnummer 03-286429-21):
1.
Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 29 maart 2023, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
Op 6 oktober 2021 stopte ik met mijn auto op de Burgemeester Gommansstraat te Venlo voor een rotonde.
(…)
Ik werd geslagen door [benadeelde 1] . Ik probeerde uit de auto te komen, maar dat lukte niet. Ik zag dat mijn broertje ook geslagen werd. [betrokkene 2] stapte uit de auto en kreeg ook een klap. Ik hoorde [betrokkene 2] roepen dat er een mes was. Ik wilde mijzelf, mijn broertje en mijn vriend beschermen. Ik heb mijn wapen gepakt en één schot gelost om ze af te schrikken.
(…)
Ik had het wapen in een nektasje dat om mijn schouder zat. Ik had mijzelf tussen de bijrijdersstoel en de andere stoel laten vallen. Toen heb ik mijn wapen gepakt en heb ik een schot gelost. (…) Ik schoot terwijl ik mijzelf omdraaide. Ik heb niet gericht geschoten. Het wapen was wel gericht in de richting waar [benadeelde 1] stond. Ik draaide het wapen richting de deur van de auto
(het hof begrijpt: het geopende portier van de auto waar op dat moment [benadeelde 1] stond).
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 13 oktober 2021, dossierpagina 277, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [benadeelde 1] :
Op enig moment toen het donker was, zagen wij een grijze Volkswagen Up stilstaan voor een rotonde op een lange weg in Blerick. Ik herkende de auto als zijnde de auto van [verdachte] en [betrokkene 1] .
Ik ben (…) uitgestapt en naar de linkerzijde van de Volkswagen Up gelopen en zag dat [verdachte] achter het stuur zat. Ik heb tegen het raam van het bestuurdersportier van de Volkswagen Up geklopt en daarna het portier opengetrokken. (…) Het kan zijn dat ik hem nog een paar keer geslagen heb. Het kan zijn dat ik hem in zijn gezicht of buik geraakt heb. Ik hoorde toen ‘paf’ op dat moment en daarna ben ik direct weggerend voorbij onze auto van bangheid. (…) Ik heb gekeken en zag een fontein van bloed bij mijn linker lies en ik zag dat mijn trainingspak onder het bloed zat.
3.
Het geschrift, te weten de geneeskundige verklaring betreffende [benadeelde 1] d.d. 29 november 2021, dossierpagina 283:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [benadeelde 1]
Voornamen: [benadeelde 1]
Omschrijving van het letsel:
Schotwond lies --> scrotum
Ten aanzien van feit 2 primair (parketnummer 03-286429-21):
Het hof zal, nu de verdachte heeft bekend dat hij het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld en zijn raadsvrouw dienaangaande geen vrijspraak heeft bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met de volgende opgave van de bewijsmiddelen:
Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 29 maart 2023, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ;
Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] d.d. 13 oktober 2021, dossierpagina’s 269-270;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2021, dossierpagina’s 284, 286-288 en 290, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] .
In de zaak met parketnummer 03-035234-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo/Beesel, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2300
(handgeschreven gewijzigd in: 2321)-2021015435, gesloten d.d. 3 februari 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, doorgenummerde pagina’s 1-59.
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 03-035234-21):
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2021, dossierpagina’s 9-10, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 29 januari 2021 hoorden wij, verbalisanten [verbalisant 6] , [verbalisant 5] , beiden hoofdagent van politie, en [verbalisant 4] , aspirant van politie, via de portofoon dat een eenheid van politie Venlo, te weten de 13.04, om assistentie riep omdat zij in een achtervolging zaten met een voertuig.
Wij reden over de Mulkenshofweg in Blerick toen wij de eenheid 13.04 via de portofoon hoorden zeggen dat het voertuig tot stilstand was gekomen en dat er een man met een rode trui, een donkere broek en donker haar uit het voertuig was gesprongen en was weggerend. Wij hoorden dat deze man de bestuurder van het voertuig betrof.
Ongeveer 2 minuten na deze laatste berichtgeving reden wij op de hoek van de Frederik van Eedenstraat en de Helmersstraat. Wij zagen een man lopen die voldeed aan bovenstaand signalement.
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , hield de man staande en vroeg hem of hij zich kon legitimeren. Ik zag dat de man mij zijn rijbewijs overhandigde en zich aldus legitimeerde als [verdachte]
(het hof begrijpt en leest hierna telkens verbeterd: verdachte [verdachte] )geboren op [geboortedag] 2000.
Hierop deelde ik, verbalisant [verbalisant 5] , aan verdachte [verdachte] mede dat hij was aangehouden. Ik pakte hem direct daarop vast aan zijn rechterarm met mijn linkerhand. Ik voelde direct dat de verdachte zich probeerde los te trekken en probeerde weg te komen. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 4] , de verdachte bij zijn vrije arm gepakt. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , pakte de verdachte aan de voorkant bij de kraag van zijn trui. Wij zagen dat een collega motorrijder, te weten collega [verbalisant 7] , kwam assisteren bij de aanhouding. Wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , hebben de verdachte vervolgens tegen de muur aangezet en zijn toen de verdachte gaan boeien. Tijdens het boeien werkte de verdachte tegen. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag en voelde dat de verdachte mij in een nekklem wilde nemen met zijn linkerarm. Ik heb de verdachte hierop met mijn rechtervuist een viertal leverstoten gegeven. Ik merkte dat de verdachte mij losliet. Hierop pakte ik direct zijn arm vast en bracht deze naar zijn rug in een controlegreep. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , had de transportboeien in mijn hand en poogde deze aan te brengen bij de verdachte op zijn rechterarm. Ik merkte dat de verdachte mijn handboeien vastpakte.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2021, dossierpagina 11, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] :
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , brigadier van politie, reed naar de collega’s [verbalisant 5] , [verbalisant 4] en [verbalisant 6] . Ik zag dat zij een persoon, welke aan het signalement voldeed, staande hielden. Ik hoorde de collega [verbalisant 5] tegen de persoon, welke later verdachte [verdachte] bleek te zijn, zeggen dat hij aangehouden was. Ik zag dat collega [verbalisant 5] verdachte [verdachte] vastpakte. Ik zag dat verdachte [verdachte] zich begon te verzetten tegen deze aanhouding en dat ook collega’s [verbalisant 6] en [verbalisant 4] de verdachte vastpakten. Ik zag dat het verzet van verdachte [verdachte] hevig was en dat hij probeerde zich los te rukken. Ik zag dat verdachte [verdachte] slaande bewegingen naar de collega's maakte. Hierop stapte ik van mijn dienstmotor af en pakte verdachte [verdachte] eveneens vast. Ik zag dat verdachte [verdachte] een slaande beweging maakte naar collega [verbalisant 4] . Ik zag dat verdachte [verdachte] met zijn gebalde vuist richting mijn gezicht sloeg. Ik kon deze klap ontwijken. Ik zag en voelde dat verdachte [verdachte] met zijn hand naar mijn vuurwapen greep. Ik voelde dat zijn hand mijn vuurwapen bij de kolf vastpakte. Hierop heb ik de verdachte [verdachte] , met mijn linker vuist, een klap in zijn gelaat gegeven. Hierop liet de verdachte het vuurwapen, welk zich in het afgesloten holster bevond, los. De verdachte werd onder hevig verzet tegen de muur gedrukt en met moeite werd hij voorzien van transportboeien.
3.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 29 januari 2021, dossierpagina’s 13-14, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] :
Op vrijdag 29 januari 2021, omstreeks 14:38 uur, hielden wij op de locatie Helmersstraat, Venlo, als verdachte aan:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 2000
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland.
4.
Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 29 maart 2023, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
Het klopt dat ik mij op 29 januari 2021 heb verzet bij mijn aanhouding. Ik probeerde mij los te trekken.
Ten aanzien van feit 3 (parketnummer 03-035234-21):
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2021, dossierpagina’s 4-8, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :
Op vrijdag 29 januari 2021, waren wij, verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , hoofdagenten van de Politie Eenheid Limburg, doende met een ronde door het gebied van Venlo met daarbij behorende gemeentes. Wij waren in politie-uniform gekleed en reden in een opvallend politievoertuig. Omstreeks 14:20 uur reden wij over de Emmastraat in Venlo-Zuid.
Het was regenachtig weer, het miezerde, het wegdek was nat en redelijk glad. De straatverlichting brandde nog niet.
Op het moment dat wij de Genbroekstraat in reden, zagen wij op ongeveer 200 meter afstand voor ons een grijskleurige Audi voorzien van Duitse kentekenplaten.
Op het moment dat wij de Audi naderden zagen wij dat de Audi met een abrupte stuurbeweging de Sloot in draaide. Hierop besloten wij gas bij te geven in de richting van de Sloot. Op het moment dat wij de Sloot in draaiden, zagen wij dat de achterlichten van de Audi fel rood oplichten en dat de Audi al aan het einde van de straat was. Hierop drukte ik, verbalisant [verbalisant 8] , de optische en geluidssignalen aan. Tevens drukte ik het stoptransparant in. Op dat moment hadden wij zowel de optische signalen als de geluidssignalen als de stoptransparant aan staan van onze politieauto.
De Audi draaide vervolgens rechtsaf de Zwanenstraat in. Hierop zijn wij met hoge snelheid richting de Audi gereden. Op het moment dat wij ook rechtsaf de Zwanenstraat in draaiden, zagen wij wederom de achterlichten van de Audi fel rood oplichten. Wij zagen dat de Audi vervolgens linksaf de Emmastraat in reed. Dit gebeurde ook met hoge snelheid.
Wij zagen dat de Audi verderop linksaf sloeg de Flamingostraat in. Wij zagen de Audi niet meer voor ons en reden enkele meters door. Wij keken de straat naast ons in. Dit betrof de Reigerstraat. Aan het einde van de Reigerstraat zagen wij de achterlichten van de Audi schokkend fel roodkleurig oplichten. Dit schokkende effect van de achterlichten herkende ik, verbalisant [verbalisant 8] , als zijnde de werking van de verlichting wanneer het antiblokkeersysteem van een voertuig activeert. Dit systeem werkt alleen als je heel abrupt remt, of met zeer hoge snelheid rijdt en dan de rem in trapt.
Zodoende reden wij, verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , met hoge snelheid rechtsaf de Reigerstraat in. Wij zagen in de verte dat de Audi wederom rechtsaf sloeg, de Waterhoenstraat in. Wij zagen omstanders wijzen in de richting van de Kraanvogelstraat. Wij keken die richting op en zagen inderdaad dat daar de Audi reed. Vervolgens reden wij dus ook de Kraanvogelstraat in. Wij zagen dat de Audi een rotonde naderde en hierbij de eerste afslag rechtsaf nam, de Hagerhofweg op. Zodoende ook richting de rotonde gereden en ook rechtsaf de Hagerhofweg in gereden. Op dat moment zagen wij de Audi niet meer, maar er stonden omstanders die wezen in de richting van Tegelen. Hierop keken wij ook in de richting van Tegelen en zagen wij in de verte op de Tegelseweg de Audi voorbij de verkeerslichten rijden. De Audi reed richting de Autosnelweg A73. Wij moesten flink gas geven om de Audi bij te trekken. Wij naderden de Audi en zagen inderdaad dat de Audi de oprit van de A73 op reed richting Maasbree/Hout-Blerick.
Wij reden ook de A73 op. De Audi was ons voor en reed in op het overige verkeer. Gelukkig konden wij de Audi op de afrit van Hout-Blerick weer herkennen aan de fel roodkleurige oplichtende achterlichten. Wederom schokkend, aldus in de antiblokkeerstand van het remsysteem. Wij konden nu de Audi bijtrekken omdat er meerdere voertuigen op de afrit van Hout-Blerick voor de verkeerslichten stonden.
Wij zagen dat de Audi voor ons een zeer bijzondere en gevaarlijke manoeuvre uithaalde om de overige voertuigen die voor het verkeerslicht stonden in te halen en zo aan ons probeerde te ontkomen. Er zijn bovenaan de afrit, voor de verkeerslichten, twee rijbanen. Deze twee rijbanen waren alle twee bezet met voertuigen. Het was op geen enkele normale manier mogelijk om deze voertuigen te passeren zonder schade te veroorzaken. De Audi heeft zich er letterlijk doorheen geduwd zonder schade en of gewonden te maken. Wij zagen dat de overige voertuigen allemaal aan de kant probeerden te gaan om aanrijdingen met de Audi te voorkomen.
Wij zagen dat de Audi rechtsaf sloeg de Shakespearelaan op en dat hij daar abrupt remde. Hierdoor kon ik, verbalisant [verbalisant 9] , een aanrijding met de Audi niet voorkomen. Ik raakte met de voorzijde van het politievoertuig de achterzijde van de Audi. Deze aanrijding kunnen we omschrijven als een kop-staartbotsing. De Audi reed hierop ook wederom weer met hoge snelheid van ons weg.
Wij zagen dat de Audi een rotonde naderde en deze rechtdoor nam. Wij reden ook richting de rotonde. De Audi moest flink afremmen op de rotonde voor het overige verkeer, waardoor ik, verbalisant [verbalisant 9] , wederom een aanrijding niet kon voorkomen. Ik week uit naar links en draaide toen mijn stuur bij, gezien ik anders tegen het midden plantsoen van de rotonde zou botsen. Hierbij schampte ik, verbalisant [verbalisant 9] , met het politievoertuig de achterzijde van de Audi en de linkerzijde van de Audi.
Wij zagen dat de Audi met hoge snelheid de weg voortzette op de Shakespearelaan. Ik, verbalisant [verbalisant 9] , zag dat de band aan de linker voorzijde van de Audi flink beschadigd was en zwabberde.
Wij bleven achter de Audi rijden en volgde hem op de Shakespearelaan. In de verte zagen wij dat de Audi wederom een rotonde naderde. Hier stonden ongeveer 4 á 5 andere voertuigen in de rij voor de rotonde. Hier werd het een grote chaos. De Audi remde wederom erg hard en week uit naar de linkerzijde richting de verhoogde middenberm vlak voor de rotonde. De Audi stond nagenoeg stil.
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , zag dat de Audi over de middenberm reed richting de rotonde. Op het fietspad bij de rotonde zag ik een vrouw met een fiets staan. Ik zag dat deze vrouw op haar fiets zat en opzij moest uitwijken en hierdoor ten val kwam. Ik zag dat deze vrouw op een haar na werd aangereden door de Audi. Ik zag dat de Audi rechtsaf reed de Frederik van Eendenstraat in. Ik zag dat de Audi moeite had om van de plaats te komen doordat er een band kapot was aan de linker voorzijde. Ik zag dat de Audi rechtsaf de Drie Decembersingel in reed.
Wij zagen dat de Audi voor ons reed met hoge snelheid en linksaf draaide de Tollenstraat in. Wij reden ook de Tollenstraat in en zijn de Audi aldaar uit het oog verloren.
Op een gegeven moment wilden wij de Brederostraat in rijden. Aldaar zagen wij omstanders gebaren maken dat wij in de richting van de Albert Rodenbachstraat moesten rijden. Hierop zijn wij ook de Albert Rodenbachstraat in gereden. Aldaar zagen wij op de T-splitsing met de Herman de Manstraat de betreffende Audi op de hoek staan. Er stonden een man en een vrouw bij de Audi. Dit waren duidelijk omstanders, ze gebaarde in de richting van de Herman de Manstraat. Hierop zijn wij naar de Audi gereden en hebben we de Audi als het ware ingesloten.
Gedurende de achtervolging hebben wij op geen enkel moment de snelheid van ons politievoertuig af gelezen. Wij kunnen wel oprecht zeggen dat de snelheden die gereden werden door ons en het verdachte voertuig, dusdanig hoog waren dat deze de maximale toegestane snelheid ver overschreden.
4.
Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 29 maart 2023, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
Het klopt dat ik door de politie werd achtervolgd en dat ik toen verkeersregels heb geschonden. Ik wilde vluchten. Ik reed harder dan was toegestaan.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In de zaak met parketnummer 03-286429-21:
Ten aanzien van feit 1 primair:
In de avond van 6 oktober 2021 heeft er een schietincident plaatsgevonden aan de Burgmeester Gommansstraat in de gemeente Venlo. De verdachte heeft verklaard dat zijn portier werd opengetrokken en dat [benadeelde 1] hem begon te slaan. De verdachte heeft toen een vuurwapen gepakt en eenmaal in de richting van de deuropening geschoten, terwijl hij wist dat [benadeelde 1] zich daar op dat moment bevond. In het ziekenhuis werd vastgesteld dat [benadeelde 1] was geraakt en dat het inschot zich bevond in de lies en het uitschot bij het scrotum.
De verdachte heeft verklaard dat hij zittende achter het stuur van de Volkswagen Up door aangever [benadeelde 1] , die ter hoogte van het geopende bestuurdersportier stond, werd geslagen en dat hij [benadeelde 1] wilde afschrikken. Hij heeft zijn doorgeladen vuurwapen gepakt en dit – in paniek en zonder daarbij doelgericht te schieten – in de richting van die [benadeelde 1] afgevuurd. Naar algemene ervaringsregels levert het op deze wijze van korte afstand met een vuurwapen schieten in de richting van een persoon de aanmerkelijke kans op dat die persoon dodelijk wordt geraakt. Met zijn handelen heeft de verdachte die aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [benadeelde 1] dodelijk zou verwonden en acht daarmee de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen.
In de zaak met parketnummer 03-035234-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
Ten aanzien van feit 2:
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij zich heeft verzet bij zijn aanhouding op 29 januari 2021 te Venlo door zich los te trekken. De verdachte heeft echter ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dat hij een verbalisant zou hebben geslagen en dat hij het vuurwapen van één van de politieambtenaren bij de kolf zou hebben vastgepakt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft geen redenen om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de op ambtseed en ambtsbelofte gemaakte processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] te twijfelen en bezigt deze tot het bewijs. Hetgeen de verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, vindt zijn weerlegging in deze bewijsmiddelen. Het hof acht het tenlastegelegde op grond van die bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsvrouw van de verdachte heeft met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 3 tenlastegelegde partiële vrijspraak bepleit, te weten van de laatste twee gedachtestreepjes inhoudende het kort en abrupt remmen en het gevaar veroorzaken voor de fietser. De verdachte heeft immers ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dat hij abrupt heeft geremd, nu dit volgens de verdachte niet mogelijk was omdat de auto waarin hij reed een lekke band had. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat de fietser al eerder – en daarmee niet door toedoen van de verdachte – van de fiets was gestapt.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Het gevoerde bewijsverweer vindt zijn weerlegging in het tot het bewijs gebezigde op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] waarin zij hun eigen waarnemingen tijdens de achtervolging van verdachte beschrijven. Het hof heeft geen redenen om aan de betrouwbaarheid en juistheid daarvan te twijfelen. Het hof verwerpt mitsdien het tot partiële vrijspraak strekkende verweer van de verdediging
Gelet op de bevindingen van de verbalisanten en de verklaring van de verdachte stelt het hof vast dat de verdachte tijdens een achtervolging heeft getracht aan de politie te ontkomen. De verdachte heeft daarbij meerdere verkeersregels geschonden. Hij heeft de maximumsnelheid ver overschreden en ook overigens harder gereden dan verantwoord was in de betreffende verkeerssituaties. De verdachte heeft tijdens de achtervolging tweemaal abrupt geremd, waardoor een kop-staartbotsing met het achtervolgende politievoertuig niet meer kon worden voorkomen en waardoor een tweede keer dit politievoertuig de achterkant en zijkant van de Audi schampte. De verdachte heeft zijn vlucht voor de politie daarna telkens onverminderd voortgezet, zelfs nadat zijn linker voorband beschadigd raakte en zwabberde, hetgeen invloed moet hebben gehad op de controle die de verdachte over zijn voertuig had. De verdachte is daarnaast tussen twee rijen met voertuigen door gereden en over een middenberm gereden om zo op de rotonde te komen. Hij heeft ten slotte bijna een fietser aangereden die moest uitwijken en hierdoor ten val kwam. Het was op de bewuste dag regenachtig, het wegdek was nat en redelijk glad en er waren andere weggebruikers op de weg.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte met zijn gedragingen opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate geschonden. Hij wilde koste wat het kost ontkomen aan de politie. In zijn algemeenheid acht het hof het voorzienbaar dat onder de hiervoor genoemde omstandigheden er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door verdachtes verkeersgedrag. Het hof komt tot de conclusie dat daarmee levensgevaar of tenminste gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor andere weggebruikers te duchten was.
Het hof acht op grond van het voorgaande – in samenhang met de overige inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd – het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
In de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 1:
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Daartoe is in de kern aangevoerd dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding van het lijf van de verdachte en de andere passagiers in de auto, zijn broer [betrokkene 1] en een vriend genaamd [betrokkene 2] , waartegen de verdachte zich heeft verdedigd in overeenstemming met de daaraan te stellen eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de verdachte gekozen verdedigingsmiddel, te weten het schieten met een vuurwapen, niet in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit omdat de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen die verdediging was gericht enkel bestond uit het slaan met vuisten. Volgens de advocaat-generaal dient het beroep op noodweer daarom te worden verworpen en is het bewezenverklaarde feit strafbaar.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet strafbaar hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Van een ‘ogenblikkelijke’ aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. In het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is ‘geboden door de noodzakelijke verdediging’ worden zowel de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Aan de subsidiariteitseis is niet voldaan indien de verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. De proportionaliteitseis strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij – als verdedigingsmiddel – niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
Op 6 oktober 2021 heeft er op de Burgemeester Gommansstraat te Venlo een confrontatie plaatsgevonden tussen de verdachte, zijn broer [betrokkene 1] en een vriend genaamd [betrokkene 2] enerzijds en [benadeelde 1] , zijn broer [benadeelde 2] en een vriend genaamd [betrokkene 3] anderzijds. Het hof stelt op grond van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte, een toen 21-jarige man, bestuurde die dag een Volkswagen Up (het hof begrijpt: een klein model personenauto) en moest deze vanwege de verkeersdrukte voor een rotonde tot stilstand brengen achter een andere auto. Naast hem zat zijn broer, [betrokkene 1] . Achterin de auto zat een vriend, [betrokkene 2] . Een auto met daarin [benadeelde 1] stopte direct achter de auto van de verdachte. Nog voordat deze auto tot stilstand was gebracht, stapte [benadeelde 1] , volgens de verdachte en zijn broer: een geoefend kickbokser [1] , uit de auto en is hij naar het bestuurdersportier van de verdachte gelopen. Hij heeft het portier van de Volkswagen Up opengetrokken en heeft vervolgens de verdachte meermalen tegen zijn hoofd geslagen. De andere inzittenden van de auto waaruit [benadeelde 1] kwam, te weten: [benadeelde 2] en [betrokkene 3] , zijn ondertussen ook uit die auto gestapt en naar de Volkswagen Up gelopen. Dit vindt bevestiging in de beschrijving van de camerabeelden door verbalisant [verbalisant 2] (dossierpagina 198 e.v.), welke beelden ter terechtzitting in hoger beroep zijn afgespeeld. De broer en de vriend van de verdachte zijn vervolgens geslagen door deze [benadeelde 2] en [betrokkene 3] .
Naar het oordeel van het hof was onder deze omstandigheden sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, alsook van het lijf van zijn broer [betrokkene 1] en vriend [betrokkene 2] . De verdachte mocht zich daartegen verdedigen.
Het hof neemt bij de verdere bespreking van het noodweerverweer nog het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft verklaard dat op dat moment voor de Volkswagen Up een auto stond zodat hij niet kon wegrijden en dat bovendien de motor van de Volkswagen Up door de gebeurtenissen was afgeslagen. Hij had zijn gordel nog om.
De verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij tijdens de confrontatie op de Burgemeester Gommansstraat zijn vriend [betrokkene 2] op enig moment tijdens de geweldshandeling hoorde roepen: ‘Hij heeft een mes!’. Ook de broer van de verdachte, [betrokkene 1] , heeft verklaard dat hij [betrokkene 2] dit heeft horen roepen. Hoewel [betrokkene 2] daarover zelf niet heeft verklaard bij de politie (het hof constateert dat daarnaar ook niet is gevraagd), kan het hof niet uitsluiten dat de verdachte in alle commotie in de veronderstelling verkeerde dat één van de belagers een mes had.
De verdachte heeft zich verdedigd door zich tussen de twee stoelen – op de passagiersstoel van de auto zat op dat moment nog zijn broer die vanuit die positie door een ander aan de passagierszijde werd mishandeld – in de auto te laten vallen, een doorgeladen vuurwapen uit een tasje te pakken en vervolgens eenmaal in de richting van het geopende bestuurdersportier te schieten, terwijl [benadeelde 1] zich daar op dat moment bevond. [benadeelde 1] is door de kogel geraakt in zijn lies en scrotum.
Aan deze confrontatie ging een eerder geweldsincident op diezelfde dag vooraf (feit 2 van de tenlastelegging onder parketnummer 03-286429-21). De verdachte had daarbij met een ander o.a. voornoemde [benadeelde 2] geslagen en hem een kopstoot gegeven. Wat exact de aanleiding van dit eerdere incident is geweest, is onduidelijk gebleven. Wel is duidelijk dat de verdachte bij het eerdere incident een van de agressoren was. Het hof begrijpt uit het verloop van de gebeurtenissen dat er bij de gebroeders [benadeelde 1] kennelijk aanleiding was voor een tegenreactie en dat zij bewust – toen zij de verdachte zagen – de confrontatie hebben opgezocht en daarbij onmiddellijk geweld hebben gebruikt.
De vraag die ter beantwoording voorligt is of de gedraging van de verdachte als verdedigingsmiddel al dan niet in onredelijke verhouding stond tot de ernst van de aanranding, waarbij de keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt bij de boordeling centraal staat. Het hof ziet zich aldus voor de vraag gesteld of het verdedigingsmiddel voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het hof stelt voorop dat het schieten met een vuurwapen in een noodweersituatie slechts in zeer uitzonderlijke gevallen te rechtvaardigen is. In het bijzonder dienen zeer hoge eisen aan de proportionaliteit te worden gesteld, nu dit een zeer gevaarlijk en vergaand verdedigingsmiddel betreft. Desalniettemin is het hof van oordeel dat de gedraging van de verdachte in de specifieke omstandigheden van het onderhavige geval niet in onredelijke verhouding stond tot de ernst van de aanranding, zodat aan de vereisten voor een geslaagd beroep op noodweer is voldaan. Het hof overweegt daartoe in het bijzonder dat de toen 21-jarige verdachte gedurende een periode van ongeveer 16 seconden werd geslagen door een geoefend kickbokser die kennelijk op hem verhaal wilde halen, terwijl hij zich – als inzittende van een auto – in een zeer ongemakkelijke en onoverzichtelijke situatie bevond. De auto die door de verdachte werd bestuurd stond tussen twee auto’s in en de motor was uitgevallen. De verdachte kon daardoor niet met de auto wegrijden. Daarnaast werd de verdachte aangevallen vanuit het bestuurdersportier en had hij daarbij een gordel om. Tijdens de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte werden tevens de mede-inzittenden van de auto, waaronder zijn broer die zich op dat moment op de bijrijdersstoel bevond, door andere belagers aangevallen. De verdachte kon zich dus ook via de andere kant van de auto niet aan de wederrechtelijke aanranding onttrekken. De verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment heeft horen roepen dat er een mes was en dit wordt bevestigd door zijn broer. De verdachte had op dat moment vanuit zijn positie op de bestuurdersstoel geen goed zicht op (handelingen van) de andere belagers. De verdachte vreesde aldus – en kon dit ook doen –, naast de benarde positie waarin hij zich reeds bevond, voor een nadere ogenblikkelijke aanranding met een mes. Gelet op deze bijzondere omstandigheden acht het hof het eenmaal schieten met een vuurwapen proportioneel. Dat het handelen van de verdachte potentieel dodelijk was voor de aanrander, maakt het oordeel van het hof – gelet op de aard, de ernst en de duur van de aanranding – niet anders.
Resumerend is het hof van oordeel dat er sprake was van een noodweersituatie en dat de verdachte binnen de grenzen van de noodzakelijke verdediging gehandeld heeft. Het in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 1 primair bewezenverklaarde is daarmee niet strafbaar. De verdachte zal daarom ten aanzien van dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
In de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 2 primair en in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 2 en feit 3 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
Het in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 2 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

wederspannigheid, meermalen gepleegd.

Het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 2 primair en in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde uitsluiten. Deze feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor onder feit 2 primair van parketnummer 03-286429-21 en onder de feiten 2 en 3 van parketnummer 03-035234-21 bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 2 primair bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen van geweld tegen [benadeelde 2] en een vriend van deze [benadeelde 1] . Samen met zijn broer heeft de verdachte op de openbare weg geweld gebruikt tegen deze jongens, waarbij de verdachte heeft erkend dat hij met zijn broer de agressoren binnen het conflict waren. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Voorts is ten laste van de verdachte in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 3 bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (ernstige gevaarzetting) door het stopteken via het stoptransparant en optische en geluidssignalen van een politiedienstvoertuig te negeren en tijdens zijn daaropvolgende vlucht voor de politie meermalen te rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid, zich tussen stilstaande voertuigen (voor de verkeerslichten) op twee rijbanen door te dringen, meermalen op abrupte wijze te remmen waardoor de achtervolgende politieambtenaren een "kop-staart"-aanrijding niet meer konden voorkomen en een verhoogde middenberm op te rijden en vervolgens in de richting van een fietser te rijden, die hierdoor moest uitwijken en ten val kwam. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich in volstrekt onvoldoende mate rekenschap gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer en zeer grote risico’s genomen. Het is daarbij niet aan de verdachte te danken dat de gevolgen daarvan voor andere verkeersdeelnemers beperkt zijn gebleven.
Ten slotte is bewezenverklaard dat de verdachte zich direct na deze achtervolging door de politie schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid tegen een drietal opsporingsambtenaren door zich met geweld te verzetten tegen zijn aanhouding. Daarbij heeft hij onder meer de kolf van het dienstwapen van een verbalisant vastgepakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven zich niets aan te trekken van het openbaar gezag.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg (deels) bekennende verklaringen afgelegd en daarmee in zoverre verantwoordelijkheid voor zijn strafbare handelen genomen. Voorts heeft de verdachte ten overstaan van het hof getoond dat hij het laakbare van zijn handelingen in ziet. Het hof weegt deze omstandigheden ten voordele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 december 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor wederspannigheid is veroordeeld, doch niet recent, en dat hij eerder een strafbeschikking heeft gehad voor overtreding van de Regeling Voertuigen. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft kennisgenomen van het door de Reclassering Nederland te Roermond opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 18 maart 2022. Daaruit komt als conclusie naar voren dat de verdachte voorafgaand aan zijn voorlopige hechtenis woonachtig was bij zijn ouders. Hij heeft zes broers en zussen en er is sprake van een hechte gezinssituatie. De ouders van de verdachte zijn beiden al langere tijd ziek, waardoor de zussen van de verdachte altijd mee de zorg voor hem hebben gedragen. De verdachte had ten tijde van het opstellen van het reclasseringsadvies al ongeveer twee jaar geen vaste vorm van dagbesteding. Hij heeft zijn mbo-diploma niet afgerond en hij had geen vaste bron van inkomsten. Zijn ouders en zijn zussen zouden de verdachte onderhouden. Daarnaast heeft hij nog nooit een baan of bijbaan gehad. Er zijn voorts aanwijzingen dat de verdachte zich in een criminogeen netwerk begeeft. De leefgebieden gezin en familie, sociaal netwerk en houding worden gezien als delictgerelateerd. De zorgen op deze leefgebieden geven voldoende indicatie voor een verhoogd risico op recidive.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat zijn ouders nog steeds ziek zijn en dat hij in detentie aan de slag is gegaan met zijn toekomstplannen. De verdachte heeft inmiddels diverse certificaten/diploma’s gehaald. Hij is voornemens om na zijn detentie voor het bedrijf van zijn oom te gaan werken.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en mede vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Voorts acht het hof – mede ter bescherming van de verkeersveiligheid – het aangewezen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 3 bewezenverklaarde aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden op te leggen, met aftrek van de duur dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.
Opheffing van de voorlopige hechtenis
De verdachte verblijft in de zaak met parketnummer 03-286429-21 sinds 22 oktober 2021 in preventieve hechtenis en heeft in de zaak met parketnummer 03-35234-21 drie dagen in voorarrest doorgebracht. Gelet op het feit dat het hof aan de verdachte bij arrest een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden oplegt met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en de totale duur van het voorarrest de duur van deze gevangenisstraf reeds ruimschoots heeft overschreden, zal het hof de voorlopige hechtenis met ingang van heden opheffen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 55.393,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in een bedrag van € 300,00 aan materiële schade voor een trainingspak en sportschoenen (post I), een bedrag van € 93,00 aan ziekenhuiskosten (post II), een bedrag van € 35.000 aan smartengeld (post III) en een bedrag van € 20.000 aan affectieschade gevorderd ten behoeve van [benadeelde 2] (post IV).
Deze vordering tot schadevergoeding is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.393,00 en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij [benadeelde 1] is in het overige deel van de vordering aan immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard en de vordering is afgewezen voor wat betreft de gevorderde schadepost die ziet op de schade geleden door en gevorderd ten behoeve van [benadeelde 2] .
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu het hof de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 1 tenlastegelegde – waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn – zal ontslaan van alle rechtsvervolging en aan de verdachte daarom voor dit feit geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zal het hof de benadeelde partij [benadeelde 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 141, 180 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 1 primair en feit 2 primair en in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 1 primair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-286429-21 onder feit 2 primair en in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-035234-21 onder feit 3 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 12 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat bij rechtstreeks bij het geding betrokkenen ten tijde van het bewezenverklaarde bekend was dat het slachtoffer een geoefend kickbokser is. Het hof is gebleken dat zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan worden achterhaald dat dit inderdaad het geval is.