ECLI:NL:GHSHE:2023:1178

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
20-002039-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake schuldwitwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd in PI Rijnmond, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren voor schuldwitwassen. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en vrijspraak van opzetwitwassen, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof oordeelde dat de verdachte op 24 april 2020 een geldbedrag van € 9.913,75 voorhanden had, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit bedrag afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte had geen overtuigende verklaring voor zijn handelen en het hof verwierp zijn verweer. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen, waarbij hij zijn bankrekening en pinpas ter beschikking had gesteld voor criminele praktijken. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn justitiële verleden, maar zag geen aanleiding om de straf te matigen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002039-21
Uitspraak : 5 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 augustus 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-126271-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Rijnmond - HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘witwassen’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het impliciet primair tenlastegelegde opzetwitwassen en het impliciet subsidiair tenlastegelegde schuldwitwassen bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair bepleit dat er hoogstens sprake is van schuldwitwassen. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 24 april 2020 te Roosendaal en/of te Hulst en/of te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van in totaal € 9.913,75, althans enig (groot) geldbedrag,
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 april 2020 in Nederland een geldbedrag van in totaal € 9.913,75 voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte niet wist dat zijn rekening gebruikt werd voor de WhatsApp-fraude en dat het onderzoek van de politie onvolledig is geweest omdat de camerabeelden van de Geldmaat niet beschikbaar zijn waardoor niet met zekerheid gesteld kan worden dat het de verdachte is geweest die de bedragen van de rekening heeft gepind. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er hoogstens sprake is van schuldwitwassen en niet van opzetwitwassen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Uit de saldo- en transactiegegevens van de bankrekening van de verdachte, ING rekening [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] , komt het volgende naar voren.
Op 24 april 2020 werd een bedrag van € 14,00 vanaf de spaarrekening van de verdachte, Oranje spaarrekening [rekeningnummer 2] , op de bankrekening van de verdachte gestort.
Vervolgens werd op 24 april 2020 om 19.31 uur met verdachtes bankpas (volgnummer 1) een bedrag van € 4,00 en om 19.31 uur een bedrag van € 10,00 vanaf de bankrekening van de verdachte gepind bij [locatie] in Tilburg. [locatie] in Tilburg is een coffeeshop die zich bevindt aan [adres 2] .
Vervolgens vonden er op 24 april 2020 de volgende bijschrijvingen op voornoemde bankrekening van de verdachte plaats:
  • om 20:32 uur werd vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 3] t.n.v. [naam 1] met een bedrag van € 1.500,00 bijgeschreven;
  • om 21.09 uur werd vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 4] t.n.v. [naam 2] een bedrag van € 2.500,75 bijgeschreven;
  • om 21.39 uur werd vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 5] t.n.v. [naam 3] een bedrag van € 2.311,74 bijgeschreven;
  • om 21.49 uur werd vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 4] t.n.v. [naam 2] een bedrag van € 1.800,50 bijgeschreven en
  • om 21.49 uur werd vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 4] t.n.v. [naam 2] een bedrag van € 1.800,80 bijgeschreven.
In totaal werd er op 24 april 2020 tussen 20.32 uur en 21.49 uur aldus een bedrag van
€ 9.913,04 op de bankrekening van de verdachte bijgeschreven.
Voorts blijkt uit de saldo- en transactiegegevens van de rekening van de verdachte dat bij de Geldmaat op de Schouwburgring te Tilburg op 24 april 2020 de volgende geldbedragen zijn gepind:
  • om 20.34 uur werd een bedrag van € 1.500,00 gepind;
  • om 21.15 uur werd een bedrag van € 2.000,00 gepind;
  • om 21.16 uur werd een bedrag van € 500,00 gepind;
  • om 21.42 uur werd een bedrag van € 2.000.00 gepind;
  • om 21.46 uur werd een bedrag van € 300,00 gepind;
  • om 21.52 uur werd een bedrag van € 2.000,00 gepind en;
  • om 21.53 uur werd een bedrag van € 1.600,00 gepind.
In totaal werd er aldus op 24 april 2020 tussen 20.34 uur en 21.53 uur een bedrag van € 9.900,00 van de bankrekening van de verdachte gepind. Deze bedragen hebben slechts zeer korte tijd op de bankrekening van de verdachte gestaan. Zoals ook reeds besproken ter terechtzitting in hoger beroep, bedraagt de afstand tussen [locatie] en de Geldmaat te voet 12 minuten (volgens Google Maps).
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep en inhoudende dat hij op 24 april 2020 aanwezig zou zijn op een feestje met/van ene “ [naam 4] ”(een half uur lopen vanaf [locatie] ), dat hij voorafgaand aan dat feestje inderdaad heeft gepind bij [locatie] , maar dat hij niets weet van het pinnen met zijn pinpas (volgnummer 1) vanaf 20:34 uur bij de Geldmaat en dat hij ook niet weet wie -behalve hijzelf bij [locatie] - die avond nog meer zijn pinpas heeft gebruikt en dat hij ook niet weet wat er na het pinnen door verdachte bij [locatie] met zijn pinpas is gebeurd, acht het hof ongeloofwaardig en niet aannemelijk. Door geen nadere, laat staan concrete en verifieerbare, informatie te geven over waar hij naartoe is gegaan nadat hij bij [locatie] wegging, met wie hij daar was en wat er die avond dan met zijn pinpas is gebeurd, de pinpas waarover de verdachte nadien nog steeds beschikte, kan het niet anders dan dat de verdachte zijn pinpas ter beschikking heeft gesteld om gelden op zijn rekening te doen ontvangen en er vervolgens weer af te halen. De verdachte verklaarde immers dat hij de enige was die toegang had tot zijn bankpas en bankrekening. Uit het dossier volgt bovendien dat er maar één bankpas (met volgnummer 1) bij deze bankrekening is afgegeven. Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat de verdachte zijn bankrekening en pinpas en pincode ter beschikking heeft gesteld voor deze praktijken en daarbij op zijn minst redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat de gelden die daarop werden gestort en er vervolgens weer vanaf werden gehaald onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf. Een andere aannemelijke verklaring is door de verdachte niet gegeven. Het hof verwerpt hettot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging dan ook. Dat er geen camerabeelden meer beschikbaar zijn zodat niet meer kan worden bezien of het verdachte zelf is geweest die de bedragen bij de Geldmaat heeft gepind, maakt een en ander niet anders.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

schuldwitwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van diverse geldbedragen die op zijn bankrekening zijn gestort naar aanleiding van de WhatsApp-fraude en vervolgens van die bankrekening zijn gepind. Door het witwassen van crimineel geld wordt de onderliggende criminaliteit, in dit geval de WhatsApp-fraude, gefaciliteerd en wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer ontwricht. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Het hof heeft gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij een vriendin heeft en dat zij samen vier jonge kinderen hebben, dat hij niet bij zijn vriendin kan wonen in verband met haaruitkering. .
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 23-01-2023 van Reclassering Nederland, opgemaakt ter advisering in een andere strafzaak waarvoor de verdachte thans gedetineerd zit, waaruit blijkt dat de verdachte geen woonruimte of dagbesteding heeft en dat er risicoverhogende factoren worden gezien in zijn psychosociaal functioneren en negatieve sociale netwerk. Voorts rookte de verdachte voorafgaande aan zijn huidige detentie dagelijks zo’n zes joints en zou hij al vanaf zijn zestiende blowen. Traverse was eerder bij de verdachte betrokken en kan hem ook in de toekomst helpen met onderdak, dagbesteding en helpen met het maken van een plan van aanpak.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis, passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding om, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de taakstraf te matigen tot 30 uren zoals door de verdediging is verzocht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. A.E.J. Satink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 5 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Satink voornoemd is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.