Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief met bijlagen van de GI d.d. 17 februari 2023;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de GI overgelegde pleitaantekeningen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 oktober 2022 aangevochten, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de grootmoeder moederszijde was verleend. De vader betwistte de noodzaak van deze uithuisplaatsing en voerde aan dat er minder ingrijpende maatregelen mogelijk waren. Hij stelde dat de GI onvoldoende had gemotiveerd waarom uithuisplaatsing noodzakelijk was en dat er onvoldoende maatregelen waren getroffen om dit te voorkomen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 februari 2023 zijn de vader, de GI en de stiefmoeder gehoord. De GI verdedigde de uithuisplaatsing en stelde dat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van [minderjarige 1], die sinds 28 augustus 2018 onder toezicht stond. Het hof heeft vastgesteld dat er voor het incident op 26 augustus 2022 al zorgen bestonden over de (thuis)situatie van [minderjarige 1]. Het hof oordeelde dat de uithuisplaatsing bij de grootmoeder moederszijde noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1].
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en benadrukt dat de samenwerking tussen de GI en de vader/stiefmoeder cruciaal is voor een eventuele terugplaatsing van [minderjarige 1]. De vader en stiefmoeder moeten zich inzetten voor het O&O-traject, dat moet leiden tot een constructieve samenwerking en een veilige omgeving voor [minderjarige 1].