ECLI:NL:GHSHE:2023:1156

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
20-000480-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 27 februari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, was bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen. De rechtbank had ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis met aanvulling van de gronden vorderde. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd omdat er geen proces-verbaal van de zitting was opgemaakt, zoals vereist door de wet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 maart 2017 in Nuth een bestelbus had gestolen, waarbij hij geweld had gebruikt door pepperspray in het gezicht van de chauffeur te spuiten. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal met geweld en heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 28 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, maar er is wel een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 4.387,24, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000480-21
Uitspraak : 10 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 februari 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-700102-17, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken’ bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] integraal toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de rechtbank beslist op het beslag.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de gronden waarop het berust. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze kan worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde reiskosten naar het politiebureau en naar het advocatenkantoor, nu deze niet zijn aan te merken als materiële schade en evenmin anderszins voor vergoeding in aanmerking komen. De advocaat-generaal heeft tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd en afwijzing van de wettelijke rente nu deze niet door de benadeelde partij is gevorderd.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat de rechtbank niet overeenkomstig artikel 327a derde lid Wetboek van Strafvordering een proces-verbaal van de zitting is opgemaakt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 maart 2017 in de gemeente Nuth, op de openbare weg (Daelderweg) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelbus (kenteken [kenteken] ) met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) pepperspray, althans een bijtende stof, in het gelaat van voornoemde [benadeelde] heeft/hebben gespoten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 maart 2017 in de gemeente Nuth, op de openbare weg (Daelderweg) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelbus (kenteken [kenteken] ) met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en een ander dan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, pepperspray, althans een bijtende stof, in het gelaat van voornoemde [benadeelde] heeft gespoten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen of paginanummers betreffen dit bijlagen of paginanummers bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad/HIC, proces-verbaalnummer 2017037563, onderzoek LB2R017027 Septarie, met doorgenummerde pagina’s 1-83, afgesloten op 7 juni 2017 door verbalisant [verbalisant 1] , inspecteur van politie, eenheid Limburg.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , op ambtseed opgemaakt door verbalisant T.J.E.M. Meertens, d.d.7 maart 2017, pagina 8 tot en met 10, voor zover inhoudende:
Vandaag, op dinsdag 7 maart 2017, moest ik goederen inladen in Nuth, bij [bedrijf 2] , gelegen aan de [adres 2] te Nuth. Ik reed in een witte bestelbus van het merk Mercedes Benz, type Sprinter. De bus was voorzien van het kenteken [kenteken] . Op de bus zijn verder geen stickers of dergelijke aangebracht. De bus is dan ook niet herkenbaar als zijnde van [bedrijf 1] of van [bedrijf 2] .
Toen ik vandaag bij [bedrijf 2] geladen had, vertrok ik om 06:51 uur richting Eindhoven. Ik reed over de Daelderweg richting de A76. Ik reed verder richting de stoplichten bij de kruising Daelderweg / A76. Op een gegeven moment stond ik voor het rode verkeerslicht op het viaduct over de A76. Ik stond voorgesorteerd om linksaf te slaan, de A76 op richting Eindhoven. Toen ik stilstond voor het rode verkeerslicht zag ik opeens dat er iemand aan de bijrijderskant van mijn bestelbus het portier opende en instapte. Ik was verrast en wist niet wat mij overkwam. Ik kan diegene die instapte als volgt omschrijven:
- Een man
- Donkere huidskleur, dan bedoel ik echt donker
- Normaal postuur
- Zwarte muts
- Sjaal voor de mond
- Zwarte jas
- Ik zag alleen de ogen van die man
Ik hoorde dat die man tegen mij zei: "Rustig, rustig". Die man zei dat met een zware stem. Ik hoorde dat die man een duidelijk accent had, ik kan het accent alleen niet thuisbrengen. Toen die man dat tegen mij zei, zag en voelde ik dat hij iets in mijn gezicht spoot. Ik denk dat dit pepperspray was, want het begon direct te branden in mijn ogen en in mijn gezicht. Ik zag dat er iets van rook of een wolk vanaf kwam. Ik voelde een natte straal in mijn gezicht. Het branderige gevoel begon direct toen ik geraakt werd. Ik zag dat die man het busje, waarvan ik dacht dat het pepperspray was, in zijn linkerhand had. Toen die man die spray in mijn gezicht spoot, werd ik bang. Ik dacht dat hij mij ging overvallen. Ik was bang dat hij mij met een mes of dergelijk zou steken. Ik dacht alleen maar aan wegkomen. Ik ben dan ook direct via het bestuurdersportier uitgestapt. Ik heb daarbij hard geschreeuwd, zodat iemand in de buurt het mogelijk kon horen. Toen ik uitgestapt was, heb ik direct in mijn ogen gewreven, want het deed veel pijn. Na enkele seconden wilde ik terug naar de bus gaan, want ergens had ik het idee dat ik die vent uit mijn bus wilde hebben. Voordat ik echter terug bij de bus kon komen, zag ik dat de bus wegreed. Ik zag dat de bus de snelweg opreed richting Eindhoven. Ik zag verder geen ander voertuig erbij. Ik heb toen om mij heen gekeken of er nog iemand in de buurt was die mij kon helpen. Dit was niet het geval. De goederen achterin de bestelbus (…) zijn eigendom van [bedrijf 2] . Naast de spullen van [bedrijf 2] lagen er ook spullen van [bedrijf 1] in de bus. (…) ik had ook verschillende privé-spullen in de bus liggen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , op ambtseed opgemaakt door verbalisanten J. Hordijk T.J.E.M. Meertens, d.d. 7 maart 2017, pagina 39 en 40, voor zover inhoudende:
Ik ben eigenaar van [bedrijf 1] , dit betreft een koerier/transport bedrijf. Ik werd vandaag 07 maart 2017, omstreeks 07:36 uur gebeld door iemand van het bedrijf [bedrijf 2] . Ik hoorde dat die persoon mij vertelde dat een chauffeur van mij overvallen was. Ik heb direct de GPS ingeschakeld van de betreffende bus. Daarna heb ik meteen 112 gebeld. Ik zag op het GPS systeem dat de gestolen bus op de A76 bij Elsloo reed. Ik heb de bus vervolgens onafgebroken gevolgd middels deze GPS. Ik heb dit direct doorgegeven aan de centralist van de meldkamer van de politie. Ik zag op het GPS systeem dat de bus naar België reed. Ik zag dat deze de afslag Maasmechelen nam en via Lanaken richting Zutendaal reed. Op een gegeven moment hoorde ik de centralist zeggen dat de Belgische politie zich gereed maakte om de bestuurder aan te houden. Ik heb de verbinding vervolgens verbroken. Ik kan u zeggen dat ik heb gezien dat de bus nergens is gestopt is, behalve bij verkeerslichten.
3.
Het proces-verbaal onderzoek wapen, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , d.d.7 maart 2017, pagina 62, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 14 maart 2017 ontving ik van collega [verbalisant 1] , inspecteur van Politie, een groenkleurig busje CS-gas. Dit busje CS-gas werd aangetroffen bij een verdachte. [
Het hof begrijpt gelet op p. 63 en het vermelde proces-verbaalnummer dat dit het onder de verdachte aangetroffen busje betreft] Het betreft een busje met een inhoud van 60 Milliliter. Het busje is nagenoeg vol en voorzien van het opschrift: American Style NATO super-paralisant, CS-GAS sillarde, maximum nummer, 60 ml. De inhoud van het busje CS-gas (traangas) betreft een traanverwekkende vloeistof. Derhalve betreft het busje CS-gas een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie 2 onder 6 van de Wet Wapens en Munitie.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde] als getuige door de raadsheer-commissaris mr. H.A.T.G. Koning gedateerd 8 augustus 2022, voor zover inhoudende:
U vraagt mij waar het incident heeft plaatsgevonden. Op de brug [
het hof begrijpt: het viaduct over de snelweg A67, nabij de toenmalige oprit vanaf de Daelderweg, Nuth]. Ik stond te wachten op de brug voor linksaf. Ik ben bij het laatste stuk van het viaduct overvallen. Ik stond bij het rode licht. Ik stond voorgesorteerd, deed mijn knipperlicht aan om naar links te gaan en ik stop voor rood licht. U vraagt mij wat ik zag toen ik uit de bus stapte. Ik zag de bus de snelweg opgaan [
het hof begrijpt de snelweg A67, gaande in noordelijke richting (Geleen, Eindhoven)]. Ik wilde daarheen rennen maar de bus was al weg.
5.
Het Pro Justitia rapport, TG.11.LA.002284/2017, gedateerd 7 maart 2017, opgemaakt door inspecteurs [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de lokale politie Lanaken-Maasmechelen, Gevolg 1 tot en met 4, voor zover inhoudende:
Opstellers, belast met de dienst noodhulp krijgen op 7 maart om 07.18 uur de opdracht zich te begeven naar de Steenweg te Rekem. Aldaar zou een voertuig Mercedes Sprinter, voorzien van een Nederlands kenteken [kenteken] rondrijden. Om 7.21 uur wordt de bestelbus gestopt te Zutendaal en de bestuurder genaamd [verdachte] aangehouden. Op de passagiersstoel van de bestelbus wordt een busje pepperspray aangetroffen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , op ambtseed opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , d.d. 7 maart 2017 pagina 23 en 24, voor zover inhoudende:
Ik begreep van [benadeelde] [
het hof begrijpt: de aangever] dat een man, met een bivakmuts over zijn hoofd, bij hem de bestuurders cabine van de bestelauto in was gekomen en dat deze man hem meteen met een spuitbus iets in zijn gezicht had gespoten. [benadeelde] was de auto uit gevlucht en die man met de bivakmuts is met de bestelauto weggereden. [benadeelde] heeft nog gezien dat die man een donkere huidsleur had. De chauffeurs die voor [bedrijf 2] vervoeren hebben allemaal een tablet bij zich waar een Track & Trace systeem op zit. Ik heb meteen nagevraagd of via dat systeem te achterhalen was waar de bestelauto op dat moment was. Daarbij bleek dat de tablet meteen na de diefstal was uitgezet. Kennelijk was de dader dus op de hoogte van de procedure met de tablet en de Track & Trace.
Ik heb van een uw collega vernomen dat in België een man is aangehouden als verdachte en dat deze [verdachte] heet. Hij heeft tot november 2016 voor ons bedrijf [
het hof begrijpt: [bedrijf 2]] werkzaamheden verricht.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat verdachte het voertuig Mercedes Sprinter aan het begin van de oprit van de A67, de toenmalige oprit vanaf de Daelderweg, Nuth gaande in noordelijke richting, heeft overgenomen van ‘James’ en dat verdachte geen bemoeienis heeft gehad met de daaraan voorafgaande diefstal met geweld.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat aangever voor het verkeerslicht aan het begin van de oprit van de A67, de toenmalige oprit vanaf de Daelderweg, Nuth stond te wachten toen een man aan de bijrijderskant van zijn bestelbus het portier opende en instapte. Aangever is via de bestuurderszijde uitgestapt en heeft daarbij hard geschreeuwd.
Verdachte heeft ter terechtzitting daartegenover het alternatieve scenario geschetst dat hij bij diezelfde oprit van de A 67 stond te wachten maar vanuit zijn positie niets gezien of gehoord heeft. Het hof acht dit ongeloofwaardig nu de plaats waar de diefstal van de bestelbus heeft plaatsgevonden zich binnen gezichts- en gehoorafstand bevond van de plaats waar verdachte zich, aldus zijn eigen verklaring, zou hebben opgehouden.
Aangever wilde na enkele seconden terug naar de bus gaan en zag dat de bus wegreed en de snelweg opreed richting Eindhoven. Aangever zag verder geen ander voertuig of personen in de buurt en heeft evenmin verklaard dat hij de bus na het wegrijden verderop heeft zien stoppen, zodat het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij de bus op de kruising of op een later moment zou hebben overgenomen van ‘James’ zijn weerlegging reeds vindt in de bewijsmiddelen.
Verdachte heeft op 7 maart 2017 tijdens het verhoor door onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren verklaard dat hij James was tegengekomen en dat deze misschien wat voor hem had. James zei dat verdachte in Geleen moest wachten en James heeft verdachte naar Geleen gebracht. Na een half uur was hij teruggekomen met een auto. Verdachte moest een paar uur gaan rondrijden en hij zou mij nadien gaan bellen. Verdachte heeft op 16 maart 2017 bij de rechter-commissaris, rechtbank Limburg, eveneens verklaard dat hij de auto in Geleen heeft gekregen van James, bij de A2 en dat James Moluks is of Indonesisch. Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat James Surinaams is, maar verdachte heeft op geen enkel moment tijdens het proces nadere informatie aangedragen over ‘James’ die voor verdachte ontlastend zou kunnen zijn.
Nu verdachte ter terechtzitting een geheel ander scenario heeft geschetst, waarbij verdachte de bestelbus bij de oprit van de A67 van James heeft gekregen, zal het hof beide door verdachte genoemde scenario’s als ongeloofwaardig terzijde schuiven.
Het hof overweegt ten slotte dat verdachte korte tijd voorafgaande aan het tenlastegelegde, ongeveer drie maanden als chauffeur in dienst is geweest bij [bedrijf 2] . Hij heeft aldaar kennis kunnen nemen van gebruikelijke routes en vertrektijden van bestelbussen. Direct na de na de diefstal van de bestelbus is de zich daarin bevindende tablet met een track- en trace systeem uitgezet, hetgeen wijst op wetenschap bij de dader van de zich op dat tablet bevindende volgsysteem.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof een lagere straf aan de verdachte zal opleggen dan de rechtbank aan de verdachte heeft opgelegd en dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, dat de verdachte kostwinner is in zijn gezin, en dat niet over relevante veroordelingen beschikt op het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met toepassing van onverhoeds geweld met pepperspray tegen een nietsvermoedende chauffeur. De verdachte heeft daarbij een grote hoeveelheid (waardevolle) goederen buitgemaakt.
Dergelijke overvallen op koeriers van waardevolle goederen hebben een grote impact op de slachtoffers en leiden vaak tot langdurige nadelige psychische gevolgen. Aangever [benadeelde] had na de overval pijn aan zijn ogen en gezicht. Uit de toelichting van de vordering van de benadeelde partij blijkt dat [benadeelde] door het feit (onder meer) tijdelijk arbeidsongeschikt is geraakt. Daarnaast heeft [benadeelde] behandelingen bij een psycholoog ondergaan, om de door de overval opgelopen posttraumatische stressstoornis te kunnen verwerken.
Het hof weegt verder ten nadele van de verdachte mee dat de diefstal kennelijk zorgvuldig was gepland. De verdachte heeft kort voorafgaande aan het feit als chauffeur transporten voor [bedrijf 2] verzorgd en hij heeft de hierbij opgedane kennis misbruikt voor zijn doel om zich de waardevolle lading toe te eigenen. Zo heeft hij het vertrouwen beschaamd dat in werkrelaties nodig is om waardevolle informatie en goederen ter beschikking te stellen.
Het hof heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 januari 2023 betreffende verdachte waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft zich voor de straftoemeting georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), komt voor een overval op een geldtransport of een vrachtwagen met licht geweld de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden in aanmerking. Gelet op de hiervoor beschreven kenmerken van de door de verdachte gepleegde diefstal met geweld is het hof van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij bovengenoemd oriëntatiepunt en zal het hof in dit geval de genoemde strafmaat als uitgangspunt hanteren. Hoewel geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn zal het hof, gelet op de ouderdom van het bewezenverklaarde feit, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 28 maanden. Het hof acht deze straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd. Echter, aangezien het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 51f en 51g van het Wetboek van Strafvordering – immers, de vereiste machtiging ontbreekt – zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Het hof zal beslissen op de proceskosten als hierna te melden.
Schadevergoedingsmaatregel
Het bovenstaande laat onverlet dat het hof op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte een verplichting tot betaling van een schadevergoeding kan opleggen ten behoeve van een slachtoffer.
De schadevergoedingsmaatregel is immers een strafrechtelijke sanctie die los van de beslissing in de voegingsprocedure kan worden opgelegd, indien en voor zover de verdachte jegens een slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Nu dat hier het geval is, zal een schadevergoeding worden toegewezen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel. Het hof stelt vast dat de verdachte in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren tegen de gestelde schade.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer
[benadeelde] is toegebracht tot het bedrag van € 4.387,24. De verdachte is daarvoor jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ter hoogte van het voormelde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij telkens bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Voorts zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna te noemen voorwerpen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikelen 36b, 36c, 36f, en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 busje 60ml Traangas, kleur: groen, NATO AMERICAN (946703);
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 Computer, kleur: zwart, SHIELD tablet (946441);
  • 1 GSM, kleur: zwart, LG (946435);
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.387,24 (vierduizend driehonderdzevenentachtig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 3.387,24 (drieduizend driehonderdzevenentachtig euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 53 (drieënvijftig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Aldus gewezen door:
mr. B.F.M. Klappe, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.M.G. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 10 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Smit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.