ECLI:NL:GHSHE:2023:1136

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
20-001187-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken is van meerdere tenlastegelegde feiten, maar wel is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 dagen en een taakstraf van 200 uren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep voor wat betreft de vrijspraken en om de opgelegde straf te verhogen naar 46 dagen gevangenisstraf en een taakstraf van 200 uren. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 februari 2020 in zijn woning in Rotterdam 699,2 gram heroïne aanwezig had. De verdachte was de enige ingeschreven bewoner van het adres en het hof oordeelde dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraken en het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De teruggave van een in beslag genomen Nokia is gelast.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001187-22
Uitspraak : 20 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 mei 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-043413-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank partieel vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Ook is hij vrijgesproken van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod (tenlastegelegd onder 1, het vierde gedachtestreepje) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Tot slot heeft de rechtbank de teruggave van de inbeslaggenomen Nokia aan de verdachte gelast.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van de partiele vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde en ten aanzien van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in het hoger beroep zal verklaren, het vonnis waarvan beroep voor het overige zal bevestigen behoudens de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte vrijspreekt van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank partieel vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Ook is de verdachte vrijgesproken van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2020 tot en met 17 februari 2020 in de gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 807 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het onder 1 bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang en (tijds)verband beschouwd.
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van:
A.
het doorgenummerde procesdossier van de Politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad-Limburg, , onderzoek Viel, documentcode LB2R020003, proces-verbaalnummer 233, sluitingsdatum 4 juni 2020, pagina’s 1 tot en met 1066 (hierna te noemen politiedossier)
en
B.
het doorgenummerd aanvullend procesdossier van de Politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad-Limburg, onderzoek Viel/LB2R020003, proces-verbaalnummer 276, sluitingsdatum 10 augustus 2020, pagina’s 1068 tot en met 1093 (hierna te noemen aanvullend politiedossier)
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2020, p. 433-435 van het politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 17 februari 2020, omstreeks 08:08 uur was ik ter plaatse aan [adres] .
Ik was daar belast met de taak een persoon aan te houden die is genaamd:
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats].
Volgens de gemeentelijke basis administratie was [verdachte] de enig ingeschrevene op het adres [adres] .
Het viel mij op dat in het slaapgedeelte van de woning op de kast meerdere Nike schoenendozen stonden. Een schoenendoos stond half open. Vervolgens zag ik dat in deze half open schoenendoos een met folie verpakt pakket lag. Ik herkende dit pakket aan zijn formaat, en de wijze van verpakken, als zijnde verdovende middelen.
In een Nike schoenendoos op de kast werden 4 verschillende verpakkingen met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. Deze zijn in beslag genomen onder registratienummer 2020051742-2, 4, 5 en 6.
2.
De plattegrond op pagina 436 van het politiedossier, in combinatie gezien met de foto’s op pagina’s 440 en 443 van het politiedossier:
Het hof neemt op de voormelde plattegrond, in combinatie gezien met de voormelde foto’s, waar dat de half openstaande schoenendoos met hierin de heroïne is aangetroffen op een kast die stond tussen het woon- en het slaapgedeelte van de woning en dat deze kast en hetgeen daarop stond vanuit beide ruimtes zichtbaar was.
3.
De kennisgeving van inbeslagneming, zijnde een ander geschrift, p. 737-738 van het politiedossier, voor zover inhoudende:
Registratienummer : PL1700-2020051742-2

Inbeslagneming

Plaats: [adres]
Datum en tijd: 17 februari 2020 te 09:45 uur
Omstandigheden: aangetroffen in de woning van beslagene tijdens doorzoeking.

Beslagene

Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1988

Volgnummer 1

Goednummer : PL1700-2020051742-5982353
Object : Verdovende middelen
4.
De kennisgeving van inbeslagneming, zijnde een ander geschrift, p. 739 van het politiedossier, voor zover inhoudende:
Registratienummer : PL1700-2020051742-4

Inbeslagneming

Plaats: [adres]
Datum en tijd: 17 februari 2020 te 09:45 uur
Omstandigheden: aangetroffen in woning van beslagene tijdens doorzoeking.

Beslagene

Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1988

Volgnummer 1

Goednummer : PL1700-2020 051742-5982363
Object : Verdovende middelen
5.
De kennisgeving van inbeslagneming, zijnde een ander geschrift, p. 740-741 van het politiedossier, voor zover inhoudende:
Registratienummer : PL1700-2020051742-5

Inbeslagneming

Plaats: [adres]
Datum en tijd: 17 februari 2020 te 09:45 uur
Omstandigheden: aangetroffen in het huis van beslagene tijdens doorzoeking

Beslagene

Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1988

Volgnummer 1

Goednummer : PL1700-2020051742-5982368
Object : Verdovende middelen
6.
De kennisgeving van inbeslagneming, zijnde een ander geschrift, p. 742 van het politiedossier, voor zover inhoudende:
Registratienummer : PL1700-2020051742-6

Inbeslagneming

Plaats: [adres]
Datum en tijd: 17 februari 2020 te 09:45 uur
Omstandigheden: aangetroffen in huis van beslagene tijdens doorzoeking

Beslagene

Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1988

Volgnummer 1

Goednummer : PL1700-2020051742—5982370
Object : Verdovende middelen
7.
Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 23 maart 2020, p. 1076-1081 van het aanvullend politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Goednummer : PL1700-2020051742-5982353
Relatie met SIN : AANJ2253NL
Object : Verdovende middel
Omschrijving : Blok bruin materiaal
Gewicht netto : 445,9 gram
Goednummer : PL1700-2020051742-5982363
Relatie met SIN : AANR8752NL
Object : Verdovende middel
Omschrijving : Blokjes bruin materiaal
Gewicht netto : 98,3 gram
Goednummer : PL1700-2020051742-5982368
Relatie met SIN : AANR8754NL
Object : Verdovende middel
Omschrijving : Blokjes bruin materiaal
Gewicht netto : 105,8 gram
Goednummer : PL1700-2020051742-5982370
Relatie met SIN : AANR8756NL
Object : Verdovende middel
Omschrijving : Bruin materiaal
Gewicht netto : 49,2 gram
8.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag NFiDENT d.d. 23 maart 2020, p. 1082 van het aanvullend politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur ing. [rapporteur] :

Resultaten en conclusie

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANJ2253NL brok, bruin, uit 445,9 gram bevat heroïne
9.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag NFiDENT d.d. 23 maart 2020, p. 1083 van het aanvullend politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur ing. [rapporteur] :

Resultaten en conclusie

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANR8752NL brokjes, bruin, uit 98,3 gram bevat heroïne
10.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag NFiDENT d.d. 23 maart 2020, p. 1084 van het aanvullend politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur ing. [rapporteur] :

Resultaten en conclusie

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANR8754NL brokjes, bruin, uit 105,8 gram bevat heroïne
11.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag NFiDENT d.d. 23 maart 2020, p. 1085 van het aanvullend politiedossier, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur ing. [rapporteur] :

Resultaten en conclusie

Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANR8756NL onbekend, bruin, uit 49,2 gram bevat heroïne
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte vrijspreekt van het tenlastegelegde. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman primair, op gronden als verwoord in de pleitnota, betoogd dat niet wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat de verdachte
beschikkingsmacht had over en wetenschap had van de in zijn woning aangetroffen heroïne, nu ook anderen beschikten over de sleutel van zijn woning en hij slechts op de dag voor de inval kort in zijn woning is geweest, na een langer verblijf in Marokko. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat, indien het hof van oordeel is dat er wel voldoende bewijs voorhanden is, het hof de verklaring van de verdachte inhoudende het alternatief scenario dat een ander de heroïne in zijn woning moet hebben achtergelaten niet ter zijde kan schuiven, zodat hij om die reden dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Om tot bewezenverklaring te komen van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid heroïne als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet dient allereerst uit de bewijsmiddelen te blijken dat de verdachte een zodanige macht kon uitoefenen over de heroïne dat hij, de verdachte, geacht kon worden die heroïne aanwezig te hebben gehad. Voor het vereiste “aanwezig hebben” is niet doorslaggevend dat die hoeveelheid drugs aan de verdachte toebehoorde. Evenmin is noodzakelijk dat de verdachte enige beschikkings- of beheersbevoegdheid had ten aanzien van die drugs. Voldoende is, aldus, dat de drugs zich binnen de machtssfeer van de verdachte bevonden. Voorts dient, vanwege het vereiste van (voorwaardelijk) opzet, uit de bewijsmiddelen te blijken dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt het navolgende.
Op 17 februari 2020 is verbalisant [verbalisant 1] naar [adres] gegaan ter aanhouding van de verdachte. Nadat de verbalisant in de woning in een half openstaande schoenendoos een pakket opmerkte dat hij vanwege het formaat en wijze van verpakken herkende als bevattende verdovende middelen, heeft er een doorzoeking in de woning plaatsgevonden. Bij deze doorzoeking werd 699,2 gram heroïne, verdeeld over 4 pakketten, aangetroffen in voornoemde schoenendoos.
De verdachte stond als enige persoon ingeschreven op het voornoemde adres. Gelet hierop heeft als uitgangspunt te gelden dat de 699,2 gram heroïne zich in de machtssfeer van de verdachte bevond. Het hof merkt hierbij op dat degene die als bewoner de beschikkingsmacht heeft over een woning in beginsel verantwoordelijk kan worden geacht voor de aanwezigheid van datgene wat zich in die woning bevindt. Voorts kan die persoon in beginsel geacht worden wetenschap te hebben van hetgeen in die woning aanwezig is, tenzij bijzondere feiten of omstandigheden worden aangevoerd op grond waarvan van genoemd uitgangspunt dient te worden afgeweken.
Op de vraag van de politie bij zijn verhoor op 18 februari 2020 met wie hij op voornoemd adres woont, heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Bij zijn verhoor door de rechter-commissaris op 21 februari 2020 heeft hij enkel verklaard dat veel personen de sleutel van zijn woning hadden. Eerst ter terechtzitting in eerste aanleg op 10 mei 2022 heeft de verdachte verklaard dat zijn moeder, zijn zus en andere familieleden een sleutel van zijn woning hadden en dat er ook weleens vrienden bleven slapen. Nu de verdachte van deze andere personen geen namen heeft willen of kunnen noemen, is het hof van oordeel dat zijn verklaring – en daarmee het begin van een alternatief scenario – onvoldoende concreet is onderbouwd en onvoldoende verifieerbaar is. Daarbij merkt het hof nog op dat de verdediging noch ter terechtzitting in eerste aanleg noch ter terechtzitting in hoger beroep heeft getracht deze verklaring van de verdachte nader te onderbouwen door bijvoorbeeld te verzoeken om deze personen als getuige te horen. Al met al is het hof van oordeel dat de verdachte geen voldoende aannemelijke en/of verifieerbare verklaring heeft gegeven waarom van voornoemd uitgangspunt dient te worden afgeweken.
Met de rechtbank is het hof voorts van oordeel dat de omstandigheid dat de verdachte een periode in Marokko is geweest, voor de beoordeling in deze niet van belang is nu hij zelf ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij de dag voor deze doorzoeking nog in zijn woning is geweest.
Het hof heeft tot slot bij zijn oordeel nog betrokken de omstandigheid dat de verpakkingen van de heroïne zijn aangetroffen in een half openstaande schoenendoos die stond op een kast tussen het woon- en slaapgedeelte in de woning van de verdachte en dat deze kast en hetgeen erop stond vanuit beide ruimtes zichtbaar was. Het hof stelt vast dat dit ruimtes zijn die doorgaans dagelijks worden gebruikt. Bovendien was de verpakking met heroïne voor eenieder zichtbaar, gelet op het feit dat de verbalisant, die de woning betrad ter aanhouding van de verdachte, deze ook direct opmerkte. Het hof acht het onaannemelijk dat een derde, gelet op de waarde die de heroïne vertegenwoordigde, dit voor eenieder zichtbaar in de woning van een onwetende derde achterlaat. Het hof gaat dan ook aan het aldus luidende alternatief scenario van de verdachte voorbij.
Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van het hof vast dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de 699,2 gram heroïne in zijn woning en komt derhalve tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde, te weten het opzettelijk aanwezig hebben van 699,2 gram heroïne.
Het verweer wordt verworpen.
Tot slot overweegt het hof nog dat het de verdachte zal vrijspreken van het bestanddeel “medeplegen”, nu daarvoor het wettig bewijs ontbreekt.
Bewezenverklaring
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen en de bewijsoverweging, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 februari 2020 in de gemeente Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 699,2 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen met aftrek van voorarrest en tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen met aftrek van voorarrest en tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De verdediging heeft het hof verzocht te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die door de verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Het hof komt tot een andere strafoplegging dan is gevorderd door de advocaat-generaal en is verzocht door de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 699,2 gram heroïne in zijn woning. Gelet op deze hoeveelheid staat het voor het hof zonder meer vast dat deze drugs voor de verdere verspreiding en handel bestemd zijn geweest. Het gebruik van heroïne is bedreigend voor de volksgezondheid. Door aldus te handelen heeft de verdachte de handel in, alsmede het gebruik van stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bevorderd.
Het hof is van oordeel dat in het algemeen bij de straftoemeting aansluiting kan worden gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs van een hoeveelheid van tussen de 500 en 1.000 gram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geformuleerd.
Reeds gelet op dit oriëntatiepunt is het hof van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving in beginsel niet kan worden volstaan met een straf die geen onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de persoon van de verdachte die ervoor zorgen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (thans) niet is aangewezen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof allereerst acht geslagen op het, de verdachte betreffend, Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 januari 2023. Blijkens dit uittreksel is de verdachte niet eerder ter zake van een overtreding van de Opiumwet met justitie in aanraking geweest. Ten overvloede merkt het hof hierbij nog op dat voornoemd oriëntatiepunt uitgaat van een ‘first offender’, waardoor het hof dit niet in strafmatigende zin laat meewegen.
Voorts heeft het hof bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep. In dat kader heeft de verdediging naar voren gebracht dat de verdachte kampt met verlammingsverschijnselen in zijn benen als gevolg van een ongeluk, waardoor het voor de verdachte onder andere moeilijk is om (passend) werk te vinden. Voorts is het hof gebleken dat de verdachte niet beschikt over een woning en over werk en dat hij een Wajong-uitkering ontvangt.
Al het vorenstaande afwegende is het hof van oordeel dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die maken dat het aangewezen is om van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken. Gelet op het vorenstaande is het hof dan ook van oordeel dat niet kan worden volstaan met een strafoplegging zoals is gevorderd door de advocaat-generaal en is verzocht door de verdediging, omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
Het hof acht derhalve de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen Nokia.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen partiele vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde en de vrijspraak van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een grijze Nokia (G1292181).
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 20 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.A.J.M. Lavrijssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.