ECLI:NL:GHSHE:2023:1133

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
20-000068-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor drugshandel en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 11.458,37 en een Rolex-horloge, maar was wel veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het bezit van een vuurwapen. Het hof heeft geoordeeld dat de vrijspraak van het witwassen een beschermde vrijspraak is, waardoor de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep tegen dat deel van het vonnis. Het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij cocaïne en MDMA heeft verhandeld, en aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de verbeurdverklaring van een telefoon die gebruikt is voor de drugshandel en de onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en munitie. De uitspraak is gepubliceerd in verband met een ingesteld cassatieberoep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000068-21
Uitspraak : 17 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-099789-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van onderdelen van het onder 3 tenlastegelegde, namelijk ten aanzien van het witwassen van een geldbedrag van
€ 11.458,37, alsmede van een Rolex-horloge. De verdachte is ter zake van ‘het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’ (feit 1), ‘het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2), ‘witwassen’ (feit 3) en ‘het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie’ (feit 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang en ontvankelijkheid van het hoger beroep
Blijkens de akte instellen hoger beroep d.d. 13 januari 2021 is van de zijde van de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
De rechtbank heeft de verdachte partieel vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, namelijk ten aanzien van het witwassen van een geldbedrag van € 11.458,37, alsmede van een Rolex-horloge. Het hof is van oordeel dat dit een beschermde vrijspraak is.
Gelet op het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte derhalve ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde – voor zover betrekking hebbende op het witwassen van een geldbedrag van € 11.458,37, alsmede van een Rolex-horloge – niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, met niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de deelvrijspraken.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1,3 en 4 tenlastegelegde feiten. Voorts heeft de verdediging partiële vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit. De verdediging heeft subsidiair een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de verdediging bepleit dat het hof de beslissingen van de rechtbank zal volgen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 23 april 2019, te Roosendaal, gemeente Roosendaal en Nispen, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (gebruikers)hoeveelheden cocaïne en/of een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 23 april 2019 te Roosendaal, gemeente Roosendaal en Nispen, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een auto):
- ongeveer 18,95 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 68 tabletten (ca. 27,77 gram) MDMA (XTC), zijnde cocaïne en/of MDMA (XTC), (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 23 april 2019, te Roosendaal, gemeente Roosendaal en Nispen, althans (elders) in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij, verdachte, van een voorwerp, te weten een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] , althans van enig(e) (contante) geldbedrag(en) en/of enig(e) goed(eren), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze contante geldbedrag(en) en/of enig(e) goed(eren) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 23 april 2019 te Sprundel, in elk geval (elders) in Nederland, voorhanden heeft gehad een vuurwapen van categorie III, te weten een hagelgeweer en/of munitie (ca. 26 centraal vuur-patronen) van categorie III van de Wet wapens en munitie.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 3
Uit het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde – het witwassen van een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] – heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1, 2 en 4
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2018 tot en met 23 april 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, (gebruikers)hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 23 april 2019 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een auto:
- 18,95 gram cocaïne en
- 68 tabletten (ca. 27,77 gram) MDMA,
zijnde cocaïne en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 23 april 2019 te Sprundel, voorhanden heeft gehad een vuurwapen van categorie III, te weten een hagelgeweer en munitie (26 patronen) van categorie III van de Wet wapens en munitie.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Verweer van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaringen van de afnemers met de nodige voorzichtigheid moeten worden bezien. Gelet daarop wordt verzocht deze getuigenverklaringen niet bij het bewijs te betrekken. Bovendien kan op grond van de handelingen zoals die uit dossier blijken, niet worden geconcludeerd dat sprake is van medeplegen, zoals is tenlastegelegd. De ‘hulp’ die de verdachte heeft geboden kan hoogstens worden gezien als medeplichtigheid, maar dat is niet tenlastegelegd.
De verdediging heeft voorts bepleit dat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat het opzettelijk aanwezig hebben van pillen bewezen kan worden verklaard, maar dat zulks niet geldt voor de cocaïne. De medeverdachte heeft namelijk verklaard dat die van hem was. Deze cocaïne lag ook niet open en bloot in de auto, maar zat in een tasje van de medeverdachte. Het enkele feit dat de verdachte wetenschap had van de omstandigheid dat de medeverdachte in cocaïne dealde, impliceert niet dat hij daarmee (alle) verdovende middelen in het voertuig opzettelijk aanwezig heeft gehad, aldus de verdediging.
Tot slot heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte zich niet meer bewust was van het feit dat het wapen en de munitie in de garagebox lagen. Bovendien waren er meerdere sleutelbossen in omloop en hadden aldus meerdere personen toegang tot de garagebox. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de verdachte beschikkingsmacht had over het wapen en over de munitie en dat hij zich bewust was van de omstandigheid dat die voorwerpen daar nog lagen.
Oordeel van het hof
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof verenigt zich met de bewijsoverwegingen van de rechtbank (waarin het verweer van de verdediging is verworpen, een verweer dat gelijkluidend is aan het verweer gevoerd in hoger beroep) ten aanzien van de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten, neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 gaat het om de overwegingen op pagina 2 en pagina 3 van het vonnis, onder respectievelijk het kopje ‘4.3.2.1 Ten aanzien van feit 1’ en het kopje ‘4.3.2.2 Ten aanzien van feit 2’. Met betrekking tot feit 4 gaat het om de overwegingen op pagina 6 en pagina 7 van het vonnis, onder het kopje ‘4.3.2.4 Ten aanzien van feit 4’. De betreffende overwegingen van de rechtbank worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.
In aanvulling daarop overweegt het hof nog het navolgende.
[getuige 1] en [getuige 2] – twee afnemers van cocaïne – hebben bij de politie een verklaring afgelegd. Zij hebben ook ten overstaan van de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Bij die gelegenheid hebben zij de eerder afgelegde verklaringen in de kern herhaald. Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid en betrouwbaarheid van hetgeen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard. De door [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen worden derhalve voor het bewijs gebezigd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en dat daarnaast – al dan niet in combinatie met een taakstraf – aan hem een voorwaardelijke straf zal worden opgelegd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte reeds geruime tijd in voorarrest heeft doorgebracht en dat hij niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. Bovendien heeft hij werk, draagt hij de zorg voor zijn inwonende kinderen en is hij mantelzorger voor zijn moeder. Ook dient bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, aldus de verdediging.
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met de medeverdachte gedurende een periode van meer dan een jaar gehandeld in cocaïne. Voorts heeft hij zich samen met de medeverdachte op 23 april 2019 schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 18,95 gram cocaïne en 27,77 gram MDMA. Door aldus te handelen heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de instandhouding van de handel in en het gebruik van harddrugs. Het gebruik van harddrugs kan schade veroorzaken aan de gezondheid van de gebruikers daarvan. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen regelmatig gepaard met andere vormen van criminaliteit, zoals gewelds- en vermogensdelicten. Voorts heeft de verdachte een hagelgeweer en 26 patronen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een verboden wapen en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De verdachte heeft zich van voornoemde belangen kennelijk niets aangetrokken. Ook is bij gelegenheid van de terechtzitting in hoger beroep niet gebleken dat de verdachte het strafwaardige van zijn handelen inziet.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 januari 2023. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet daarop kan naar het oordeel van het hof ook niet worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zoals door de verdediging is bepleit. Nu de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, zal het hof een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de rechtbank is opgelegd.
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Deze termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 13 januari 2021, de dag waarop van de zijde van de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof wijst het onderhavige arrest op 17 maart 2023. Het hof stelt vast dat het niet binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen. In hoger beroep is de redelijke termijn met een periode van bijna twee maanden overschreden. Bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep rechtvaardigen zijn het hof niet gebleken. Naar het oordeel van het hof is het recht op een behandeling in hoger beroep binnen een redelijke termijn dan ook geschonden. Het hof is van oordeel dat deze schending van de redelijke termijn dient te leiden tot strafvermindering.
Zonder deze schending zou een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend zijn geweest.
Rekening houdend met voornoemde schending van de redelijke termijn in hoger beroep, zal het hof een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Verbeurdverklaring
Het hof is van oordeel dat de in beslag genomen Samsung telefoon (kenmerk: 528473) vatbaar is voor verbeurdverklaring. De verdachte wordt ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde – het dealen van cocaïne – veroordeeld. De betreffende telefoon is aangetroffen in de auto van waaruit drugs is verhandeld, is kennelijk eigendom van verdachte, en uit het dossier blijkt dat met potentiële afnemers telefonisch contact is gelegd om aan leveringen te kunnen voldoen. De Samsung telefoon betreft derhalve een voorwerp waarmee het onder 1 bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het in beslag genomen vuurwapen en de munitie zal het hof de onttrekking aan het verkeer bevelen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is namelijk gebleken dat dit voorwerpen zijn waarmee het onder 4 bewezenverklaarde is begaan en die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De onder de verdachte in beslag genomen Kamagra-pillen en het valse geld – die bij gelegenheid van het onderzoek zijn aangetroffen – zullen eveneens worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
Nu de verdachte door de rechtbank reeds was vrijgesproken van het witwassen van contante geldbedragen, zal het hof – evenals de rechtbank – daarvan de teruggave aan de verdachte gelasten.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Ten aanzien van de in beslag genomen andere Samsung telefoon (kenmerk: 528485), een Alcatel-telefoon, de laptop, het etui en een geldbedrag van € 380,- zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten, nu uit het strafrechtelijk onderzoek niet is gebleken dat deze voorwerpen op enigerlei wijze in verband zijn te brengen met de bewezenverklaarde strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing van de rechtbank tot partiële vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde witwassen van een geldbedrag van € 11.458,37, alsmede van een Rolex-horloge.
Vernietigt het vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- de Samsung telefoon (kenmerk: 528473).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • het vuurwapen (kenmerk: 528598);
  • de munitiepatronen (kenmerk: 528595);
  • het munitiepatroon (kenmerk: 528596);
  • 20 Kamagra-pillen (kenmerk: G2027283);
  • het valse geld (kenmerk: 528481).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • het geldbedrag van € 490,- (kenmerk: G2027278);
  • het geldbedrag van € 131,22 (kenmerk: 529039);
  • het geldbedrag van € 57,59 (kenmerk: 529332);
  • het geldbedrag van € 2.688,37 (kenmerk: 529168);
  • het geldbedrag van € 3.405,- (kenmerk: 528472);
  • het geldbedrag van € 5.500,- (`kenmerk: 528477);
  • het geldbedrag van € 500,- (kenmerk: 528478);
  • het geldbedrag van € 1.000,- (kenmerk: 528479);
  • het geldbedrag van € 2.000,- (kenmerk: 528480);
  • het geldbedrag van € 495,- (kenmerk: 528483).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • de Samsung telefoon (kenmerk: 528485);
  • de Alcatel telefoon (kenmerk: 528482);
  • de Acer laptop (kenmerk: 528486);
  • het etui (kenmerk: 529185);
  • het geldbedrag van € 380,- (kenmerk: 528491).
Heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. F.C.J.E. Meeuwis en mr. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 17 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.