De raad voert (in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling), - kort samengevat - het volgende aan.
De gronden voor gezagsbeëindiging van de vader zijn onverminderd aanwezig. Er is sprake
van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . Zij heeft een belast verleden met onveiligheid in haar thuissituatie op jonge leeftijd tussen zowel haar ouders als tussen haar moeder en stiefvader. Daarnaast heeft [minderjarige] met meerdere wisselingen van pleeggezinnen te maken gehad, onder andere omdat de moeder en stiefvader het adres van de geheime plaatsing achterhaald hadden, waardoor zij met spoed naar een andere pleeggezin moest worden overgeplaatst. [minderjarige] heeft tussen de machtigingen uithuisplaatsing anderhalf jaar bij de moeder en stiefvader gewoond, gevolgd door een machtiging uithuisplaatsing pleegzorg, vernietiging van deze machtiging door het hof en vervolgens een spoedmachtiging uithuisplaatsing pleegzorg, vanwege vermeend seksueel misbruik. Er is sprake van een kwetsbare hechting, omdat [minderjarige] geen duidelijkheid geboden krijgt of voelt over haar perspectief. De ouders zijn niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen. Bij [minderjarige] is sprake van een ontremde sociaal contactstoornis, een posttraumatische stress stoornis en van negatieve invloed van ouderlijke relatieproblemen. Hierdoor is het niet in het belang van [minderjarige] als er een nieuwe wisseling van verblijfsplek plaatsvindt.
De vader lijkt vooral zijn eigen belangen als vader voorop stellen en heeft minder oog voor de belangen en noden van [minderjarige] . Het feit dat de vader stelt er op te vertrouwen dat hij snel weer een warme band met [minderjarige] zal kunnen opbouwen, geeft al aan dat hij de problemen van [minderjarige] , met name de hevige hechtingsproblematiek, niet onderkent.
Er is nog steeds geen contact tussen [minderjarige] en haar vader. De vader heeft sinds de nieuwe gezinsvoogd betrokken is geen enkel contact gezocht om eventueel afspraken te maken over contact met [minderjarige] . [minderjarige] zelf heeft veel weerstand tegen contact met de vader.
De vader heeft een enorme weerstand tegen hulpverlening. De hulpverlening die de vader zelf initieert lijkt tijdelijk voor een stijgende lijn te zorgen, maar vraagt op de langere termijn teveel van de vader.
Ook naar [halfbroertje] heeft de raad al vier keer onderzoek gedaan en [halfbroertje] is ook al een aantal keer onder toezicht gesteld geweest. Op dit moment is [halfbroertje] niet onder toezicht gesteld. De partner van vader heeft een steunende rol gehad, waardoor hulpverlening in het vrijwillig kader voorlopig genoeg leek. Er zijn echter nog wel zorgen omtrent [halfbroertje] . Er bestaan ook zorgen over de mensen die de vader betrekt in de verzorging van [halfbroertje] .
De raad verwacht dat indien [minderjarige] , met al haar problematiek, ook in het gezin van de vader zou komen, het mis zal gaan in de thuissituatie van de vader, met alle gevolgen van dien voor zowel [minderjarige] als [halfbroertje] . Daarbij komt bij dat [minderjarige] tot op heden wel contact heeft met de moeder. Indien de vader gezag heeft en de moeder niet, zal de vader moeten meebeslissen over het contact tussen [minderjarige] en haar moeder. Dit is niet in het belang van [minderjarige] .