ECLI:NL:GHSHE:2023:1119

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
200.292.768_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van beschikking inzake gezag en kinderalimentatie door bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder, die optreedt namens de vader van een minderjarige. De bewindvoerder had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders over de minderjarige was beëindigd en de kinderalimentatie was vastgesteld. De moeder, die de minderjarige verzorgt, heeft verweer gevoerd en de bewindvoerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken. Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder ten tijde van het indienen van het hoger beroep niet langer de bewindvoerder van de vader was, waardoor hij niet rechtsgeldig kon procederen. De vader zelf had geen hoger beroep ingesteld, wat de ontvankelijkheid van de bewindvoerder verder ondermijnde. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de bewindvoerder niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken in hoger beroep, omdat hij geen belanghebbende was in de procedure inzake het gezag. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de juiste procespositie van partijen in familierechtelijke procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 april 2023
Zaaknummer: 200.292.768/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/263844 / FA RK 19-1666
in de zaak in hoger beroep van:
[bewindvoeringskantoor 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: voorheen mr. R.G.P. Voragen,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. C.C.J. van Pol.
Deze zaak gaat over: [minderjarige] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 januari 2021 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 7 april 2021, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de bewindvoerder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de bewindvoerder alsnog toe te wijzen dan wel in ieder geval
een lager bedrag aan kinderbijdrage vast te stellen dan de vader thans betaalt, in goede justitie te bepalen, en daarnaast het verzoek van de moeder met betrekking tot het gezag van de vader over [minderjarige] alsnog af te wijzen en de vader nog immer met het gezag te belasten, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift van 4 november 2022, met productie, ingekomen bij het hof op
9 november 2022, heeft de moeder verzocht om de bewindvoerder niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, althans dit hoger beroep en de ingediende grieven af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, dit onder veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van de procedure.
2.3.
Bij brief van 19 september 2022 heeft bewindvoerder het verzoek met betrekking tot de kinderalimentatie ingetrokken.
2.4.
Bij V2-formulier van 27 februari 2023 heeft mr. Voragen zich als advocaat van de bewindvoerder onttrokken.
2.5.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- stukken behorend bij het procesdossier uit eerste aanleg, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op 2 december 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank, ingekomen bij het hof op 15 augustus 2022;
- het V6-formulier van 19 augustus 2022, met bijlagen, van de advocaat van de bewindvoerder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- aanvullend procesdossier uit eerste aanleg, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op 9 november 2022;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 27 februari 2023, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 2 maart 2023, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het e-mailbericht van [bewindvoeringskantoor 2] van 6 maart 2023, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.6.
De mondelinge behandeling die gepland stond op 7 maart 2023 is niet doorgegaan. Het hof doet uitspraak op grond van de stukken.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] .
3.2.
[minderjarige] is door de vader erkend. De moeder en de vader oefenden tot aan de bestreden beschikking gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] .
3.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.
3.4.
Bij beschikking van 27 januari 2016 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, de door de vader aan de moeder ten behoeve van [minderjarige] te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 juni 2013 vastgesteld op € 275,- per maand.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de moeder en de vader over [minderjarige] beëindigd, en bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de moeder toekomt. De rechtbank heeft het verzoek om de door de vader te betalen kinderalimentatie op nihil vast te stellen, afgewezen.
3.6.
De bewindvoerder kan zich met deze beslissing ten aanzien van de kinderalimentatie en het gezag niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. De bewindvoerder heeft, zoals hierboven is beschreven, het verzoek ten aanzien van de kinderalimentatie ingetrokken.
3.6.1.
De bewindvoerder voert - kort samengevat - het volgende aan. De vader wil het gezag
over [minderjarige] behouden. De vader heeft gewoon contact met de moeder en wil werken aan uitbreiding van het contact met [minderjarige] .
3.7.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan. De bewindvoerder is niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep ten aanzien van het gezag, aangezien de bewindvoerder ten tijde van het indienen van het verzoek in hoger beroep geen bewindvoerder meer was van de vader en aldus onmogelijk rechtsgeldig hoger beroep kan hebben ingediend. Daarnaast heeft de vader, en niet de bewindvoerder, in de procedure in eerste aanleg een verweerschrift op het zelfstandig verzoek van de moeder aangaande het gezag ingediend. De vader is niet zelf in beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank. Het verzuim is niet hersteld door de opvolgend bewindvoerder, [bewindvoeringskantoor 2] .
Voor zover het hof toekomt aan een inhoudelijke beoordeling stelt de moeder dat het in het belang van [minderjarige] is dat de moeder het eenhoofdig gezag over [minderjarige] blijft uitoefenen. Dit biedt duidelijkheid en stabiliteit. Er is al ongeveer vijf jaar geen contact tussen de vader en [minderjarige] . De moeder weet niet waar de vader woont.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Vaststaat dat het verzoekschrift in eerste aanleg is ingediend namens [bewindvoeringskantoor 1] , in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de vader. Door de bewindvoerder is bij die gelegenheid om nihilstelling van de door de vader te betalen kinderalimentatie verzocht. Vervolgens is door de moeder in die procedure verweer gevoerd en heeft zij een zelfstandig verzoek ingediend bij de rechtbank waarin zij om het eenhoofdig gezag heeft verzocht. Het verweerschrift op het zelfstandig verzoek is vervolgens ingediend door de (voormalig) advocaat van de vader, uit naam van de vader, en niet de bewindvoerder. De rechtbank heeft het verzoek van de bewindvoerder ten aanzien van de alimentatie afgewezen en het verzoek van de moeder ten aanzien van het verkrijgen van het eenhoofdig gezag toegewezen. Vervolgens is de bewindvoerder in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking met betrekking tot zowel de kinderalimentatie als het gezag.
Het verzoek betreffende de kinderalimentatie is door de advocaat van de bewindvoerder op 19 september 2022 ingetrokken, zodat het hof de bewindvoerder ten aanzien van dit verzoek niet-ontvankelijk zal verklaren.
Nadat de advocaat van de bewindvoerder zich heeft onttrokken op 27 februari 2023 heeft de advocaat van de moeder bij brief van 2 maart 2023 (opnieuw) aangegeven dat het verzoek in hoger beroep ten aanzien van de gezagskwestie niet-ontvankelijk is, aangezien de vader niet zelf in hoger beroep is gekomen, maar dat hierover door de bewindvoerder wordt geprocedeerd. Deze bewindvoerder ( [bewindvoeringskantoor 1] ) was echter ten tijde van het indienen van het verzoek in hoger beroep niet langer de uitvoerend bewindvoerder. Dat was [bewindvoeringskantoor 2] .
Volgens de advocaat van de moeder is het verzuim niet hersteld door de opvolgend bewindvoerder. De advocaat van de vrouw heeft ook gemotiveerd gesteld dat er in haar visie geen probleem is geweest met betrekking tot de connexiteit van de zaken in de eerste aanleg.
Het hof heeft naar aanleiding van voormelde brief contact gezocht met de vader en hem verzocht het hof schriftelijk te informeren over het gewenste verdere verloop van de procedure. De vader heeft hierop niet gereageerd. Het hof heeft vervolgens contact gelegd met de huidige bewindvoerder van de vader, zijnde [bewindvoeringskantoor 2] , teneinde via deze bewindvoerder mogelijk contact te kunnen leggen met de vader, aangezien de vader inmiddels geen advocaat meer had en ook niet reageerde op de brieven van het hof die naar zijn (BRP-geregistreerde) adres zijn verzonden. Het hof vernam op 6 maart 2023 van [bewindvoeringskantoor 2] dat ook zij de vader niet konden bereiken.
Alles overziende stelt het hof vast dat de stelling van de moeder dat de vader niet in hoger beroep is gekomen van de bestreden beschikking juist is. Het verzoek in hoger beroep is ingediend door de bewindvoerder, die geen belanghebbende is in de procedure ten aanzien van het gezag. Dit betekent dat de bewindvoerder niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het verzoek in hoger beroep.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bewindvoerder niet-ontvankelijk wordt verklaard in de verzoeken in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de bewindvoerder niet-ontvankelijk in de verzoeken in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.P. de Beij en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 6 april 2023 door mr. C.N.M. Antens uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.