ECLI:NL:GHSHE:2023:1116

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
200.316.829_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de bestreden beschikking inzake gezag en vakantieregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind is vastgesteld. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Engwegen, verzocht de beschikking te vernietigen voor zover het betreft het gezag en de vakantieregeling. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.W.M. Mans, verzocht de beschikking in stand te laten. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 maart 2023, waarbij zowel de ouders als de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank had in de eerdere beschikking van 1 juli 2022 bepaald dat de ouders gezamenlijk gezag over hun kind uitoefenen, en een zorgregeling had vastgesteld. De moeder betwistte de mogelijkheid van gezamenlijk gezag, verwijzend naar problemen in de communicatie met de vader en zijn onbetrouwbaarheid in het nakomen van afspraken. De vader daarentegen betwistte de claims van de moeder en stelde dat hij wel degelijk betrokken is bij het leven van hun kind.

Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. Het hof bevestigde dat de vader een belangrijke rol speelt in het leven van het kind en dat de huidige zorgregeling goed functioneert. De verzoeken van de moeder werden afgewezen, en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 april 2023
Zaaknummer: 200.316.829/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/298498 / FA RK 21-4283
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. Engwegen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. A.W.M. Mans.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Zuidoost Nederland, regio [regio] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 1 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 september 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft het gezag en de vakantieregeling en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van de vader in eerste aanleg ten aanzien van het gezag en de vakantieregeling af te wijzen. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 december 2022, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking in stand te laten en de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar verzoek af te wijzen als zijnde ongegrond of onbewezen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 17 juni 2022;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 31 oktober 2022.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend.
[minderjarige] woont bij de moeder.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ouders belast met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] en voor zover hier relevant bepaald dat [minderjarige] in het kader van de zorgregeling als volgt bij de vader verblijft: gedurende de helft van alle reguliere schoolvakanties en gebruikelijke feestdagen, in onderling overleg nader te bepalen. Volgens deze beschikking geldt ten aanzien van de zomervakantie meer specifiek de navolgende verdeling conform een 2-2-1-1 regeling:
in de even jaren verblijft [minderjarige] gedurende twee weken bij de vader, gevolgd door twee weken bij de moeder, dan weer één week bij de vader gevolgd door één week bij de moeder, en de zomervakantie daaropvolgend (dus in de oneven jaren) zal dit schema worden omgedraaid; aldus zal [minderjarige] dan conform deze 2-2-1-1 regeling eerst twee weken bij de moeder verblijven, gevolgd door twee weken bij de vader, gevolgd door één week bij de moeder, gevolgd door één week bij de vader.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing ten aanzien van het gezag en de vakantieregeling niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan.
Ten onrechte heeft de rechtbank partijen belast met het gezamenlijk gezag. Er is al jarenlang sprake van een zorgregeling waarbij de vader zijn afspraken structureel niet nakomt, vaak te laat komt en in periodes voor niemand bereikbaar is. Er is geen goede communicatie tussen partijen omdat de vader niet met de moeder wil communiceren. Hij wenst de communicatie tussen partijen via [minderjarige] te laten verlopen. De vader blokkeert de moeder ook regelmatig zonder reden, zodat de vader dan periodes niet bereikbaar is voor de moeder. Gedurende die periodes is het voor de moeder niet mogelijk om met de vader in gesprek te gaan, hetgeen een contra-indicatie is voor gezamenlijk gezag. De moeder kan de vader op deze momenten namelijk niet bereiken als er een belangrijke beslissing over [minderjarige] genomen moet worden. Ook heeft de vader de communicatie in het verleden meermaals via zijn ouders laten verlopen. De moeder heeft door de jaren heen op verschillende manieren geprobeerd om met de vader tot afspraken en een verbetering van de communicatie te komen, maar dit is tot op heden niet gelukt. Partijen hebben in het verleden een mediationtraject gevolgd, maar dit traject is voortijdig door de vader afgebroken. De moeder ziet om die reden geen heil in het volgen van een traject onder begeleiding van een professionele instantie. Het ontbreekt de vader aan intrinsieke motivatie om de communicatie tussen partijen te verbeteren. Daarnaast diskwalificeert de vader de moeder in haar rol als ouder door haar uit te schelden en zeer negatief over haar te spreken. Gelet hierop bestaat het risico dat [minderjarige] klem of verloren raakt. De moeder zorgt al ruim tien jaar alleen voor [minderjarige] en neemt alle regelzaken voor haar rekening. De vader heeft nog nooit enige interesse getoond in de school van [minderjarige] en is nog nooit meegegaan naar een ouderavond. Verder gaat de vader niet vaak mee naar de voetbaltraining van [minderjarige] , waardoor het steeds de moeder is die dit voor haar rekening neemt. De vader weet derhalve niet wat er in het leven van [minderjarige] speelt en kan niet aansluiten bij de behoeftes van [minderjarige] . De vader kan dan ook geen constructieve inbreng hebben bij gezagsbeslissingen, zodat het noodzakelijk is dat de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] belast blijft.
Verder kan de moeder niet instemmen met de door de rechtbank bepaalde vakantieregeling. De moeder heeft er geen vertrouwen in dat de vader in staat is voor een dergelijk lange periode de zorg voor [minderjarige] te dragen. [minderjarige] is dat ook niet gewend. In het verleden is het vaak voorgekomen dat de vader [minderjarige] eerder naar huis bracht dan was afgesproken en dat [minderjarige] tijdens de vakantieperiode waarin hij bij de vader verbleef veel tijd doorbracht bij de grootouders vaderszijde. De moeder heeft geen andere vakantieregeling verzocht, omdat partijen de verdeling van de vakanties in onderling overleg kunnen regelen.
3.5.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
De vader betwist dat hij zijn afspraken ten aanzien van de zorgregeling in het verleden niet nakwam. Hij was ten aanzien van de zorgregeling afhankelijk van de welwillendheid van de moeder. De vader had gedurende een aantal jaren ieder weekend contact met [minderjarige] en ging wekelijks met hem naar zijn voetbalwedstrijden, maar dit is gestopt nadat de moeder eiste dat de vader kinderalimentatie zou betalen voor [minderjarige] voordat hij hem mocht zien. Het contact tussen de vader en [minderjarige] is pas hersteld nadat de vader een voorlopige voorzieningenprocedure was gestart. Partijen hebben overigens in het kader van die procedure afspraken gemaakt over de zorgregeling en aan die afspraken wordt onverkort uitvoering gegeven. Dat de vader niet wil communiceren met de moeder en hij niet bereikbaar zou zijn wordt ook door de vader betwist. De moeder had de vader juist geblokkeerd. Recentelijk heeft de moeder de vader gedeblokkeerd en sindsdien wordt er tussen partijen op een normale manier overleg gevoerd. De communicatie tussen partijen loopt rechtstreeks tussen partijen en niet via [minderjarige] . De vader gaat mee naar het voetballen van [minderjarige] en nu hij belast is met het ouderlijk gezag over [minderjarige] heeft hij eindelijk contact kunnen leggen met zijn school. De moeder heeft altijd informatie van school aan de vader ontzegd en zelfs de schoolleiding verboden om contact te hebben met de vader. De vader heeft inmiddels een kennismakingsgesprek gepland op de school. [minderjarige] heeft er belang bij dat de vader de mogelijkheid behoudt om informatie over hem op te vragen en te weten hoe het met hem gaat. De stellingen van de moeder zijn niet gemotiveerd en niet is gebleken dat het risico bestaat dat [minderjarige] bij gezamenlijk gezag klem of verloren raakt.
Ten aanzien van de vakantieregeling gaat de moeder eraan voorbij dat [minderjarige] in de zomervakantie van 2022 drie weken bij de vader heeft doorgebracht en dat dit prima is verlopen. De vader is blij dat hij eindelijk tijd met [minderjarige] kan doorbrengen gedurende de vakanties zonder daarbij afhankelijk te zijn van de bereidheid van de moeder daartoe. De vader betwist dat hij niet gedurende een langere periode voor [minderjarige] kan zorgen. Wanneer [minderjarige] aangeeft tussendoor naar de moeder te willen gaan, dan staat de vader dat toe. De grootouders vaderszijde spelen een grote rol in het leven van [minderjarige] , onder andere omdat het in het verleden een eis van de moeder was dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] bij de grootouders plaats zou vinden.
3.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de bestreden beschikking in stand te laten. De uitoefening van het gezamenlijk gezag verloopt tot nu toe goed. Daar komt wel bij dat partijen sinds zij gezamenlijk het gezag uitoefenen nog geen belangrijke beslissingen hebben hoeven nemen. De moeder heeft geruime tijd alleen invulling gegeven aan het ouderschap. Partijen zullen een weg moeten vinden in hoe zij het ouderschap samen vorm gaan geven. De raad raadt partijen aan om hier ondersteuning bij te zoeken, zodat zij elkaar leren te vertrouwen en hun communicatie kunnen verbeteren. Het gezag van de vader houdt meer in dan alleen zijn handtekening zetten. De raad acht het in het belang van [minderjarige] om de vakantieregeling vast te leggen, zodat hier tussen partijen geen onduidelijkheid over kan ontstaan.
Motivering van de beslissing
Gezag
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.2.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.7.3
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat er een risico bestaat dat [minderjarige] bij gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken of dat eenhoofdig gezag anderszins in zijn belang noodzakelijk is. De vader heeft een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] . De moeder is de afgelopen jaren de hoofdverzorger van [minderjarige] geweest en heeft tot de bestreden beschikking de beslissingen omtrent [minderjarige] alleen genomen. Ook nu de ouders gezamenlijk gezag hebben, blijft de moeder de hoofdverzorger en zal zij dagelijkse beslissingen kunnen blijven nemen. Belangrijke beslissingen moeten de ouders echter samen nemen. De vader lijkt die positie te erkennen en niet is gebleken dat de vader sinds partijen belast zijn met het gezamenlijk gezag niet bereikbaar is geweest voor de moeder of dat hij niet in staat is om samen met de moeder afspraken te maken over [minderjarige] .
Vakantieregeling
3.7.4.
Ten aanzien van de vakanties en feestdagen is het hof van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat er duidelijkheid bestaat over wanneer hij bij welke ouder is tijdens de vakantieperiode, zodat hier geen discussies over kunnen ontstaan. Daarnaast is uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de huidige regeling goed loopt.
Conclusie
3.8.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de verzoeken van de moeder in hoger beroep afwijzen.
3.9.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 1 juli 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin en P.M.M. Mostermans en is op 6 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van
mr. R. Jelicic, griffier.