In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek om partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, dat op 3 mei 2022 werd afgewezen. De vrouw is op 25 juli 2022 in hoger beroep gekomen van deze beschikking. De man, verweerder in hoger beroep, heeft op 16 september 2022 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2023 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten en tolken. De vrouw heeft de Pakistaanse nationaliteit en de man heeft zowel de Britse als de Pakistaanse nationaliteit. Het hof heeft vastgesteld dat partijen op 30 augustus 2019 in Karachi zijn gehuwd.
De rechtbank had in de bestreden beschikking de echtscheiding uitgesproken en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afgewezen. De vrouw verzocht in hoger beroep om de bestreden beschikking te vernietigen en een bijdrage van € 1.000,- netto per maand aan partneralimentatie vast te stellen. De man verzocht om het verzoek van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren of als ongegrond af te wijzen.
Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond hoe hoog haar huwelijksgerelateerde behoefte is en dat zij niet in staat is om in haar levensonderhoud te voorzien. De vrouw heeft geen onderbouwing gegeven voor haar stelling dat haar behoefte € 1.200,- per maand bedraagt. Het hof heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de echtscheiding en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het verzoek om partneralimentatie werd afgewezen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.