ECLI:NL:GHSHE:2023:1114

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
200.313.691_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep partneralimentatie en behoeftigheid in echtscheidingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek om partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, dat op 3 mei 2022 werd afgewezen. De vrouw is op 25 juli 2022 in hoger beroep gekomen van deze beschikking. De man, verweerder in hoger beroep, heeft op 16 september 2022 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2023 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten en tolken. De vrouw heeft de Pakistaanse nationaliteit en de man heeft zowel de Britse als de Pakistaanse nationaliteit. Het hof heeft vastgesteld dat partijen op 30 augustus 2019 in Karachi zijn gehuwd.

De rechtbank had in de bestreden beschikking de echtscheiding uitgesproken en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afgewezen. De vrouw verzocht in hoger beroep om de bestreden beschikking te vernietigen en een bijdrage van € 1.000,- netto per maand aan partneralimentatie vast te stellen. De man verzocht om het verzoek van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren of als ongegrond af te wijzen.

Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond hoe hoog haar huwelijksgerelateerde behoefte is en dat zij niet in staat is om in haar levensonderhoud te voorzien. De vrouw heeft geen onderbouwing gegeven voor haar stelling dat haar behoefte € 1.200,- per maand bedraagt. Het hof heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de echtscheiding en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het verzoek om partneralimentatie werd afgewezen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer : 200.313.691/01
zaaknummer rechtbank : C/01/375046 / FA RK 21-4404
beschikking van de meervoudige kamer van 6 april 2023
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A. Alam-Khan te Delft,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P.F.M. Gulickx te Breda.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vrouw is op 25 juli 2022 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 3 mei 2022.
2.2.
De man heeft op 16 september 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 9 februari 2023 plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. H. Mermer, waarnemend voor mr. Alam-Khan, en door de beëdigd tolk (in het Urdu) mevrouw V. Sharma (tolkennummer 5414);
- de man, bijgestaan door mr. Gulickx en door de beëdigd tolk (in het Engels) mevrouw K. Lemmen (tolkennummer 2481).
2.4.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 17 augustus 2022, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 7 april 2022;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 27 januari 2023 met bijlagen.
2.5.
De advocaat van de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen het over leggen van een journaalbericht van de zijde van de man van 6 februari 2023 met bijlage, aangezien deze is ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn. Het hof heeft daarop beslist dat op de bijlage acht wordt geslagen, omdat deze kort en eenvoudig te doorgronden is (één pagina) en de advocaat van de vrouw in redelijkheid voldoende gelegenheid heeft gehad om deze productie te kunnen bestuderen en zich daartegen te kunnen verweren. Van een strijd met de goede procesorde is het hof niet gebleken.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
Partijen zijn op 30 augustus 2019 te Karachi (Pakistan) met elkaar gehuwd.
3.3.
De vrouw heeft de Pakistaanse nationaliteit.
De man heeft de Britse en Pakistaanse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partneralimentatie), afgewezen.
4.2.
De grief van de vrouw ziet op de behoefte van de vrouw en op de draagkracht van de man.
4.2.1.
De vrouw verzoekt in hoger beroep, zoals tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aangevuld en verduidelijkt, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende,
primairte bepalen dat de man een bedrag van € 1.000,- netto per maand en
subsidiaireen bedrag van € 811,- netto per maand aan partneralimentatie verschuldigd is.
4.3.
De man verzoekt in hoger beroep om bij beschikking te bepalen dat het verzoek van de vrouw in hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, dan wel als ongegrond wordt afgewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
Het Nederlands recht is van toepassing.
Echtscheiding
5.2.
Het hof stelt allereerst vast dat de vrouw vol appel heeft ingesteld tegen de bestreden beschikking aangezien zij in het petitum van het beroepschrift heeft verzocht om de bestreden beschikking in zijn geheel te vernietigen. De vrouw heeft in het beroepschrift echter geen grief aangevoerd tegen de door de rechtbank uitgesproken echtscheiding. De advocaat van de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het hoger beroep enkel betrekking heeft op het door de rechtbank afgewezen verzoek tot vaststelling van partneralimentatie. Het hof zal de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep tegen de echtscheiding omdat uit het voorgaande volgt dat de vrouw niet tegen de echtscheiding beoogt op te komen.
Partneralimentatie
5.3.
De huwelijksgerelateerde behoefte en de behoeftigheid van de vrouw zijn in hoger beroep in geschil.
De huwelijksgerelateerde van de vrouw
5.4.
Het hof stelt voorop dat de hoogte van de behoefte van de vrouw mede is gerelateerd aan de welstand tijdens het huwelijk. Bij de bepaling van de hoogte van de behoefte dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden. Dit betekent dat de rechter zowel in aanmerking zal moeten nemen wat de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk zijn geweest als een globaal inzicht zal moeten hebben in het uitgavenpatroon in dezelfde periode om daaruit te kunnen afleiden in welke welstand partijen hebben geleefd. De behoefte zal daarnaast zo veel mogelijk aan de hand van concrete gegevens betreffende de reële of de met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten -en gelet op de welstand redelijke- kosten van levensonderhoud door de rechter worden bepaald.
5.5.
Het hof is op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat de vrouw ook in hoger beroep onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld hoe hoog haar huwelijksgerelateerde behoefte is. De vrouw stelt in het beroepschrift enkel, zonder nadere onderbouwing, dat haar huwelijksbehoefte € 1.200,- per maand bedraagt, hetgeen de man overigens heeft betwist. Niet gesteld of gebleken is op basis waarvan het hof deze door de vrouw gestelde behoefte kan relateren aan enige huwelijkse welstand, nu de vrouw geen onderliggende stukken in het geding heeft gebracht ten aanzien van de inkomsten van partijen tijdens de laatste jaren van het huwelijk en het uitgavenpatroon van partijen in dezelfde periode. Ook anderszins heeft de vrouw op geen enkele wijze inzicht verschaft in de reële of de te verwachten kosten van haar levens-onderhoud. Dit maakt dat het hof niet in staat is om de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw vast te stellen. Het hof kan er hoogstens veronderstellenderwijs vanuit gaan dat de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw gelijk is aan de door haar ontvangen uitkering krachtens de Participatiewet. Uit de door de vrouw overgelegde uitkeringsspecificatie volgt dat deze uitkering € 822,43 netto per maand bedraagt.
De behoeftigheid van de vrouw
5.6.
Vervolgens dient het hof te beoordelen of de vrouw zelf in staat is om in (een gedeelte van) genoemde huwelijksgerelateerde behoefte van € 822,43 netto per maand te voorzien. De man heeft de behoeftigheid van de vrouw betwist. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij op zoek is naar ongeschoold werk, dat zij onder meer heeft gesolliciteerd bij de [bedrijf 1] en de [bedrijf 2] , maar dat zij niet wordt aangenomen. Het hof constateert dat de vrouw deze stellingen op geen enkele wijze met onderliggende stukken heeft onderbouwd, hetgeen -gelet op het feit dat zij als verzoekende partij haar behoeftigheid aannemelijk dient te maken en dat de man haar behoeftigheid heeft betwist- wel op haar weg had gelegen. Het hof is daarom van oordeel dat ook in hoger beroep onvoldoende is gebleken dat de vrouw behoefte heeft aan een door de man te betalen partneralimentatie. Dit maakt dat de rechtbank terecht het verzoek van de vrouw heeft afgewezen. De grief van de vrouw faalt.
5.7.
Op grond van het voorgaande wordt aan de beoordeling van de draagkracht van de man en de vaststelling van een ingangsdatum niet toegekomen.

6.De slotsom

6.1.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof beslissen als hierna onder 7 vermeld.
6.2.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep -gelet op de aard van de procedure- compenseren.

7.De beslissing

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de uitgesproken echtscheiding;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2022, voor zover de rechtbank daarbij het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie heeft afgewezen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.N.M. Antens en H.M.A.W. Erven en is op 6 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.