ECLI:NL:GHSHE:2023:1111

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
21/01352
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding en proceskostenvergoeding in belastingkwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van belanghebbende om schadevergoeding en proceskostenvergoeding. De zaak betreft een geschil tussen belanghebbende en de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De invorderingsambtenaar had € 17 aan aanmaningskosten in rekening gebracht, waartegen belanghebbende bezwaar maakte. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het bezwaar gegrond, maar belanghebbende ging in hoger beroep om een schadevergoeding en proceskostenvergoeding te eisen. Tijdens de zitting op 23 maart 2023 was belanghebbende niet aanwezig, maar de uitnodiging voor de zitting was correct verzonden en afgehaald. Het hof oordeelde dat de aanmaningskosten ten onrechte waren opgelegd, maar dat er geen aanleiding was voor het toekennen van schadevergoeding of proceskostenvergoeding, omdat belanghebbende niet had aangetoond schade te hebben geleden. Het hof verklaarde zich ook onbevoegd om te beslissen over verzoeken om uitstel van betaling en kwijtschelding. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 21/01352
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 oktober 2021, nummer BRE 20/7772, in het geding tussen belanghebbende en
de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
hierna: de invorderingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De invorderingsambtenaar heeft € 17 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De invorderingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De invorderingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar is [invorderingsambtenaar] verschenen namens de invorderingsambtenaar. Belanghebbende is niet verschenen.
De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer] , is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 22 februari 2023 door belanghebbende is afgehaald op een PostNL-locatie.
1.6.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Op 29 februari 2020 is aan belanghebbende de aanslag gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen 2020 (hierna: de aanslag) toegestuurd.
2.2.
Belanghebbende heeft op 7 april 2020 verzocht om kwijtschelding.
2.3.
De invorderingsambtenaar heeft op 22 mei 2020 een aanmaning verstuurd waarbij € 17 aan aanmaningskosten in rekening is gebracht.
2.4.
Belanghebbende heeft op 16 juni 2020 bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten.
2.5.
De rechtbank heeft de beschikking waarbij de aanmaningskosten in rekening zijn gebracht, vernietigd.

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft – naar het hof begrijpt – het antwoord op de vraag of aan belanghebbende een schadevergoeding en proceskostenvergoeding moet worden toegekend.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot een schadevergoeding en proceskostenvergoeding. De invorderingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4.Gronden

Vooraf en ambtshalve
4.0.
Zoals volgt uit de onder 1.5 vermelde stukken is de uitnodiging op 22 februari 2023 uitgereikt. Daarom is het hof van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.
Ten aanzien van het geschil
4.1.
Beide partijen zijn het erover eens dat de aanmaningskosten ten onrechte in rekening zijn gebracht. De rechtbank heeft de beschikking waarbij de aanmaningskosten in rekening zijn gebracht, vernietigd. Daarmee is het geschil over de aanmaningskosten zelf beëindigd.
4.2.
Ten aanzien van de verzochte schadevergoeding overweegt het hof als volgt. De brief van 7 april 2020 was bij de invorderingsambtenaar niet bekend. Nadat de invorderingsambtenaar op de hoogte is geraakt van die brief, heeft de invorderingsambtenaar daaraan de conclusie verbonden dat de aanmaningskosten ten onrechte in rekening zijn gebracht. Het hof ziet hierin geen aanleiding om aan belanghebbende een schadevergoeding toe te kennen. Overigens heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden en tot welk bedrag. Ook om die reden wordt niet toegekomen aan een schadevergoeding.
4.3.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat evenmin aanleiding. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
4.4.
Verder verzoekt belanghebbende om uitstel van betaling en – naar het hof begrijpt – kwijtschelding van belastingaanslagen. Het hof kan niet aan die verzoeken tegemoet komen. Het hof is niet bevoegd om te beslissen over uitstel van betaling en kwijtschelding. Dat geldt zowel voor de aanslag als voor andere belastingaanslagen. Overigens heeft de invorderingsambtenaar alle invorderingskosten ten aanzien van de aanslag ingetrokken en is er volledige kwijtschelding verleend.
Tussenconclusie
4.5.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.6.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.7.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep ongegrond;
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
  • verklaart zich onbevoegd voor zover belanghebbende verzoekt om uitstel van betaling en kwijtschelding.
De uitspraak is gedaan door M.J.C. Pieterse, raadsheer, in tegenwoordigheid van E.J.M. Bohnen, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De griffier, De raadsheer,
E.J.M. Bohnen M.J.C. Pieterse
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.