In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoorplicht in belastingzaken. De belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Meierijstad. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 334.000 voor het belastingjaar 2019 en € 344.000 voor 2020. Na een ongegrond verklaard bezwaar bij de rechtbank, heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld. De kern van het geschil was of de hoorplicht was geschonden, aangezien de belanghebbende en haar gemachtigde niet verschenen op de zitting. Het hof oordeelde dat de uitnodiging voor de zitting op de juiste wijze was verzonden en dat de hoorplicht niet was geschonden. De belanghebbende had verzocht om alle hoorzittingen te bundelen, en het hof concludeerde dat het hoorgesprek van 3 juli 2020 zowel betrekking had op het bezwaar voor 2019 als voor 2020. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.