ECLI:NL:GHSHE:2023:110

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
20-001217-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake meerdere strafbare feiten waaronder diefstal, belediging en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1973, werd in eerste aanleg bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, belediging en bedreiging van politieambtenaren. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof achtte andere feiten wel bewezen, waaronder het niet meewerken aan een ademonderzoek, belediging van ambtenaren en meerdere diefstallen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder politieambtenaren en een bedrijf. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een milder oordeel over de straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001217-19
Uitspraak : 18 januari 2023
VERSTEK (dnip)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 9 april 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-000571-17 en 01-010699-18, 01-074261-18, 01-169908-18, 01-181452-18, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte bij verstek ter zake van
  • ‘overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 1 onder parketnummer 01-000571-17);
  • ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd’ (feit 2 onder parketnummer 01-000571-17);
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’ (feit 3 onder parketnummer 01-000571-17);
  • ‘[primair] diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking’ (parketnummer 01-010699-18);
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (feit 1 onder parketnummer 01-074261-18);
  • ‘medeplegen van schuldheling’ (feit 2 onder parketnummer 01-074261-18);
  • ‘overtreding van artikel 41, eerste lid onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 3 onder parketnummer 01-074261-18);
  • ‘poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’ (parketnummer 01-169908-18);
  • ‘poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’ (parketnummer 01-181452-18)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [benadeelde 1] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Verder is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van € 240,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De overige gevorderde herstelkosten zijn afgewezen. De benadeelde partij [benadeelde 2] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering voor zover deze ziet op de aankoop van een nieuwe veegmachine.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en de verdachte in zoverre, opnieuw rechtdoende, zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige kamer.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-000571-17:
1.
hij, op of omstreeks 23 december 2016 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
2.
hij, op of omstreeks 23 december 2016 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, opzettelijk één of ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 2] , brigadier van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: 'kankerwouten' en/of 'kankerhonden' en/of 'kankerhomo's', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij, op of omstreeks 23 december 2016 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 2] , brigadier van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde personen dreigend de woorden toe te voegen "ik maak jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 01-010699-18 (gevoegd):
1. primair
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Veghel, gemeente Meierijstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een bedrijventerrein aan de Amert) heeft weggenomen een vrachtwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen vrachtwagen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 17 juni 2017 te Veghel, gemeente Meierijstad, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (van een bedrijventerrein aan de Amert) heeft weggenomen een vrachtwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen vrachtwagen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 juni 2017 te Veghel, gemeente Meierijstad, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- die [medeverdachte] in een personenauto het vervoer naar de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
- tijdens de (gehele) diefstal op de uitkijk te staan en/of
- de voornoemde personenauto te besturen en/of weg te rijden na voltooiing van voornoemde diefstal;
Zaak met parketnummer 01-074261-18 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2017 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een loods op een bedrijventerrein heeft weggenomen twee jerrycans met ontvettingsvloeistof, althans met inhoud, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 6 augustus 2017 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten twee kentekenplaten ( [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 augustus 2017 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere goederen, te weten twee kentekenplaten ( [kenteken 3] en/of [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
3.
hij op of omstreeks 6 augustus 2017 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg en/of te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, op de weg, te weten de Ramgatseweg en/of de Nulandsestraat, een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd (en daarmee een aanhangwagen heeft voortbewogen), terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat op dat motorrijtuig of die aanhangwagen (een) teken(s), te weten een of meerdere kentekenpla(a)t(en) met kenteken [kenteken 1] en/of [kenteken 2] , was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde het/een ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen opgegeven kenteken, door kon(den) gaan voor een zodanig kenteken, of dat/die teken(s) te doen doorgaan voor een overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands kenteken, of een met toepassing van artikel 37, derde lid, opgegeven (handelaars)kenteken;
Zaak met parketnummer 01-169908-18 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2017 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een aanhanger (met boot), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en die weg te nemen aanhanger onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, met voormeld oogmerk:
- zich naar die aanhanger heeft begeven en/of (vervolgens)
- het slot van die aanhanger heeft bekeken en/of
- aan het slot van die aanhanger heeft gevoeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak met parketnummer 01-181452-18 (gevoegd):
1. primair
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 april 2017 tot en met 24 april 2017 te Oss, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een bedrijfslocatie en/of bedrijf, te weten [benadeelde 2] , gevestigd aan [adres 2] , weg te nemen enige goederen, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met voormeld oogmerk zich naar die bedrijfslocatie en/of dat bedrijf heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) een (deel van een) tot die bedrijfslocatie en/of dat bedrijf behorend hekwerk en/of toegangspoort heeft/hebben geforceerd, althans doende is/zijn geweest te forceren en/of (vervolgens) die bedrijfslocatie heeft/hebben betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 april 2017 tot en met 24 april 2017 te Oss, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk en/of toegangspoort, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [benadeelde 2] , toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 01-074261-18 feit 2 primair dan wel subsidiair tenlastegelegde alsmede het onder datzelfde parketnummer feit 3 tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de kentekenplaten wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de kentekenplaten door misdrijf verkregen goederen betroffen. Het hof kan uit het onderzoek niet vaststellen hoe, wanneer en onder welke omstandigheden de verdachte de betreffende kentekenplaten heeft verworven dan wel voorhanden heeft gekregen. Derhalve kan het hof ook niet vaststellen of de verdachte op het moment van verwerven c.q. voorhanden krijgen wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren.
Derhalve zal hij worden vrijgesproken van de onder parketnummer 01-074261-18 feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde (schuld)heling.
Ook hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01-074261-18 feit 3 ten laste is gelegd, kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen. Uit het procesdossier volgt immers dat niet de verdachte bestuurder was van de auto, maar medeverdachte [medeverdachte] , waardoor het hof de verdachte eveneens vrij zal spreken van het onder parketnummer 01-074261-18 feit 3 tenlastegelegde. Naar het hof begrijpt heeft de rechtbank de verdachte ten aanzien van dit feit willen vrijspreken, maar dit kennelijk abusievelijk niet opgenomen in het dictum. Het hof ziet om die reden aanleiding om de verdachte bij arrest van heden alsnog vrij te spreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-010699-18 primair en in de zaak met parketnummer 01-074261-18 onder 1 en in de zaak met parketnummer 01-169908-18 en in de zaak met parketnummer 01-181452-18 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 01-000571-17:
1.
hij op 23 december 2016 te ’s-Hertogenbosch als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
2.
hij op 23 december 2016 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 2] , brigadier van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: 'kankerwouten' en 'kankerhonden' en 'kankerhomo's', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op 23 december 2016 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 2] , brigadier van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door voornoemde personen dreigend de woorden toe te voegen "ik maak jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 01-010699-18 (gevoegd):
1.
hij op 17 juni 2017 te Veghel, gemeente Meijerijstad, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bedrijventerrein aan de Amert heeft weggenomen een vrachtwagen, toebehorende aan [benadeelde 3] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en die weg te nemen vrachtwagen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
Zaak met parketnummer 01-074261-18 (gevoegd):
1.
hij op 6 augustus 2017 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een loods op een bedrijventerrein heeft weggenomen twee jerrycans met ontvettingsvloeistof, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
Zaak met parketnummer 01-169908-18 (gevoegd):
1.
hij op 12 juli 2017 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een aanhanger met boot, toebehorende aan [aangever 3] en die weg te nemen aanhanger onder hun bereik te brengen door middel van braak, met voormeld oogmerk zich naar die aanhanger heeft begeven en vervolgens het slot van die aanhanger heeft bekeken en aan het slot van die aanhanger heeft gevoeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak met parketnummer 01-181452-18 (gevoegd):
1.
hij op 23 april 2017 te Oss, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een bedrijfslocatie en/of bedrijf, te weten [benadeelde 2] , gevestigd aan [adres 2] , weg te nemen enige goederen, die aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde 2] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders met voormeld oogmerk zich naar die bedrijfslocatie heeft begeven en vervolgens een deel van een tot die bedrijfslocatie en/of dat bedrijf behorend hekwerk en/of toegangspoort heeft geforceerd en vervolgens die bedrijfslocatie heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-000571-17:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2017009937 Z, gesloten d.d. 15 januari 2017, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-55. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder feit 1:

1.Proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 7 januari 2017, dossierpagina’s 31-33, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

(…)
Door de collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] is [verdachte] aangehouden als verdachte van overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet.
Naar aanleiding van bovenstaande aanhouding hebben wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de verdachte [verdachte] ter voorgeleiding aan een hulpofficier van justitie, overgebracht naar het cellencomplex te ’s-Hertogenbosch. Tijdens de rit naar ’s-Hertogenbosch constateerden wij onderstaande bijzonderheden aan de verdachte [verdachte] .
  • Wij roken dat de adem van de bestuurders naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank riekte.
  • Wij zagen dat de bestuurder bloeddoorlopen ogen had.
(…)
Op 23 december 2016 te 03:20 uur, heb ik, [verbalisant 1] , de verdachte bevolen zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. Tevens heb ik hem medegedeeld dat hij verplicht was tijdens dit onderzoek gevolg te geven aan alle, door de daartoe aangewezen bediener van het ademanalyseapparaat, ten dienste van dit onderzoek gegeven aanwijzingen. Vervolgens is de verdachte medegedeeld dat een weigering van dit onderzoek een misdrijf oplevert.
De verdachte gaf op 23 december 2016 te 03:30 uur geen gevolg aan dit bevel, hetgeen ons bleek uit het volgende feit: de verdachte weigerde verdere medewerking, hetgeen mij bleek uit wij hoorden dat hij het volgende zei: "ik werk helemaal nergens aan mee, vordering mijn rijbewijs maar in ik ga toch wel rijden".
De verdachte gaf mij, [verbalisant 1] , op te zijn genaamd:
[verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1973 te [geboorteplaats 1] .
Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder de feiten 2 en 3:
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2016, dossierpagina’s 20-22, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina’s 42-46, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] d.d. 23 december 2017;
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina’s 47-49, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] d.d. 28 december 2017.
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-010699-18:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Meijerij, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2017126209, gesloten d.d. 1 december 2017, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-63. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juni 2017, dossierpagina’s 4-6, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 1] :
Plaats delict: [adres 3] te Veghel , binnen de gemeente Meijerijstad
Ik doe aangifte van diefstal van mijn vrachtwagen. Mijn broer en ik zijn eigenaar van [benadeelde 3] , dat gevestigd is aan [adres 3] . Op 17 juni 2017 omstreeks 15.30 uur ging mijn broer [betrokkene] weg bij ons bedrijf. Toen hij vertrok, stond onze vrachtwagen met kenteken [kenteken 4] achter het hekwerk op het bedrijventerrein. Ons bedrijventerrein is afgesloten door middel van een hekwerk. De toegang tot het bedrijventerrein kan verschaft worden door een elektrische schuifpoort. Het
bedrijventerrein was afgesloten en de poort zat dicht. Onze vrachtwagen was afgesloten. Zowel ons bedrijfspand als bedrijfsterrein is voorzien van bewakingscamera’s. Toen mijn broer wegging, was alles zoals dit hoort te zijn wanneer het afgesloten wordt. Op 18 juni 2017 omstreeks 09.45 uur kwam ik bij ons bedrijfspand/terrein aan. Ik zag dat de poort openstond. Ik zag vervolgens dat de metalen kast waar het bedieningspaneel inzit, verbogen was. Ik zag dat de afdekplaat zo krom was dat de bak openstond en het bedieningspaneel bereikbaar was. Direct daarop zag ik dat onze vrachtwagen niet meer op het terrein stond en weggenomen was.
Ik ben vervolgens op de beveiligingsbeelden gaan kijken en zag dat er omstreeks 18.41
uur een auto komt aanrijden die naast ons terrein parkeerde. Vervolgens zag ik twee personen uitstappen die vervolgens onze vrachtwagen stelen. Op de beelden vindt dit plaats op 18.41 uur. Deze tijd staat een uur te vroeg. In werkelijkheid is het dan 19.41 uur. Ik zal de beelden met jullie delen, zodat jullie ze kunnen gebruiken. Ik zie op de beelden een donker kleurige auto aankomen. Ik zie vervolgens twee personen bij ons het terrein opkomen. Een persoon blijft op de uitkijk staan. De andere klimt over het hekwerk en ik zie dat die persoon het kastje openbreekt, de vrachtwagen openbreekt en later de vrachtwagen van het terrein af rijdt. Uiteindelijk vertrekken beide personen, een in onze vrachtwagen en een in de auto waarmee zij aankwamen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2017, dossierpagina’s 18-20, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :

Op 18 juni 2017 was ik ter plaatse bij het bedrijf [benadeelde 3] aan [adres 3] te Veghel in
verband met een melding van diefstal van een vrachtauto vanaf het bedrijfsterrein door middel van braak. Van dit feit werd toen aangifte gedaan door aangever [aangever 1] , eigenaar van het bedrijf [benadeelde 3] .
Op 28 juni 2017 heb ik de door die aangever verstrekte beelden bekeken. Ik zag bij het bekijken van het beeldmateriaal het volgende. Ik zag dat een donkerblauwe personenauto, 5-deurs hatchback model, werd geparkeerd op het terrein van het naast [benadeelde 3] gevestigde bedrijf aan dezelfde weg. Ik zag dat uit dat voertuig twee manspersonen stapten die de inrit van [benadeelde 3] opliepen. De inrit was afgesloten met een metalen schuifpoort welke
was afgesloten. Ik zag dat de daders die inrit opliepen richting de poort en daarbij keken in de richting van de op het terrein geparkeerde vrachtauto. Ik zag dat beide daders even rondkeken, staand op die inrit waarna dader 1 naar de schuifpoort liep en daar overheen klom en op het bedrijfsterrein liep naar de bedieningskast van de poort, daar voorbij liep, verder het terrein op naar de voorzijde, naar de aldaar geparkeerde vrachtauto. Ik zag tevens dat dader 2 zich ophield op de inrit van [benadeelde 3] nabij de openbare weg. Ik zag dat dader 1 met zijn hand aan de handgreep van het linkerportier van de vrachtauto voelde en/of trok en dat dit portier gesloten bleef. Ik zag dat dader 1 ter hoogte van de linkerzijde van de cabine van de vrachtauto van [benadeelde 3] handelingen verrichte bij/aan het linkerportier van die vrachtauto. Vrij snel zag ik dat dader 1 dat portier opende en daarna instapte en plaatsnam achter het stuur. Intussen was dader 2 aan de overzijde van de weg zichtbaar, en leek op de uitkijk te staan.
Ik zag vervolgens dat dader 1 weer uitstapte en via het bedrijfsterrein van de vrachtauto naar de bedieningskast van de elektrische schuifpoort liep. Deze stond op de grond op het bedrijfsterrein bij de poort en was omsloten door een metalen kast/plaatwerk. Ik zag dat dader 1 met een onbekend voorwerp handelingen verrichtte aan de kast van de bediening van de schuifpoort en dat hij vervolgens met zijn blote handen de onderkant van het plaatwerk van die kast vastpakte en daaraan trok waardoor dit plaatwerk omhoog boog. Ik zag dat dader 1 verder ging met het omhoog buigen van het plaatwerk van die bedieningskast, wederom door met zijn blote handen aan de onderkant daarvan te trekken en op zijn knieën liggend in de kast keek door de ontstane opening. Nadat dader 1 dit gedaan had, zag ik dat hij weer terug over de poort klom en via de inrit in de richting van dader 2 liep, waarna beiden via de openbare weg terugliepen naar hun geparkeerde auto. Ik zag dat dader 1 eerst het rechterportier opende en daarna de kofferbak en deze ook weer sloot. Vervolgens zag ik dat beiden weer terugliepen naar het bedrijf van [benadeelde 3] . Vervolgens zag
ik dat dader 1 weer de oprit van [benadeelde 3] opliep en een onbekend voorwerp neerlegde nabij het
hekwerk waarachter de vrachtauto van [benadeelde 3] geparkeerd stond. Ook zag ik dat dader 2 zich ter hoogte van de inrit aan de straatkant ophield en later ook aan de overzijde van de rijbaan in de berm ophield.
Ik zag dat dader 1 wederom over de poort klom en over het bedrijfsterrein naar de vrachtauto van [benadeelde 3] liep en bij het hek aldaar dat neergelegde voorwerp oppakte. Ik zag dat dader 1 met dat voorwerp in de hand weer in de cabine van de vrachtauto ging zitten.
Ik zag toen dat de vrachtauto van [benadeelde 3] met dader 1 achter het stuur achteruit wegreed, op het bedrijfsterrein keerde en vooruit wegreed en weer stopte voor de poort van [benadeelde 3] .
Hierop zag ik dat dader 1 uitstapte en snel naar de bedieningskast van die poort liep en een hand in de opening van die kast stak: de opening welke hij had gemaakt door het plaatwerk omhoog te buigen.
Ik zag dat kort hierop dat de schuifpoort zich opende, dat dader 1 snel in de cabine van de vrachtauto stapte, achter het stuur plaatsnam en het bedrijfsterrein afreed terwijl de poort nog verder openschoof. Vervolgens zag ik dat dader 1 bij het einde van de oprit van [benadeelde 3] linksaf sloeg en wegreed de Amert op.
Ondertussen rende dader 2 terug naar de blauwe personenauto waarmee de daders gekomen waren, stapte in achter het stuur en reed met die auto weg over de rijbaan van de Amen, langs [benadeelde 3] , in dezelfde richting als de vrachtauto met dader 1. Ik zag dat de poort van [benadeelde 3] lopen bleef staan.

3.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 21 juni 2017, dossierpagina’s 30-32, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :

Op 21 juni 2017 zag ik een aandachtvestiging waarin een afbeelding werd getoond van
personen, waarin herkenning werd verzocht in verband met diefstal van een vrachtauto in
Veghel. De persoon links herken ik als [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973, wonende te [adres 4] . Ik ken
deze ambtshalve. Toen ik de fotografische beeldopname op de briefing zag, herkende ik de
persoon links op de foto meteen als [verdachte] . Ik herkende hem aan zijn lichaamsbouw en dan met name aan zijn slungelige postuur. Daarnaast herkende ik hem aan zijn smalle gezicht en dan met name aan zijn opvallend spitse neus. [verdachte] controleerde ik in het verleden meerdere malen, waardoor ik hem goed herken. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeelding zag.

4.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 21 juni 2017, dossierpagina’s 33-35, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :

Op 21 juni 2017 zag ik een aandachtvestiging waarin een afbeelding werd getoond van personen. De persoon links herken ik als: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1973 te [geboorteplaats 1] . Ik ken bovengenoemde persoon ambtshalve. Ik ben werkzaam als wijkagent van Berghem. Ik heb [verdachte] aldaar diverse keren geverbaliseerd dan wel gesproken. Ik herken [verdachte] op de foto aan zijn smalle postuur. Ik herken [verdachte] op de foto aan zijn gezichtskenmerken en lichaamshouding. Daarbij draagt [verdachte] altijd sportieve schoenen en draagt altijd een pet. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeelding zag.
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-074261-18:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam ‘s-Hertogenbosch, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2017163856, gesloten d.d. 12 oktober 2017, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-73. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2017, dossierpagina’s 14-17, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 2] namens [benadeelde 1] :
Plaats delict: [adres 5] , binnen de gemeente Geertruidenberg
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn bedrijf aan [adres 5] . Op zondag 6 augustus werd ik door een medewerker van alert secure gebeld. Deze vertelde mij dat er mogelijk was ingebroken bij mijn bedrijf genaamd [benadeelde 1] . Ik heb het pand, hekwerk en de loodsen afgesloten op vrijdag
(het hof begrijpt: vrijdag 4 augustus 2017)17:00 uur. Op zaterdag
(het hof begrijpt: zaterdag 5 augustus 2017)10:00 uur heb ik op de camerabeelden gezien dat alles nog intact was. Ter plaatse zag ik dat de toegangspoort aan de achterzijde geforceerd was. Het slot is doorgeslepen. Ik zag dat een aanhanger in 1 van de nishutten is geplaatst. Ik zal de camerabeelden aan u verstrekken. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2017, dossierpagina 20, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11] :

Op 8 augustus 2017 had ik telefonisch contact met aangever [aangever 2] . Nadat ik hem gevraagd had of bij de inbraak in zijn bedrijf nog goederen ontvreemd bleken te zijn, deelde hij mij mede dat gebleken was dat er twee kunststof jerrycans ontvreemd waren. De inhoud van die jerrycans betrof ontvettingsvloeistof van het merk ‘Karcher’, type RN31.

3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2017, dossierpagina 25, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :

Uit onderzoek uit het politiesysteem zag ik dat er een voertuig, zijnde een Opel Vectra station, groen van kleur, onder verdachte [verdachte] in beslag genomen was door de landelijke eenheid. Ik ben naar de genoemde Opel gelopen en ik zag dat aan de voor- en de achterzijde van het voertuig een tweede kentekenplaat zat bevestigd door middel van zogeheten postelastieken. Ik zag dat het kenteken aan de achterzijde [kenteken 2] betrof en dat het kenteken aan de voorzijde [kenteken 1] betrof. Ik zag dat achter het kenteken [kenteken 2] het kenteken [kenteken 5] op het voertuig bevestigd zat. Bij verificatie in het politiesysteem van het chassisnummer van de Opel bleek dat dit het juiste kenteken was dat bij deze Opel thuishoort. Ik zag dat er op de achterbank van het voertuig twee witte jerrycans stonden.

4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2017, dossierpagina’s 28-31, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :

Op 10 augustus 2017 heb ik de camerabeelden uitgekeken van de bedrijfsinbraak bij de firma [benadeelde 1] aan de Ramgatseweg te Raamdonksveer. Daarop zag ik het volgende. Op 6 augustus 2017 om 16.25 uur nadert een groene Opel Vectra met aan de voorzijde het kenteken [kenteken 1] de toegangspoort van de firma [benadeelde 1] . De Opel stopt en er stappen twee mannen uit. De bijrijder herken ik als de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1973 te [geboorteplaats 1] . Ik herkende [verdachte] omdat ik hem op 8 augustus 2017 heb gesproken in het cellencomplex aan de Vogelstraat te Den Bosch. Ik herkende hem aan zijn gezicht, hoofd, de kleding en de schoenen die hij aan had. Ik zag dat de bestuurder van de Opel Vectra en de bijrijder het hek met een tang en slijptol proberen te openen. Als dat niet lukt, rijden ze om 16.39 uur weg.
Om 18:01 uur komt de Opel weer terug. Ik zie dat de bestuurder en [verdachte] naar het
toegangshek van het bedrijf lopen en dat de bestuurder het kettingslot van het toegangshek openslijpt, dat hij het hek verder openbreekt en dat hij het hek opent. Om 18.04 rijdt [verdachte] met de Opel het terrein op en de bestuurder doet het hek weer dicht. Om 18.05 uur rijdt [verdachte] het terrein weer af. Ik zie dat aan de achterzijde van de Opel het kenteken [kenteken 2] bevestigd zit. Om 18.06 stapt de eerdere bestuurder in aan de bijrijderskant en rijdt [verdachte] met de auto weg.
Om 19.24 uur komt de Opel terug bij het hek. [verdachte] zit achter het stuur en de andere
verdachte stapt uit, loopt naar het hek en opent dit. [verdachte] rijdt het terrein op waarna het hek wordt gesloten. Om 19.25 uur rijdt de Opel het terrein weer op en rijdt deze achteruit achter de rode container. Om 19.28 uur rijdt de Opel achter de rode container uit en stapt de bestuurder uit. [verdachte] komt achter de rode container uit gelopen en samen openen zij de achterklep van de Opel. Vervolgens zie ik dat de Opel achteruit rijdt richting de loods waar eerder de aanhangwagen uit was gehaald en waar twee witkleurige objecten nu buiten de loods staan. Om 19.29 uur rijdt de Opel weer richting het hek. De twee witkleurige objecten zijn weg.

5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2017, dossierpagina 42, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 12] :

Op 25 augustus 2017 keek ik naar de mij beschikbaar gestelde camerabeelden van een inbraak bij een bedrijf. In beeld was de datum 6 augustus 2017 te zien. De verdachten op de beelden zijn door mij herkend en zijn langere tijd in beeld geweest terwijl men probeerde het slot te forceren. Ik zag dat de camera was gericht op het toegangshek tot het bedrijfsterrein. Ik zag dat er een voertuig kwam aanrijden waarin twee personen zaten. Ik zag dat de bestuurder uitstapte en ik herkende deze man meteen voor 100% als [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1985. De bijrijder stapte vervolgens ook uit en ik herkende deze meteen voor 100% als [verdachte] , volledig genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1973. [medeverdachte] en [verdachte] zijn samen door mij vaker gecontroleerd en ik herken beiden daarom ambtshalve. Ik zag op de beelden dat [medeverdachte] op verschillende manieren trachtte het slot dat op het hek was bevestigd, te forceren. Ik zag dat hij dit deed met een kniptang, een slijptol en andere gereedschappen. Uiteindelijk lukte het [medeverdachte] het slot open te slijpen.

6.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 7 augustus 2017, dossierpagina’s 44-46, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] :

Op 6 augustus 2017 omstreeks 19.51 uur zagen wij een groene personenauto, een Opel Vectra met kenteken [kenteken 2] over de A59 rijden. Gelet op het rijgedrag zijn wij deze auto gevolgd. Ik, verbalisant [verbalisant 14] , had het kenteken [kenteken 2] opgevraagd en ik zag dat het kenteken bij een personenauto, een zwarte Volkswagen Passat, hoorde. Wij zagen dat dit niet de auto betrof die voor ons reed. Wij zijn deze personenauto voorbij gereden om het kenteken aan de voorzijde te bekijken. Wij zagen dat de voorzijde van het voertuig was voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Wij wisten op dat moment dat de bestuurder onjuiste kentekenplaten voerde op het voertuig. Vervolgens hebben wij de bestuurder een stopteken gegeven. De bestuurder voldeed niet aan dit stopteken en hij verhoogde zijn snelheid. Wij hebben de achtervolging ingezet. Vervolgens zagen wij dat de bestuurder van de Opel Vectra ter hoogte van [adres 6] zijn portier opende, dat de personenauto nog langzaam doorrolde en dat de bestuurder er te voet vandoor ging. Ik, verbalisant [verbalisant 13] , heb hem niet kunnen achterhalen.
Ik, verbalisant [verbalisant 14] , ben naar de passagierszijde gerend. Ik zag dat de bestuurder
(het hof begrijpt: de passagier)beide handen omhoog stak. Ik zag ook dat er op de achterbank twee witte jerrycans lagen. Ik heb de passagier, die later bleek te zijn [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1973, om 20:10 uur aangehouden.
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-169908-18:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Maasland, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 15] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2017149352, gesloten d.d. 30 augustus 2017, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-28. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juli 2017, dossierpagina’s 3-5, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 3] :
Plaats delict: [adres 7] , binnen de gemeente Bernheze
Ik woon aan [adres 7] . De woning is te bereiken
middels een oprit van ongeveer 20 meter lang. Aan het einde van de oprit is een garage. Tegen de garage staat een aanhanger met een boot. De koppeling van de aanhanger stond in de richting van de weg. Wij hebben een camerasysteem om de woning. Wanneer er door een sensor wordt gereden, krijg ik een mailtje van het camerasysteem.
Op 13 juli 2017
(het hof begrijpt, gelet op bewijsmiddel 2: 12 juli 2017)omstreeks 09.22 uur had ik een mailtje gehad van het camerasysteem. Ik zag dat er een gele bus met blauwe bestickering op de oprit had gestaan. Ik zag dat de bus achteruit de oprit opgereden was. Ik zag op de mail dat de gele bus om 09.23 uur weer de oprit af reed. Toen ik thuis kwam, heb ik de beelden bekeken van de camera die onder de carport hangt. Ik zag dat de gele bus helemaal achteruit gereden was tot aan mijn aanhanger. Ik zag dat er een man uitstapte aan de bijrijderszijde. Ik zag dat hij voelde aan de dissel van de aanhanger. Ondertussen is op de beelden te zien dat ook de bestuurder uitstapt en komt kijken bij de dissel. Ik zie dat beide personen met elkaar communiceren, instappen en wegrijden. Om 09.23 uur verlaten zij de oprit. Ik ben vervolgens bij mijn aanhanger gaan kijken. Ik zag dat de blauwe kogel die als slot in de koppeling van mijn aanhanger zit, schuin zat. Deze zat normaal gesproken recht. Ik heb deze weer recht geduwd. Ik stel de gemaakte camerabeelden beschikbaar voor het politieonderzoek. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.

2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2017, dossierpagina 14, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 16] :

Abusievelijk heb ik in de aangifte de datum 13 juli 2017 vermeld. Echter moet dit zijn, 12 juli 2017.

3.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 20 juli 2018, dossierpagina’s 17-19, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 17] :

Op 19 juli 2017 zag ik een aandachtvestiging op de digitale briefing van politie Oost-Brabant waarin een afbeelding werd getoond van een persoon en de informatie werd gegeven dat de persoon op de foto is betrokken bij een poging tot diefstal. De persoon op de afbeelding herken ik als [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973. Ik ken deze persoon ambtshalve. [verdachte] is mij reeds jarenlang bekend. [verdachte] komt frequent met de politie in aanraking in verband met diefstallen. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeelding zag
4.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 augustus 2017, dossierpagina’s 25-28, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Dit verhoor wordt afgenomen volgens het vraag- antwoord model.
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking verbalisant
V: U bent herkend op camerabeelden waarbij u op 12 juli 2017, omstreeks 09.22 uur, uit een gele bedrijfsbus stapt op het adres [adres 7] en de oprit op loopt. Wat kunt u daarover verklaren?
A: De man met wie ik daar was, zei dat zijn boot gestolen was en toen zag hij daar een boot staan. Ik ben meegelopen om te kijken.
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-181452-18:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Maasland, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 18] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2017084767, gesloten d.d. 6 juli 2018, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-36. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 april 2017, dossierpagina’s 4-6, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 4] , namens [benadeelde 2] :
Ik, verbalisant, [verbalisant 18] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, verklaar het volgende:
Op 24 april 2017 kwam ik ter plaatse van het misdrijf bij een persoon die mij opgaf te zijn: [aangever 4] . Hij deed aangifte namens de benadeelde [benadeelde 2]
(het hof begrijpt hier en telkens hierna: [benadeelde 2] )en verklaarde het volgende:
Op 24 april 2017 omstreeks 07.00 uur werd er geconstateerd dat het hek aan de achterzijde van het bedrijf [benadeelde 2] , gevestigd te [adres 2] , was geforceerd. Ik zag zelf ook dat de poort aan de achterzijde was geforceerd. Er is camerabewaking. Op de camerabeelden zag ik dat minimaal twee personen het hek aan het openbreken waren en dat twee personen het terrein opliepen. Deze bewakingsbeelden mag ik gebruiken voor het onderzoek. De poort moet zijn afgesloten op 20 april 2017
(het hof begrijpt: 21 april 2017)omstreeks 17.00 uur. Het pand werd beveiligd middels inbraakalarm. De bewakingscamera welke de beelden van de inbraak had opgenomen, werd verdraaid. Niemand werd toestemming gegeven om bij het bedrijf in te breken en zich de toegang te verschaffen door een hek open te breken en het terrein te betreden.
(…)
Door mij, verbalisant, werd bij het opnemen van de aangifte de bewakingsbeelden bekeken. Ik zag op deze beelden dat op 23 april 2017 tussen omstreeks 19.00 uur en 19.07 uur door verdachten werd aangevangen de poort te forceren en open te breken. Ik zag dat verdachten via een verkregen ruimte in het hek het terrein opliepen en dat de bewakingscamera werd verdraaid. Verdachten verdwenen uit beeld, kwamen omstreeks 19.07 uur weer in beeld en verdwenen in de richting van de opengebroken poort. Ik zag dat de poort welke toegang gaf tot het bedrijventerrein aan de achterzijde van het pand was geforceerd. Ik zag op dit terrein een personenauto staan en een veewagentje. Hier werden geen braaksporen of onregelmatigheden op aangetroffen. Ik zag dat verdachten probeerden de gehele poort te openen. Aan het gebouw werden geen braaksporen geconstateerd.

2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2018, dossierpagina 11, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 19] :

Volgens het proces-verhaal van aangifte is er tussen 21 april 2017 te 17.00 uur en 24 april 2017 te 07.00 uur ingebroken in een bedrijf gevestigd aan [adres 2] . Dit bedrijf was voorzien van beveiligingscamera’s. Deze werden door medewerkers van het bedrijf ter beschikking gesteld aan de politie. Op 26 april 2017 heb ik de eerder genoemde bewegende beelden bekeken. Op deze beelden is te zien dat drie mannen de toegangspoort forceren en het bedrijventerrein betreden. Van genoemde bewegende beelden zijn zogenaamde printscreens gemaakt. Ik herkende twee personen, als [verdachte] foto 1
(het hof begrijpt: de foto op pagina 12 van het dossier)geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973, veelal verblijvende op het adres [adres 4] en [medeverdachte] foto 2
(het hof begrijpt: de foto op pagina 13 van het dossier)geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1985, adres [adres 8] .
Sinds 1994 ben ik werkzaam in basisteam Maasland Oss en Bernheze. In die tijd ben ik werkzaam geweest als senior basis politiezorg, taakaccenthouder milieu en wijkagent. In al die hoedanigheden ben ik zowel met [verdachte] als met [medeverdachte] in contact gekomen. In die tijd waren [verdachte] en [medeverdachte] woonachtig in Bernheze.

3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2018, dossierpagina 14, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 20] :

Op 21 april 2017 werd ingebroken in een bedrijf gevestigd aan [adres 2] . Het bedrijf was voorzien van beveiligingscamera’s. Op 27 april 2017 heb ik de eerder genoemde bewegende beelden bekeken. Ik herkende twee personen, die bij mij ambtshalve bekend zijn als: foto 1: [medeverdachte] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1985, wonende [adres 8] . Ik ben sinds 2003 werkzaam in wijkteam Bernheze. [medeverdachte] heeft gedurende lange tijd op het woonwagenkamp Donkervoortseloop te Heesch gewoond. In die tijd ben ik met regelmaat in contact gekomen met [medeverdachte] . Ik herken [medeverdachte] aan zijn postuur en gelaat.
Foto 2: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973. Ambtshalve is mij bekend dat [verdachte] veelal op het adres [adres 4] verblijft. Als contactpersoon van woonwagenkamp [adres 4] had ik met regelmaat contact met [verdachte] . Ik ben ook betrokken geweest bij meerdere onderzoeken waarbij [verdachte] verdachte was. Ik herken [verdachte] aan zijn postuur, gelaat en manier van lopen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01-169908-18:
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte en zijn mededader op 12 juli 2017 ter plaatse waren aan [adres 7] teneinde aldaar de aanhanger met boot weg te nemen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-010699-18 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
Het in de zaak met parketnummer 01-074261-18 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-169908-18 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-181452-18 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij niet heeft meegewerkt aan een ademonderzoek nadat aan hem is bevolen zijn medewerking daaraan te verlenen. De verplichting om gevolg te geven aan een dergelijk bevel bestaat ter bevordering van de verkeersveiligheid. De verkeersveiligheid wordt immers in gevaar gebracht indien onder invloed van alcohol aan het verkeer wordt deelgenomen. Doordat de verdachte zijn medewerking aan een ademanalyse heeft geweigerd, negeert de verdachte een door het bevoegd gezag genomen besluit.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging en bedreiging jegens een tweetal politieambtenaren. Personen met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijk strafbaar en verwerpelijk gedrag. De verdachte heeft door deze bedreiging te uiten angst teweeg kunnen brengen bij de politieambtenaren en daarmee inbreuk gemaakt op hun gevoel van veiligheid.
Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan (poging tot) meerdere bedrijfsinbraken alsmede poging tot diefstal van een aanhanger met een boot. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte het eigendomsrecht van de slachtoffers geschonden. Dergelijk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast en ergernis. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten kennelijke gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 november 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. Verder is gebleken dat artikel 63 van het Wetboek van Stafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, in beginsel passend en geboden.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.
Het hof stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder mee toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden, te weten een overschrijding van 21 maanden. Namens de verdachte is op 17 april 2019 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof heden, 18 januari 2023, arrest wijst. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de op te leggen straf.
Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat zonder schending van de redelijke termijn een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 3 jaren.
Met oplegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
De benadeelde partij [verbalisant 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 175,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [verbalisant 2] als gevolg van het onder parketnummer 01-000571-17 feit 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Immateriële schadevergoeding komt slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De verdachte heeft de benadeelde partij [verbalisant 2] beledigd door hem beledigende woorden toe te voegen. De verdachte heeft de benadeelde daarmee in zijn eer en goede naam aangetast.
Het hof begroot de als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte veroorzaakte immateriële schade in billijkheid op een bedrag van € 175,00, zoals gevorderd.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016, zijnde de datum van het delict, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [verbalisant 2] is toegebracht tot een bedrag van € 175,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 175,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [verbalisant 1] als gevolg van het onder parketnummer 01-000571-17 feit 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Immateriële schadevergoeding komt slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De verdachte heeft de benadeelde partij [verbalisant 1] beledigd door hem beledigende woorden toe te voegen. De verdachte heeft de benadeelde daarmee in zijn eer en goede naam aangetast.
Het hof begroot de als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte veroorzaakte immateriële schade in billijkheid op een bedrag van € 175,00, zoals gevorderd.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016, zijnde de datum van het delict, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [verbalisant 1] is toegebracht tot een bedrag van € 175,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.980,00 aan materiële schade. De vordering valt uiteen in:
€ 5.500,00 voor de aankoop van een veegmachine;
€ 480,00 voor reparatiekosten aan de poort.
De rechtbank heeft de vordering bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 240,00 (post II gedeeltelijk) en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De overige gevorderde reparatiekosten aan de poort, te weten € 240,00 zijn afgewezen. De benadeelde partij is ten aanzien van de kosten voor de aankoop van een veegmachine niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft schriftelijk te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes onder parketnummer 01-181452-18 bewezenverklaarde handelen materiële schade heeft geleden. Het hof overweegt in dat verband als volgt.
Met betrekking tot de kosten voor de aankoop van een veegmachine overweegt het hof dat dit geen rechtstreekse schade ten gevolge van het strafbare feit betreft die voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de reparatiekosten aan de poort overweegt het hof dat de benadeelde partij deze poort in eigen beheer heeft hersteld en de kosten daarvan op € 480,00 heeft gesteld. De laswerkzaamheden zouden acht uren hebben gevergd. Het hof zal deze kosten matigen en vaststellen op € 240,00. Het overige van de gevorderde reparatiekosten wijst het hof af.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 240,00 zal worden toegewezen. Het hof zal voorts bepalen dat de verdachte samen met zijn mededaders daarvoor hoofdelijk aansprakelijk is. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Beide kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 240,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot (materiële) schadevergoeding tot een bedrag van € 1.375,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de onderhavige vordering zich bij gebrek aan een onderbouwing niet leent voor een beoordeling in dit strafproces, nu het hof niet in staat is te beoordelen of en tot welk bedrag de schadepost in rechtstreeks verband staat met het tenlastegelegde. Derhalve is in zoverre sprake van een onevenredige belasting van het strafgeding waardoor de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard en de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 266, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-074261-18 onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-010699-18 primair en in de zaak met parketnummer 01-074261-18 onder 1 en in de zaak met parketnummer 01-169908-18 en in de zaak met parketnummer 01-181452-18 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-010699-18 primair en in de zaak met parketnummer 01-074261-18 onder 1 en in de zaak met parketnummer 01-169908-18 en in de zaak met parketnummer 01-181452-18 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 175,00 (honderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 175,00 (honderdvijfenzeventig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 3 (drie) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 175,00 (honderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-000571-17 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 175,00 (honderdvijfenzeventig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 3 (drie) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-181452-18 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 240,00 (tweehonderdveertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 240,00 (tweehonderdveertig euro) aan materiële schadeaf;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-181452-18 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 240,00 (tweehonderdveertig euro)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 4 (vier) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 18 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wiemans voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.