ECLI:NL:GHSHE:2023:1092

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
20-000856-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. J. Platschorre
  • mr. S. Taalman
  • mr. H.N. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met auto na woordenwisseling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 november 2019, waarbij de verdachte na een woordenwisseling met het slachtoffer, met zijn auto op het slachtoffer inreed. Het slachtoffer raakte hierbij gewond en kwam op de motorkap van de auto terecht. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer, maar sprak hem vrij van poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar opgelegd. Het hof rekende het gedrag van de verdachte zwaar aan, vooral omdat het incident plaatsvond in het bijzijn van zijn minderjarige dochter. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 6.516,76, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000856-20
Uitspraak : 4 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 maart 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-700055-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1986,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging doodslag’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 6.516,76, vermeerderd met de wettelijke rente, toewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten van € 600,- toegewezen. Voor het overige deel heeft de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Voorts is de in beslag genomen Audi A6 met het kenteken [kenteken 1] verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen primair aan de verdachte is tenlastegelegd en hem zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren gevorderd alsmede de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd om deze in eerste aanleg gewijzigde vordering integraal toe te wijzen. Tot slot heeft de advocaat-generaal de verbeurdverklaring van de Audi A6 gevorderd.
Namens de verdachte heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij is primair de niet-ontvankelijkheid bepleit. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering ter zake van gederfd inkomen niet-ontvankelijk is nu er sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. Voorts dient de gevorderde immateriële schade gematigd te worden.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 november 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer/benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet -meermalen, althans eenmaal, met een auto (merk: Audi) op die [slachtoffer/benadeelde partij] is ingereden en/of die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer/benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -meermalen, althans eenmaal, met een auto (merk: Audi) op die [slachtoffer/benadeelde partij] is ingereden en/of die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde – poging tot doodslag – is bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte opzet dan wel voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer/benadeelde partij] door fors accelererend in te rijden op iemand die wegloopt.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verklaringen van aangever [slachtoffer/benadeelde partij] en [getuige 1] onbetrouwbaar zijn. Op basis van die onbetrouwbare verklaringen kan niet meer worden vastgesteld wat feitelijk is gebeurd, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Gelet op de korte afstanden op de parkeerplaats en het feit dat de door de verdachte gereden snelheid niet kan worden vastgesteld dient verdachte in ieder geval te worden vrijgesproken van de onder primair tenlastegelegde poging tot doodslag. De verdachte ontkent bovendien [slachtoffer/benadeelde partij] opzettelijk te hebben aangereden. [slachtoffer/benadeelde partij] is volgens de verdachte zelf op de auto gesprongen. De raadsman van verdachte heeft, uitgaande van deze verklaring van verdachte, bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, nu hij geen enkel opzet heeft gehad op het teweegbrengen van de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 18 november 2019 met zijn dochter aanwezig was bij de huisartsenpraktijk gelegen aan de [locatie] te Sittard. Ook zijn ex-partner [getuige 1] was daar met haar toenmalige vriend [slachtoffer/benadeelde partij] . Na het bezoek aan de huisarts is men naar buiten gelopen en is de verdachte in zijn auto gestapt. [getuige 1] liep met haar dochter naar haar auto en twee vakken verderop stond de auto van [slachtoffer/benadeelde partij] . De verdachte stond bij de uitrit. Hij overhandigde nog een beertje aan zijn dochter. Vervolgens is een woordenwisseling ontstaan tussen [slachtoffer/benadeelde partij] en verdachte, volgens [slachtoffer/benadeelde partij] over het feit dat de verdachte zijn dochter te laat zou hebben overgedragen aan haar moeder en zich derhalve niet aan de afspraken hield.
Aangever [slachtoffer/benadeelde partij] heeft verklaard dat hij wegliep naar zijn auto, dat hij hoorde en daarna zag dat de verdachte in zijn richting kwam rijden en dat hij daarom omhoog sprong om niet onder de auto te komen. Hij kwam op de motorkap terecht, raakte vervolgens de voorruit en rolde op het dak, waarna hij van de auto afviel. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep over de toedracht van het ongeval verklaard, zakelijk weergegeven, dat aangever [slachtoffer/benadeelde partij] zelf, als Spiderman, op zijn auto is gesprongen en dat hij [slachtoffer/benadeelde partij] aldus niet opzettelijk heeft aangereden. De verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] en ook die van zijn toenmalige vriendin [getuige 1] zouden niet naar waarheid zijn. In een brief aan de raadsman zou zij later hebben aangegeven dat zij haar verklaring heeft aangedikt.
Het hof overweegt dat uit het proces-verbaal van bevindingen van de ter plaatse gekomen politie blijkt dat de verdachte ter plekke tegen de politie heeft gezegd dat hij met snelheid op [slachtoffer/benadeelde partij] is ingereden en hem daadwerkelijk heeft geraakt. Ook uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] blijkt dat de verdachte ten tijde van de aanhouding heeft gezegd dat hij toen deze naar zijn auto liep hij met zijn auto tegen de nieuwe vriend van zijn ex is aangereden.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij gezien heeft dat de verdachte op de parkeerplaats, toen hij al bij de uitrit stond, zijn auto een stukje achteruit zette en toen vooruit richting de weglopende [slachtoffer/benadeelde partij] is gereden. Ze hoorde de klap en zag [slachtoffer/benadeelde partij] over de auto vliegen. Ze zag dat de ruit gebarsten was. De verklaringen van aangever [slachtoffer/benadeelde partij] en van [getuige 1] vinden ondersteuning in de verklaringen van de getuigen die op straat hebben gezien en gehoord wat er gebeurde op het parkeerterrein.
De getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben gezien dat de auto van de verdachte in de richting van [slachtoffer/benadeelde partij] reed en de verdachte [slachtoffer/benadeelde partij] vervolgens aanreed. Ook [getuige 4] heeft verklaard dat de auto van de verdachte optrok en met een flinke snelheid in de richting van [slachtoffer/benadeelde partij] reed. Vervolgens hoorde hij een klap. Kort daarvoor, zo verklaart [getuige 4] , heeft een onvriendelijke woordenwisseling tussen [slachtoffer/benadeelde partij] en de verdachte plaatsgevonden, zoals ook de verdachte heeft verklaard.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze getuigenverklaringen te twijfelen. [getuige 4] , [getuige 2] , [slachtoffer/benadeelde partij] en [getuige 1] zijn bij de raadsheer-commissaris nogmaals bevraagd en hebben hun verklaring bevestigd. Bij de raadsheer-commissaris is [getuige 1] bevraagd over de brief die zij aan de raadsman heeft geschreven en waaruit volgens de verdediging blijkt dat zij haar verklaring heeft aangedikt. Naar het oordeel van het hof doet de gestelde brief niet af aan haar verklaring bij de politie en zoals bevestigd bij de raadsheer-commissaris voor zover het gaat over de door haar waargenomen gang van zaken op het parkeerterrein. Dat zij richting de raadsman te kennen heeft gegeven dat het contact met verdachte als vader van haar dochter thans goed verloopt en zij heeft aangegeven niet te willen dat de vader van haar dochter langdurig naar de gevangenis gaat doet daar onvoldoende aan af.
Uit genoemde getuigenverklaringen volgt dat de verdachte na de woordenwisseling met [slachtoffer/benadeelde partij] met een, gegeven de omstandigheden ter plaatse, kennelijk aanzienlijke snelheid vooruit is gereden in de richting van de weglopende [slachtoffer/benadeelde partij] . Zijn voertuig heeft vervolgens aangever geraakt, die daardoor “in de lucht tolde” ( [getuige 2] ) of “best wel hoog door de lucht vloog” ( [getuige 3] ).
Naar het oordeel van het hof is hiermee niet te rijmen de door de verdachte gestelde gang van zaken waarbij [slachtoffer/benadeelde partij] op zijn auto is gesprongen terwijl verdachte bij de uitrit stilstond dan wel langzaam indraaide, zoals hij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard. Het dossier bevat bovendien ook geen enkele steun voor deze verklaring van de verdachte, anders dan het enkele gegeven dat er voordien een woordenwisseling heeft plaatsgevonden. Daar komt bij dat de verdachte zich eerst op zijn zwijgrecht heeft beroepen en dat hij pas ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat aangever dreigend op hem kwam afrennen en aangever, terwijl hij zijn auto probeerde te draaien om weg te rijden, zelf op zijn auto sprong. Het hof hecht op grond van het hiervoor overwogene aan deze verklaring van de verdachte dan ook geen geloof.
Nu de verdachte wist van de aanwezigheid van aangever op de parkeerplaats, deze voor hem duidelijk zichtbaar was en de verdachte blijkens de getuigenverklaringen in de richting van de van hem weglopende aangever is gereden, stelt het hof vast dat verdachte aangever moet hebben gezien en dat hij bewust op hem is ingereden. Volgens de getuigen is dat met een aanzienlijke snelheid gebeurd. Hoewel [getuige 2] heeft verklaard dat de verdachte na de aanrijding achteruit reed om vervolgens weer vooruit te rijden en [getuige 4] verklaart dat de verdachte nog een keer vooruit in de richting van [slachtoffer/benadeelde partij] is gereden, kan niet in voldoende mate worden vastgesteld dat de verdachte vaker dan één keer tegen [slachtoffer/benadeelde partij] is aangereden.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het hof is gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen – het bewust en met de door de getuigen ter plaatse genoemde aanzienlijke snelheid afrijden op aangever – willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met [slachtoffer/benadeelde partij] in aanrijding zou komen. Bij gebrek aan wetenschap over de exacte snelheid en gezien de feitelijke omstandigheden ter plaatse, in het bijzonder de beperkte onderlinge afstanden, acht het hof echter niet bewezen dat de kans dat [slachtoffer/benadeelde partij] door de aanrijding zodanig getroffen zouden worden dat hij zou komen te overlijden aanmerkelijk was.
Wel acht het hof de kans aanmerkelijk dat [slachtoffer/benadeelde partij] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het hem onder primair tenlastegelegde en het onder subsidiair tenlastegelegde bewezen acht.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 18 november 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer/benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een auto (merk: Audi) die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen die het hof redengevend acht voor de bewezenverklaring opgenomen in een bijlage bij dit arrest. Deze bijlage wordt aan het arrest gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft na een woordenwisseling met het slachtoffer met zijn auto het slachtoffer aangereden, waarbij het slachtoffer op de motorkap terecht kwam. Het slachtoffer heeft hierbij pijn en letsel opgelopen en is begrijpelijkerwijs zeer geschrokken. Het is louter geluk dat het slachtoffer door de gedragingen van de verdachte niet ernstiger gewond is geraakt. Het hof rekent de verdachte zijn gedrag zwaar aan. Dit te meer nu dit alles gebeurde in het bijzijn van het minderjarige dochtertje van de verdachte.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2023, betreffende het justitiële verleden van de verdachte, alsmede de brieven en rapporten van de reclassering d.d. 20 november 2019, 2 januari 2020, 12 februari 2020 en 26 februari 2020. Tevens heeft het hof kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Alles afwegende acht het hof gelet op de feiten en omstandigheden een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende.
In de onderhavige zaak stelt het hof vast dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Namens de verdachte is namelijk op 18 maart 2020 hoger beroep ingesteld en het hof wijst heden op 4 april 2023 – en derhalve niet binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep – arrest. De redelijke termijn is hierdoor overschreden. De overschrijding heeft deels te maken met het nader horen van diverse getuigen als gevolg van een meinedige getuige, maar betrokkenheid van de verdachte hierbij is onvoldoende vastgesteld.
Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof zal een deel van deze straf, te weten 3 maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zal het hof een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren opleggen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De advocaat-generaal heeft verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Niet is gebleken dat de verdachte de aan de schorsing verbonden voorwaarden heeft geschonden. Het hof ziet dan ook onvoldoende redenen om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Het veroordelend arrest van heden maakt dat niet anders.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij]
De benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 9.410,61. Deze vordering is namens de benadeelde partij ter terechtzitting in eerste aanleg verminderd tot een bedrag van € 9.364,76, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 1.264,00 kosten iPhone
€ 2.848,00 gemiste inkomsten uit arbeid
€ 184,84 kosten medicatie
€ 67,92 ambulante zorg
€ 5.000,00 immateriële schade
Daarnaast heeft de benadeelde partij een vergoeding van de proceskosten in eerste aanleg verzocht van € 600,00.
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen tot een bedrag van € 6.516,76.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Ad a.
De vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de kosten van de iPhone is naar het oordeel van het hof onvoldoende betwist. De benadeelde partij heeft ten tijde van de aangifte reeds vermeld dat zijn telefoon kapot is gegaan door de aanrijding. Gelet hierop zal het hof het gevorderde bedrag ad € 1.264,00 toewijzen.
Ad b.
De vordering ‘gemiste inkomen uit arbeid’ ad € 2.848,00, zal het hof niet-ontvankelijk verklaren, nu onvoldoende duidelijk is geworden in hoeverre de arbeidsongeschiktheid van [slachtoffer/benadeelde partij] vóór de aanrijding van invloed is geweest op zijn arbeidsongeschiktheid na het ongeval. Gegeven de gemotiveerde betwisting van de vordering door de verdediging, die noopt tot nader onderzoek alvorens over deze schadepost kan worden beslist, is het hof van oordeel dat behandeling van dit onderdeel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Voor de benadeelde partij bestaat de mogelijkheid dit deel van de vordering in een civiele procedure aan een rechter voor te leggen.
Ad c.
De gevorderde niet-vergoede medische kosten voor zover dit medicatie betreft zoals door de huisarts voorgeschreven zal het hof toewijzen, nu deze voldoende is onderbouwd en niet is betwist.
Ad d.
De kosten voor ambulante zorg zal het hof toewijzen nu deze vordering voldoende is onderbouwd middels facturen van het Jessa ziekenhuis en niet is betwist.
Ad e.
Daarnaast is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, gelet op de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van de benadeelde partij omtrent de schade en de relatie daarvan met het bewezenverklaarde. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid vaststellen op € 5.000,-.
Resumé
Het hof zal toewijzen
€ 1.264,00
€ 184,84
€ 67,92
€ 5.000,00
€ 6.516,76
wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 6.516,76 schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente. De aanvangsdatum van de wettelijke rente wordt bepaald op 18 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij.
Het hof acht een bedrag van € 600,- toewijsbaar als proceskosten (kosten van rechtsbijstand).
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 6.516,76. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Beslag
Het hof is van oordeel dat de in beslag genomen personenauto, merk Audi A6, met kenteken [kenteken 1] (goednummer 1233638), vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan de verdachte toebehoorde.
Het hof zal overgaan tot verbeurdverklaring en heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ontzegt de verdachte ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar;
bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK personenauto Audi A6 2015 kl: grijs met kenteken [kenteken 1] (G1233638);
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.516,76 (zesduizend vijfhonderdzestien euro en zesenzeventig cent) bestaande uit € 1.516,76 (duizend vijfhonderdzestien euro en zesenzeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2019 tot aan de dag der voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
600,00 (zeshonderd euro);
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer/benadeelde partij] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.516,76 (zesduizend vijfhonderdzestien euro en zesenzeventig cent) bestaande uit € 1.516,76 (duizend vijfhonderdzestien euro en zesenzeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2019 tot aan de dag der voldoening en bepaalt dat
gijzeling voor de duur van ten hoogste 67 (zevenenzestig) dagenkan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 4 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.N. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
BIJLAGE BEWIJSMIDDELEN
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, zaakregistratienummer PL2300-2019182123, afgesloten d.d. 18 december 2019, aantal handgeschreven doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 80.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2019 (pagina’s 11-12), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 2] ;
(pagina 11)
Op maandag 18 november 2019 omstreeks 15:20 uur kreeg ik samen met collega [verbalisant 1] vanuit het Operationeel Centrum de melding om te gaan naar [adres 2] . Hier is gelegen een huisartsenpraktijk. Hier zou een conflict gaande zijn waarbij flink gescholden zou zijn en een persoon zou zijn ingereden op iemand. Ter plaatse zag ik op de parkeerplaats een zwarte Audi staan voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Bij deze Audi stond een persoon die zich uitgaf als [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte). Ik hoorde dat hij zei dat hij met zijn 6-jarige dochter naar de huisarts was gekomen omdat zij een keelontsteking zou hebben. Ik hoorde dat hij zei dat hij gescheiden was en dat hij co-ouderschap had met zijn ex-vrouw. Hij had met zijn ex afgesproken dat zij de 6-jarige dochter zou komen ophalen na het bezoek aan de huisarts. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat zijn ex-vrouw ook naar de huisartsenpraktijk was gekomen. [verdachte] vertelde dat ook de nieuwe vriend van zijn ex-vrouw, naar later bleek aangever [slachtoffer/benadeelde partij] , ineens ter plaatse verscheen en dat hij en de nieuwe vriend een woordenwisseling kregen. [slachtoffer/benadeelde partij] zou daarbij naar zijn Mercedes, kleur zwart en voorzien van het Belgische kenteken [kenteken 2] , zijn gelopen die verderop op de parkeerplaats stond. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij vervolgens met snelheid op [slachtoffer/benadeelde partij] is ingereden en hem ook daadwerkelijk heeft geraakt.
Ik, [verbalisant 2] , zag dat in de voorruit van de Audi van [verdachte] een grote barst/ster zat.
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2019 (pagina’s 13-15), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer/benadeelde partij] ;
(pagina 13)
Plaats delict: [adres 2] , binnen de gemeente Sittard-Geleen
Sinds begin juni 2019 heb ik een relatie met [getuige 1] . [getuige 1] heeft een relatie gehad met [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte). [getuige 1] heeft een dochter met deze [verdachte] .
Vandaag, 18 november 2019 ging [verdachte] met zijn dochter naar de huisarts. Deze huisartsenpraktijk ligt aan de [locatie] te Sittard. [verdachte] had om 14:40 uur een afspraak bij deze huisarts. Dit wist [getuige 1] . [verdachte] had met [getuige 1] afgesproken dat zij haar dochter bij de huisarts kon afhalen. [getuige 1] ging naar de huisarts met haar auto en ik reed met mijn auto mee.
[verdachte] (vader) en [getuige 1] (moeder) gingen samen met de dochter de dokterskamer in. Ik bleef in de wachtkamer zitten. Enig moment komen beide ouders met de dochter weer naar buiten. Ze hadden een normaal gesprek met elkaar. Ik liep voor hen naar buiten. Ik zag dat [verdachte] in zijn auto stapte die schuin tegenover de ingang van de praktijk stond. Ik liep vervolgens samen met [getuige 1] naar haar auto. Mijn auto stond 2 vakken verder dan de auto van (pagina 14) [getuige 1] . Deze stond in een parkeervak rechts van de praktijk. Ik zag dat [verdachte] in de richting van [getuige 1] reed en dat hij zijn raam opengemaakt had. Ik hoorde dat hij iets zij dat [betrokkene] (
het hof begrijpt: dochter van [verdachte] en [getuige 1] )haar beertje vergeten was. Ik zag dat hij het beertje aan [betrokkene] gaf en [getuige 1] en ik lopen door richting onze auto’s. Ik kreeg oogcontact met [verdachte] en schudde mijn hoofd. Ik zag dat [verdachte] stopte en ik hoorde dat hij vroeg wat eraan scheelde. Ik liep naar hem toe. Hij stond al met zijn auto in de afrit van de parkeerplaats. Ik liep naar de auto van [verdachte] toe en ik vroeg waarom hij zijn dochter afgelopen zondag bij hem gehouden had. Er ontstond een woordenwisseling. Ik liep weg richting mijn auto. Ik hoorde een auto vertrekken. Ik draaide mij om en ik zag [verdachte] in zijn auto zitten en hij reed hard in mijn richting. Ik schrok en sprong omhoog. Ik kwam op de motorkap terecht, raakte vervolgens de voorruit en rolde door op het dak waar ik vervolgens aan de linker zijde vanaf viel. Ik schrok hevig en ik voelde een hevige pijn aan mijn knie, mijn schouder, mijn hoofd en mijn nek. [verdachte] reed in een zwarte Audi A6 stationwagen. Ik zag dat de voorruit van de Audi van [verdachte] gebarsten was. Dit is door de klap gekomen zijn die ik tegen de voorruit gemaakt heb. Ik was doodsbang. [getuige 1] was in haar auto gestapt en heeft haar auto achteruit gereden op de parkeerplaats zodat [verdachte] mij niet meer kon aanrijden. Ik zag dat een man naar mij toe kwam om mij weg te pakken. Deze man droeg een geel fluorvest. Ik lag toen nog op de parkeerplaats. Deze man nam mij mee naar het grasveld aan de zijde van de weg. We gingen achter auto’s staan. Ik zag dat [verdachte] van de parkeerplaats afreed en op de weg een aantal keren heen en weer reed. Ik zag en hoorde dat mensen hem meerdere keren aanspraken op zijn gedrag. Ik liep terug naar mijn auto. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: “Nu ga je iets meemaken”. Ik hoorde dat hij nog tegen [getuige 1] riep: “breng mijn dochter weg, breng mijn dochter weg”. Ik zag dat hij wederom de parkeerplaats opgereden kwam. Ik zag dat hij stopte ter hoogte van de afrit van deze parkeerplaats. Ik zag dat hij half uitgestapt was. Ik hield mij schuil achter auto’s. Ik was bang dat hij mij iets wilde aandoen. Ik zag dat er een man in mijn richting gelopen kwam. Ik hoorde dat hij zei dat het het beste was dat ik samen met [getuige 1] naar binnen zou komen.
Ik zie nu dat het beschermglas van mijn GSM ook stuk is. Ik voel nu nog steeds een hevige pijn aan mijn rechter knie, mijn rug en mijn nek.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris d.d. 21 oktober 2020, inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van getuige [slachtoffer/benadeelde partij] ;
Ik heb bij de politie naar waarheid verklaard.
Verdachte is in zijn auto gestapt. Hij heeft nog een beertje aan zijn dochter gegeven. Verdachte stond bij de afrit en hij deed het raam open en hij knikte naar mij en ik heb nee geschud. En hij vroeg wat scheelt er, toen ben ik naar hem toe gegaan. Ik heb hem gezegd dat hij de afspraken na moest komen daarop flipte hij helemaal want dat zouden mijn zaken niet zijn. Toen is hij begonnen met roepen en toen ben ik waarschijnlijk ook gaan roepen.
Ik werd gewoon van achteren aangereden. Ik hoorde een wagen optrekken en ik draai mij om en zie hem op mij afrijden en ik ben uit reactie omhoog gesprongen en op de motorkap en op het venster terecht gekomen.
Ik weet dat ik met mijn hoofd en schouder aan de rechterzijde op de auto ben geslagen. Wel een paar snijwonden op mijn hoofd en aan mijn handen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2019 (pagina 16), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 1] ;
Op maandag 18 november 2019, om 15.20 uur, was ik, [verbalisant 1] , ter plaatse op [adres 2] om de verdachte [verdachte] aan te houden. Ten tijde van de aanhouding, hoorde ik dat de verdachte zei: ‘Toen hij naar zijn auto liep reed ik met mijn auto tegen hem aan. ”
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een medisch attest ten behoeve van de politie van het [ziekenhuis] d.d. 20 november 2019 (pagina’s 19-26) ondertekend door [arts] chirurg-urgentiearts [ziekenhuis] , inhoudende;
(pagina 19)
Bij deze bevestigt ondergetekende arts dat volgende persoon werd verzorgd door de spoedgevallendienst/MUG
Naam en voornaam [slachtoffer/benadeelde partij]
Geboortedatum [geboortedatum 2]
Datum van verzorging: 20/11/2019
(pagina 20)
Klinisch onderzoek
Uitstekende algemene toestand
Diffuse spierpijnen over hele lichaam
Drukpijn rechter zijde bekken
Wat doof gevoel pre-patellair rechts
Pijnklachten thv rug/ nek
(pagina 21)
Deze 39-jarige patiënt(e) werd op 20/11/2019 15:48:00 gezien op de dienst spoedgevallen.
We weerhouden:
Veralgemeende spierpijnen na 2 dagen geleden aangereden te zijn door wagen.
R/ Rust en pijnstilling
(pagina 25)
heeft veel pijn op MCP 3 rechter hand na auto-incident 18/11/2019, behandeld op spoedgevallen
normaal aspect van MCP 3 rechter hand, normaal passieve en actieve bewegingen, fors drukpijn op gewricht, geen synoviitis
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 november 2019 (pagina’s 27-30), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 2] ;
(pagina 27)
Op maandag 18 november 2019, tussen 15.00 uur en 15.15 uur, was ik in mijn woning gelegen op de [straat] in Sittard. Mijn dochter was bij mij thuis en haar was een man opgevallen die verschillende keren langs de woning liep. Ik ben naar buiten gegaan om deze man aan te spreken en te vragen of ik hem kon helpen. Toen ik eenmaal buiten was hoorde ik mensen schreeuwen. Het kwam vanuit de richting van de huisartsenpraktijk gelegen aan de [locatie] in Sittard. Ik keek in die richting en zag hoe een donkere auto op de parkeerplaats van de huisartsenpraktijk met hoge snelheid in de richting van een man reed. De snelheid van deze donkere auto was veel te hoog voor op een parkeerplaats te rijden. Ik zag hoe deze donkere auto op de man inreed en deze man met de voorkant van zijn auto raakte. Ik zag hoe de man die werd aangereden in de lucht tolde. Ik zag niet hoe de man die aangereden werd terecht kwam. De parkeerplaats lag ongeveer een 50 â 60 meter van de plek waar ik op dat moment stond. Ik kon het goed zien en het was een akelige gebeurtenis om naar te kijken. Ik riep naar mijn dochter die nog in de woning was dat ze de politie moest bellen. Ik rende in de richting van de parkeerplaats. Ik kon de aangereden man niet zien. Op de parkeerplaats aangekomen liep ik naar een kleine rode auto die iets uit de rij naar achteren stond. Ik zag dat daar achter het stuur een vrouw zat en op de bijrijdersstoel een klein meisje van een jaar of zes. Ik zag hoe het kleine meisje over haar hele lijf trilde. Ik zei tegen de vrouw dat ze de politie moest bellen en dat ze het kenteken door moest geven en dat er een donker getinte man achter het stuur zat. Ik hoorde de vrouw zeggen dat ze wist wie het was en dat het haar ex vriend betrof. Ik zag hoe de (pagina 28) aangereden man, vanuit de richting van de plek waar de aanrijding had plaats gevonden, strompelend in onze richting kwam gelopen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris d.d. 21 oktober 2020, inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 2] ;
Ik heb nog herinneringen aan hetgeen zich 18 november 2019 zich heeft afgespeeld. Ik heb bij de politie een verklaring afgelegd en naar waarheid verklaard.
Ik zie die man (
het hof begrijpt: aangever [slachtoffer/benadeelde partij] )lopen. Prompt rijdt er een auto op die man af, ik heb gezien dat die auto die man raakte. Die man die geraakt werd door de auto die ging met een koprol over de motorkap heen.
Er is een woordenwisseling geweest en de auto reed achter hem aan en de man werd aangereden.
U vraagt mij of de man van achteren is aangereden. Ja, hij keek over zijn schouder. Hij draaide zich om want de auto gaf flink gas en hij viel over de auto heen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 november 2019 (pagina’s 31-33), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 3] ;
(pagina 31)
0: Ik wil u horen als getuige van een poging tot doodslag, gepleegd op maandag 18 november 2019, omstreeks 15:20 uur, op de parkeerplaats van [huisartsenpraktijk]
, gelegen op het adres [adres 2] te Sittard.
V: Waar was u ten tijde van het voorval?
A: Ik zag dat mijn vriend [getuige 4] voor mijn woning op en neer aan het lopen was. Hij was net terug van het hardlopen. Ik wilde een handdoek voor hem pakken en ging hiermee naar buiten.
(pagina 32)
V: Wat heeft u gezien?
A: Op het moment dat ik in de deuropening van mijn woning stond keek ik naar links in de richting van [getuige 4] . Ik keek hierbij in de richting van de parkeerplaats van de huisartsenpraktijk op de [locatie] te Sittard. De afstand tussen mijn woning en deze parkeerplaats iets van 30 à 40 meter is. Ik zag op datzelfde moment dat een grotere grijze auto op de parkeerplaats tegen een man aanreed die daar liep. Ik zag dat de man hierbij best wel hoog door de lucht vloog en tegen de auto botste en er vervolgens weer vanaf vloog. Ik ben vervolgens de huisartsenpraktijk binnen gelopen. Binnen zei ik dat ik aan nam dat er meerdere mensen de politie gebeld hebben. Ik hoorde dat een vrouw met een kind zei dat zij ook gebeld had. Ik hoorde dat zij zei dat haar vriend was aangereden. Deze vriend kwam later ook binnen en toen hoorde ik die vrouw tegen het dochtertje zeggen; “kijk wat je vader gedaan heeft” of zoiets dergelijks. Ik hoorde dat het slachtoffer zei dat hij zomaar was aangereden.
V: Heeft u kunnen zien dat de grote grijze auto moedwillig tegen de man aanreed?
A: Ik zag dat die man best hoog door de lucht vloog en dat dit niet normaal was. Dus door de klap durf ik wel te zeggen dat die man bewust was aangereden. Ik kan niks zeggen over de snelheid. Maar op die parkeerplaats kun rijdt niemand op dusdanige wijze dat iemand zo hoog door de lucht vliegt als hij wordt aangereden.
V: Heb jij letsel gezien bij het slachtoffer?
A: Ik zag dat hij aan zijn handen aan het bloedden was. Ik zag ook wat bloed op zijn hoofd maar waar dat vandaan kwam weet ik niet. Verder zag ik nog dat hij moeilijk liep.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 november 2019 (pagina’s 34-36), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 4] ;
(pagina 34)
V: Waar was u ten tijde van het voorval?
A: Ik kwam net terug van het hardlopen en was bij mijn vriendin in de straat aan het uitlopen. Mijn vriendin betreft [getuige 3] en zij woont in de [straat] te Sittard. Deze straat staat haaks op de [locatie] . Vanaf het adres van mijn vriendin is (pagina 35) het ongeveer 30 à 35 meter tot de parkeerplaats van de huisartsenpraktijk aldaar. Vanaf de plek waar ik stond heb je zicht op een groot gedeelte van de parkeerplaats van de huisartsenpraktijk.
V: Wat heeft u gezien?
A: Op het moment dat ik wat aan het uitlopen was liep ik op en neer door de [straat] . De buurvrouw van 2 deuren verder als mijn vriendin kwam hierop naar buiten. Zij vertrouwde het namelijk niet helemaal dat ik zo op en neer liep. Ik weet geen naam van deze vrouw maar ik weet dat zij vandaag om 11 uur is gehoord door de politie. Op dat moment hoorden wij dat er gescholden werd op de parkeerplaats van de huisartsenpraktijk. Ik zag dat het een zwarte Audi A6 stationwagen bij de in-/uitrit van de parkeerplaats van de huisartsenpraktijk stond. Ik zag dat deze Audi een beetje scheef stond en dat de voorkant richting de [locatie] wees. Ik zag dat een man naast de bestuurderszijde van de Audi stond. Ik hoorde dat deze man aan het schelden was richting de man in de Audi. Ik hoorde dat vanuit de Audi werd terug gescholden. Ik zag dat in de Audi alleen een bestuurder zat. Het schelden over en weer heeft denk ik 30 tot 40 seconden geduurd. Ik zag dat de man die buiten naast de Audi stond vervolgens weg liep van de Audi en over de parkeerplaats richting de hoek van deze parkeerplaats liep. De man die weg liep raakte uit mijn gezichtsveld. Ik zag dat de Audi na enkele seconden richting de plek reed waarheen de man die net buiten stond reed. Ik zag dat de Audi hard optrok en met een flinke snelheid in de richting reed waar die man heen was gelopen. Ik hoorde vervolgens een dubbele klap. Ik schrok van deze klap aangezien het leek of de Audi over de man was gereden die zojuist in die richting was gelopen. Hierop ben ik direct richting de parkeerplaats gerend. Op dat moment reed ook een rode auto uit een parkeervak naar achteren en die zette de auto dwars op de parkeerplaats waardoor de Audi niet meer op de man kon inrijden. Toen ik op de parkeerplaats was zag ik dat de man recht stond en nog aan het schelden was. Ik heb wat bloed aan het hoofd van de man gezien maar waar dit nu precies was kan ik niet vertellen.
Ik hoorde dat de man die was aangereden naar de man in de Audi wilde gaan. Ik hoorde dat de man richting de Audi schreeuwde: “wat doe je nou, je rijdt me gewoon aan” of woorden van gelijke strekking.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris d.d. 21 oktober 2020, inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 4] ;
U houdt mij voor dat ik een verklaring bij de politie heb afgelegd. Dat klopt. Ik heb toen naar waarheid verklaard.
Na de scheldpartij liep er een man weg, het slachtoffer, en toen meende ik dat de man de auto een stukje terugzette en toen naar voren sprintte waar de andere man liep en buiten mijn zicht was de klap.
Toen ik er naar toe liep was de man weer opgestaan. Hij stond daar een beetje kreunend en van slag af. Ik heb de man bij de auto weg gehaald. Ik had een felgeel/groen hesje aan.
De verdachte stond al bij de uitrit om de parkeerplaats af te rijden maar hij is na de scheldpartij een stukje achteruit gestoken en toen opgetrokken in de richting van de weggelopen man.
11.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 december 2019 (pagina’s 37-38), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 1] ;
(pagina 37)
V: Wat heeft u gezien?
A: Ik was klaar bij de huisarts en we, mijn ex, mijn dochter en ik liepen met z’n drieën naar buiten. Mijn ex nam afscheid van onze dochter en stapte in zijn auto. Deze stond tegenover de ingang van de praktijk in een parkeervak geparkeerd. Ik liep samen met mijn huidige vriend [slachtoffer/benadeelde partij] naar mijn auto. Deze stond verderop op de (pagina 38) parkeerplaats. Mijn auto stond 2 plaatsen voor de auto van [slachtoffer/benadeelde partij] . Ik zag dat mij ex ingestapt was en achteruit uit het parkeervak reed. Hij stopte en gaf onze dochter nog een speeltje. Ik liep door naar mijn auto. Ik hoorde mijn ex en [slachtoffer/benadeelde partij] met elkaar praten. Dit gesprek aardde zich in geschreeuw. Ik hoorde niet wat er precies gezegd werd. Ik zag mijn partner weglopen bij mijn ex en hij liep richting zijn auto. Ik hoorde een auto optrekken en ik zag mijn ex achter mij door rijden. Ik zat toen al in mijn auto. Ik keek achterom en ik zag dat mijn ex met zijn Audi richting [slachtoffer/benadeelde partij] reed. Ik hoorde een knal en geroep en een doffe slag, en ik zag dat mij ex met de voorkant van zijn Audi tegen [slachtoffer/benadeelde partij] aangereden was. Dit gebeurde met de voorzijde van de Audi. Ik zag dat [slachtoffer/benadeelde partij] door de lucht vloog, tegen de voorruit van de Audi aan klapte en vervolgens door rolde naar het dak en er toen van de linker zijkant weer vanaf viel en op de grond terecht komen. Ik zag [slachtoffer/benadeelde partij] opspringen en ik hoorde dat hij riep: “wat is dit?” Ik zag toen dat een man met een oranje hesje op [slachtoffer/benadeelde partij] afliep en hem weg trok. Ik zag dat mijn ex van de parkeerplaats weg reed en een paar keer op de weg naast de parkeerplaats heen en weer reed. Ik zag dat [slachtoffer/benadeelde partij] samen met die man met het oranje hesje tussen twee auto’s stond. Ik zette toen mijn auto achteruit om te voorkomen dat mijn ex langs kon komen en weer op [slachtoffer/benadeelde partij] kon inrijden. Ik stapte uit en ik hoorde mijn ex roepen dat ik mijn auto aan de kant moest zetten. Er kwam een vrouw naar mij toe en deze wilde mij helpen om weg te komen.
12.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris d.d. 21 oktober 2020, inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 1] ;
U vraagt mij naar mijn verklaring op 5 december 2019 tegenover de politie. Ik heb de vragen naar waarheid verklaard.
Ik heb vanuit de auto het incident waargenomen. Wij liepen de huisartsenpraktijk uit. Ik liep voorop met mijn dochter en [slachtoffer/benadeelde partij] liep achter ons. Verdachte is uitgereden en hij had nog een beertje voor mijn dochter. Mijn dochter heeft dat beertje aangepakt. Verdachte en [slachtoffer/benadeelde partij] knikten naar elkaar. Verdachte vroeg wat scheelt er aan [slachtoffer/benadeelde partij] . Ik liep door met mijn dochter. Er startte een woordenwisseling. Ik ben doorgelopen naar mijn auto. Ik ben in de auto gaan zitten. Ik zag dat [slachtoffer/benadeelde partij] wegliep bij de auto van verdachte. Ik zie hem achter mij door lopen. En ik hoor een auto met volle vaart doortrekken en ik hoorde een klap. Ik zag [slachtoffer/benadeelde partij] vliegen over de auto heen en ik schrok. Mijn dochter schrok ook.
Ik heb mijn auto in de achteruit gezet om de weg te blokkeren. Toen kwam er een blonde vrouw naar mij toe en die zei maak dat je wegkomt. Verdachte was aan het schreeuwen pak mijn dochter weg. Iemand met een geel hesje heeft [slachtoffer/benadeelde partij] van de grond opgeraapt en weggetrokken.
Ik heb toen mijn moeder gebeld. Politie is ter plekke gekomen. Verdachte heeft tegen mijn moeder gezegd: Ik zou het zo weer doen.
Ik zag [slachtoffer/benadeelde partij] rustig weglopen van verdachte. [slachtoffer/benadeelde partij] is van achter aangereden.
Ik hoorde een klap en zag [slachtoffer/benadeelde partij] vliegen op het raam. Het raam was ook gebarsten.
Verdachte stond schuin met de auto toen ze de woordenwisseling hadden. De verdachte heeft achteruit moeten rijden om voor op [slachtoffer/benadeelde partij] in te rijden.
Er zaten twee plaatsen tussen mijn auto en de auto van [slachtoffer/benadeelde partij] .
[slachtoffer/benadeelde partij] is aangereden toen hij bijna bij zijn auto was.
13.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel (Audi [kenteken 1] ) d.d. 20 november 2019 (pagina 40-41), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 3] ;
(pagina 40)
Op dinsdag 19 november 2019 om 14:30 uur kwam ik, naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 3] , binnen de gemeente Sittard-Geleen ( [garage bergingsbedrijf] )
(pagina 41)
Na het verwijderen van het plastic waren links in de voorruit van het voertuig, gezien vanaf de bestuurderszitplaats 2 beschadigingen in de voorruit zichtbaar. De ruit was op die plaatsen gebroken. Bij de onderste beschadiging was op deze plaats de ruit naar binnen gedrukt (vertoonde een holling) bij de daarboven genoemde beschadiging was de ruit weliswaar gebarsten, doch was niet naar binnen gedrukt.