ECLI:NL:GHSHE:2023:1074

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
200.315.788_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van appellante in hoger beroep wegens het ontbreken van grieven

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, is appellante, vertegenwoordigd door mr. R.W.J. Soetekouw, niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen Stichting Woonbedrijf SWS.HHVL. De zaak volgde op een eerder vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 21 juli 2022 was gewezen. In het tussenarrest van 24 januari 2023 heeft het hof appellante de gelegenheid gegeven om een memorie van grieven in te dienen, maar appellante heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor is het recht van appellante om grieven te dienen vervallen, conform artikel 6.4 van het LPR.

Het hof heeft vervolgens besloten dat appellante niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, omdat zij geen nieuwe procesvertegenwoordiger heeft aangesteld en geen grieven heeft ingediend. Dit leidt tot de conclusie dat appellante als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 783,00 aan griffierecht en € 591,50 aan salaris advocaat. Het arrest is op 4 april 2023 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.315.788/01
arrest van 4 april 2023
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. R.W.J. Soetekouw te Eindhoven (onttrokken),
tegen
Stichting Woonbedrijf SWS.HHVL,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. B. Poort te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 24 januari 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer 9831675 CV EXPL 22-2617 gewezen vonnis van 21 juli 2022.

5.De verdere beoordeling

5.1.
In het tussenarrest van 24 januari 2023 heeft het hof aanleiding gezien deze zaak te verwijzen naar de rol van 7 maart 2023 voor het nemen van een memorie van grieven, ambtshalve peremptoir. Op die rol heeft appellante geen memorie van grieven genomen. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.
5.2.
Nu zich voor appellante geen nieuwe procesvertegenwoordiger heeft gesteld en appellante tegen het vonnis waarvan beroep geen grieven heeft aangevoerd, is ingevolge artikel 6.4 van het LPR daarmee het recht van appellante om van grieven te dienen vervallen.
Dit brengt mee dat appellante niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
Appellante zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

6.De uitspraak

Het hof:
verklaart appellante niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt appellante in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van geïntimeerde tot aan deze uitspraak begroot op € 783,00 aan griffierecht en op € 591,50 (0,5 punt x tarief II) aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 april 2023.
griffier rolraadsheer