Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- ‘medeplegen van poging tot zware mishandeling’ (feit 1 primair),
- ‘diefstal’ (feit 2),
- ‘medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, voorbereiden of bevorderen, door een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen’ (feit 3),
- ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’ (feit 4),
- ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl dat feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet’(feit 5) en
- ‘diefstal’ (parketnummer 03-066237-16),
hij op of omstreeks 02 augustus 2015 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het slaan en/of schoppen en/of trappen van voornoemde [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
hij op of omstreeks 02 augustus 2015 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (iPhone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
hij op of omstreeks 07 januari 2016 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, een/of meer stoffen en/of voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die stoffen en/of voorwerpen bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten:
hij op of omstreeks 07 januari 2016 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 366 gram amfetamine en/of 18 liter amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op of omstreeks 07 januari 2016 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 985 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op of omstreeks 05 juli 2016 in de gemeente Kerkrade met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee cilindersloten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
hij op 2 augustus 2015 te Hoensbroek, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op de grond is terecht gekomen, en vervolgens - terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag -, meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 7 januari 2016 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden: stoffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die stoffen en voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten te weten:
hij op 7 januari 2016 in de gemeente Kerkrade, tezamen met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 366 gram amfetamine en 18 liter amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op 7 januari 2016 in de gemeente Kerkrade, tezamen met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 985 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
diefstal.
- € 385,31 voor eigen risico en eigen bijdrage;
- € 126,69 voor tandartskosten;
- € 409,77 voor een iPhone 5S;
- € 385,00 voor een geldbedrag;
- € 122,99 voor Adidas Pure Boost schoenen;
- € 89,85 voor een Nike broek en T-shirt;
- € 300,00 voor Hetregó jas en
- € 1.250 voor immateriële schade.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
€ 2.274,84 (zegge: tweeduizend tweehonderdvierenzeventig euro en vierentachtig cent) bestaande uit € 1.024,84 (zegge: duizend vierentwintig euro en vierentachtig cent) materiële schade en € 1.250,00 (zegge: duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 2.274,84 (zegge: tweeduizend tweehonderdvierenzeventig euro en vierentachtig cent)bestaande uit
€ 1.024,84 (zegge: duizend vierentwintig euro en vierentachtig cent)materiële schade en
€ 1.250,00 (zegge: duizend tweehonderdvijftig euro)immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente 2 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 32 (tweeëndertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat der Nederlanden ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;