In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om haar kinderen onder toezicht te stellen. De moeder was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Limburg, die haar verzoek had afgewezen. De kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], verblijven sinds februari 2021 bij de vader, na een periode van echtscheiding en problemen in de relatie tussen de ouders. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat er ernstige zorgen zijn over de geestelijke gezondheid van de kinderen, vooral [minderjarige 1], en dat er een dringende noodzaak is voor ondertoezichtstelling. De vader heeft echter betwist dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en heeft gesteld dat hij wel degelijk meewerkt aan een begeleide omgangsregeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 maart 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De zorgen van de moeder zijn onvoldoende onderbouwd en het hof heeft geen reden om aan te nemen dat de vader niet in staat is om de zorg voor de kinderen adequaat te vervullen. Het hof heeft ook opgemerkt dat er pogingen zijn gedaan om het contact tussen de moeder en de kinderen te herstellen, maar dat dit nog niet is gelukt. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van de moeder om ondertoezichtstelling is afgewezen.