In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de intrekking van het hoger beroep door de vrouw in een procedure die betrekking heeft op partneralimentatie en omgangsregelingen met betrekking tot de minderjarige [minderjarige]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Wouters, had op 24 oktober 2022 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin onder andere de echtscheiding was uitgesproken en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige was vastgesteld op € 342,- per maand. De rechtbank had het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2023 zijn zowel de vrouw als de man, vertegenwoordigd door hun respectieve advocaten, gehoord. Na deze behandeling heeft de vrouw haar hoger beroep deels ingetrokken, specifiek met betrekking tot de partneralimentatie. Op 21 februari 2023 heeft de vrouw het hoger beroep volledig ingetrokken, wat door de man werd bevestigd.
Het hof heeft geconcludeerd dat de vrouw de gronden van het hoger beroep niet langer handhaaft, wat leidt tot de beslissing om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep. Deze beschikking is op 30 maart 2023 uitgesproken in het openbaar, met de aanwezigheid van de griffier mr. E.G.A. Gubbels-Janssen.