ECLI:NL:GHSHE:2023:1049

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
200.308.234_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over voorlopige zorgregeling voor minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 4 februari 2022. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens, verzoekt om een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en hun drie minderjarige kinderen. De vader, die geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, was eerder vertegenwoordigd door mr. R.P.H.W. Haas, maar deze heeft zich onttrokken als advocaat. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure.

De zaak draait om de voorlopige omgangsregeling voor de kinderen, geboren in 2017, 2020 en 2021. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de omgangsregeling en heeft een nieuwe regeling vastgesteld die in het belang van de kinderen is. De ouders hebben deelgenomen aan het jeugdhulptraject Nieuw Ouderschap, en het hof heeft de ouders in de gelegenheid gesteld om deze zorgregeling uit te voeren. De regeling houdt in dat de kinderen in een gestructureerd schema bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en vice versa.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders een werkbare zorgregeling hebben overeengekomen en dat deze regeling in de praktijk wordt nageleefd. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken op 30 maart 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 maart 2023
Zaaknummer: 200.308.234/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/300954 / FA RK 22-175
Vervolgbeschikking van de meervoudige kamer van 30 maart 2023
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens,
tegen
[de vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats;
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
voormalig advocaat: mr. R.P.H.W. Haas.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats];
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de voorlopige omgangsregeling tussen de vader en:
  • [minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1]), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017;
  • [minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2]), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2020;
  • [minderjarige 3](hierna: [minderjarige 3]), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021;
hierna samen ook genoemd: de kinderen.

5.De beschikking d.d. 19 mei 2022

Bij die beschikking heeft het hof de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 4 februari 2022 vernietigd uitsluitend voor zover het betreft de in die beschikking onder 7.1 vastgestelde voorlopige omgangsregeling en voorts, kort samengevat,
de navolgende
voorlopigeomgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bepaald:
  • [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven het ene weekend op de zaterdag van 10:00 uur tot 18:00 uur bij de vader, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen weer ophaalt bij de vader;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven het andere weekend op zaterdag van 10:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de vader, waarbij de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zaterdag bij de moeder ophaalt en de moeder op zondag [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer ophaalt bij de vader;
  • [minderjarige 3] verblijft het andere weekend op de zaterdag van 10:00 uur tot 18:00 uur bij de vader, waarbij de vader [minderjarige 3] ophaalt bij de moeder en de moeder [minderjarige 3] weer ophaalt bij de vader;
Verder heeft het hof de ouders in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan het jeugdhulptraject Nieuw Ouderschap (NO) in het kader van het Uniform Hulpaanbod (UHA) en iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van het rapport van de jeugdhulpaanbieder en/of het rapport en advies van de raad.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de eindrapportage van het Nieuw Ouderschapstraject van [instantie] ingekomen ter griffie op 12 januari 2023 alsmede de omgangsregeling;
- de brief van de advocaat van de moeder d.d. 22 februari 2023;
- het V2-formulier van mr. Haas waarbij hij zich onttrekt als advocaat van de vader.
6.2.
Er heeft geen (voortgezette) mondelinge behandeling plaatsgevonden.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De advocaat van de moeder heeft het hof bij voormeld bericht van 22 februari 2023 te kennen gegeven dat partijen overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de zorgregeling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en dat voor zover nodig eventuele andere verzoeken worden ingetrokken en dat er geen mondelinge behandeling meer plaats hoeft te vinden. De advocaat van de moeder heeft het hof verzocht om de inhoud van de tussen partijen overeengekomen zorgregeling deel uit te laten maken van de door het hof in dezen af te geven beschikking.
7.2.
Op 22 februari 2023 heeft het hof de advocaat van de man verzocht de overeenstemming schriftelijk te bevestigen, waarop deze zich als advocaat heeft onttrokken omdat hij ondanks meerdere rapellen en pogingen geen contact met de vader heeft kunnen krijgen.
7.3.
Het hof gaat ervan uit dat de vader stilzwijgend met deze zorgregeling instemt, nu de overeengekomen zorgregeling tot stand is gekomen gedurende het door de ouders bij [instantie] gevolgde traject Nieuw Ouderschap en de vader de overeengekomen zorgregeling reeds geruime tijd in zijn algemeenheid naleeft. Dit blijkt ook uit de uitvoerige eindrapportage van [instantie] en de advocaat van de moeder heeft dit eveneens aangegeven. Het hof merkt daarbij op dat de advocaat van de vader zich heeft onttrokken omdat hij geen contact krijgt met de vader en het hof gebleken is dat de vader geen bekende woon- of verblijfplaats meer heeft, zodat het hof de vader ook niet op andere wijze zijn standpunt kan vragen.
7.4.
Nu partijen een werkbare zorgregeling zijn overeengekomen en deze in de praktijk ook uitvoeren, is het hof van oordeel dat de overeengekomen zorgregeling in het belang is van de kinderen. Gelet op het voorgaande zal het hof de zorgregeling vaststellen zoals door de moeder is verzocht en door partijen wordt uitgevoerd.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 4 februari 2022 uitsluitend voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover het betreft de in die beschikking onder 7.1 vastgestelde voorlopige omgangsregeling,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt de navolgende
voorlopigeomgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]:
  • [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven bij de vader in de even weken van vrijdag 16.00 uur tot zondag 18.00 uur; de vader haalt de kinderen bij de moeder op en de moeder haalt de kinderen bij de vader op;
  • [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven bij de vader in de oneven weken van donderdag 15.00 tot zaterdag 18.00 uur; de vader haalt [minderjarige 1] donderdag op van school en de jongste twee worden aansluitend bij de moeder thuis opgehaald; de moeder haalt de kinderen zaterdag bij de vader op en de vader brengt en haalt [minderjarige 1] op vrijdag naar school en de jongste twee naar de BSO;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, J.C.E. Ackermans-Wijn en C.N.M. Antens en is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.