In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind, geboren in 2010. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, en de vader, verweerder in principaal hoger beroep, zijn al sinds 2011 verwikkeld in juridische procedures omtrent de omgang. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken in de procedure. In een eerdere beschikking heeft het hof een begeleide omgangsregeling opgelegd, maar deze is niet succesvol gebleken. De minderjarige heeft aangegeven geen omgang meer te willen met de vader, wat leidt tot een complexe situatie waarin de belangen van het kind voorop staan. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2023 is de minderjarige gehoord, en zijn gevoelens en wensen zijn besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige veel stress ervaart rondom de omgang met de vader, wat zijn schoolresultaten negatief beïnvloedt. De vader heeft aangegeven dat hij er voor zijn kind wil zijn, maar de moeder vreest dat de omgang schadelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof heeft uiteindelijk besloten de verzoeken van de vader om een omgangsregeling af te wijzen, maar heeft wel benadrukt dat de moeder de minderjarige moet blijven faciliteren in het contact met de vader zodra hij daar behoefte aan heeft. De proceskosten worden gecompenseerd, en de beschikking van de rechtbank Limburg is vernietigd.