ECLI:NL:GHSHE:2023:1047

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
200.282.804_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind, geboren in 2010. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, en de vader, verweerder in principaal hoger beroep, zijn al sinds 2011 verwikkeld in juridische procedures omtrent de omgang. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken in de procedure. In een eerdere beschikking heeft het hof een begeleide omgangsregeling opgelegd, maar deze is niet succesvol gebleken. De minderjarige heeft aangegeven geen omgang meer te willen met de vader, wat leidt tot een complexe situatie waarin de belangen van het kind voorop staan. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2023 is de minderjarige gehoord, en zijn gevoelens en wensen zijn besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige veel stress ervaart rondom de omgang met de vader, wat zijn schoolresultaten negatief beïnvloedt. De vader heeft aangegeven dat hij er voor zijn kind wil zijn, maar de moeder vreest dat de omgang schadelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof heeft uiteindelijk besloten de verzoeken van de vader om een omgangsregeling af te wijzen, maar heeft wel benadrukt dat de moeder de minderjarige moet blijven faciliteren in het contact met de vader zodra hij daar behoefte aan heeft. De proceskosten worden gecompenseerd, en de beschikking van de rechtbank Limburg is vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 maart 2023
Zaaknummer: 200.282.804/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/226274 / FA RK 16-3486
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
in deze zaak woonplaats kiezende te [kantoorplaats] op het kantoor van haar advocaat,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.L.B. Koelman-Duijf,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] (België),
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C. Berends.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

9.De beschikking d.d. 9 december 2021

Bij die beschikking heeft het hof partijen verwezen voor een begeleide omgangsregeling, bestaande uit het begeleiden, opstarten en opbouwen van het contact tussen de vader en [minderjarige] , naar [locatie] (hierna: [locatie] ). Waarbij tijdstippen, duur, aantal, frequentie en inhoud van de contacten worden bepaald door de medewerkers van [locatie] , na overleg met de ouders en met inachtneming van hetgeen het hof in rechtsoverweging 7.3. van die beschikking heeft overwogen. Het hof heeft [locatie] verzocht om het hof tijdig voor 16 juni 2022 schriftelijk te informeren over het verloop van de begeleide contacten, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de partijen en de raad. Verder heeft het hof bepaald dat de skypecontacten die plaatsvinden conform de eerdere beschikking van het hof van 25 februari 2021 doorgang dienen te vinden, in ieder geval tot regelmatig feitelijk contact bij [locatie] plaatsvindt. Het hof heeft de verdere behandeling van deze zaak aangehouden.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 4 april 2022;
- het V8-formulier met de brief van de advocaat van de moeder d.d. 8 april 2022;
- het V6-formulier met de brief van de advocaat van de moeder d.d. 20 juni 2022;
- het V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 23 juni 2022;
- de brief met het eindverslag van [locatie] d.d. 2 augustus 2022;
- het V6-formulier met de brief en producties 14 en 15 van de advocaat van de moeder d.d. 12 september 2022;
- het V6-formulier met de brief en bijlage 1 van de advocaat van de vader d.d. 31 oktober 2022;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 6 november 2022;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 7 februari 2023;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 10 februari 2023.
10.2.
Het hof heeft partijen bericht betrokkenen nader te willen horen in deze zaak alsook in de bij het hof in behandeling zijnde zaak met zaaknummer 200.317.557/01 (inzake het hoger beroep dat de moeder heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 juli 2022 omtrent het ouderlijk gezag). Het hof heeft deze zaken gezamenlijk behandeld op de na te noemen mondelinge behandeling. Het hof zal in beide zaken afzonderlijk uitspraak doen.
10.3.
De (voortzetting van de) mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Koelman-Duijf;
-de vader, bijgestaan door mr. Berends;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
10.4.
Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en de raad gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit kindgesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

11.De verdere beoordeling

11.1.
Bij voornoemde brief van 2 augustus 2022 heeft [locatie] het eindverslag van 6 juli 2022 overgelegd. Uit dit eindverslag volgt dat er vier van de acht geplande omgangsmomenten hebben plaatsgevonden.
11.2.
De moeder brengt het volgende naar voren. In de brief van haar advocaat van 12 september 2022 is aangegeven dat [minderjarige] geen omgang meer wil met de vader. Na overleg en onder begeleiding van [locatie] is hij daarover in gesprek gegaan met de vader. Tijdens de omgangsmomenten werd gezien dat [minderjarige] (zakelijk) sociaal wenselijk acteerde naar de vader. Kennelijk wringt [minderjarige] zich in bochten om anderen gunstig te stemmen. Hij wil voldoen aan de wens/eis van de omgeving (om omgang te hebben met de vader). Dat is [minderjarige] gaan opbreken omdat hij geen connectie met de vader kreeg. De moeder had de hoop dat er goede afspraken konden worden gemaakt waarbij goed gekeken zou worden naar wat [minderjarige] daarin wilde. [minderjarige] sprak er steeds vaker over dat er niet naar hem werd geluisterd door de rechters en door de vader. Hij gaf keer op keer bij [locatie] aan dat hij een afspraak had met de rechter(s) over de begeleide omgangsregeling en dat hij dus moest voldoen aan die afspraak. Hij ervaart het als een afspraak die hij moet nakomen en raakt erg teleurgesteld omdat anderen en dan met name volwassenen zich juist niet houden aan dergelijke afspraken. [minderjarige] voelde zich zo belemmerd dat hij zichzelf niet meer kon zijn. Niet alleen de omgang is gestaakt, de vader heeft ook niet meer via Skype met [minderjarige] gebeld. De vraag is of de vader de wens van [minderjarige] accepteert zoals de vader dat heeft aangegeven bij [locatie] en waarbij hij heeft gezegd dat de deur voor [minderjarige] altijd open staat.
De vader heeft op 23 mei 2022 via zijn advocaat de deurwaarder opdracht gegeven de verbeurde dwangsommen opnieuw aan te zeggen aan de moeder, alsmede het restant van de dwangsommen aan te zeggen omdat tot op heden de omgangsregeling niet zou worden nagekomen.
Dit is in strijd met wat partijen eerder hebben afgesproken, namelijk schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking met betrekking tot de dwangsommen en deelname aan de begeleide omgangsregeling en ook in strijd met hetgeen de vader tijdens de ouder-besprekingen bij [locatie] heeft toegezegd. De vader schaadt op die manier (opnieuw) het vertrouwen van de moeder.
11.3.
De vader geeft aan dat hij er voor [minderjarige] wil zijn. [minderjarige] heeft kunnen genieten van de aandacht van de vader, maar zit duidelijk klem omdat hij loyaal is naar de moeder. De moeder wil koste wat kost de vader uit beeld hebben. De vader leest in het eindverslag van [locatie] tegenstrijdigheden. [minderjarige] straalt en lacht bij het contact met de vader maar geeft nadien aan het saai te vinden. Later zegt [minderjarige] dat hij geen contact hoeft met de vader omdat hij een stiefvader heeft. Het lijkt er op dat [minderjarige] niet over zijn eigen echte gevoel mag of kan vertellen. De vader maakt zich hier ernstige zorgen over.
Toen [minderjarige] vertelde dat hij wilde stoppen met de omgang, heeft de vader daar rustig op gereageerd, terwijl hij diep van binnen alleen pijn voor het verlies van het contact met [minderjarige] voelde. De vader is trots op [minderjarige] .
De vader heeft de deurwaarder niet op pad gestuurd zoals de moeder aanvoert. De deurwaarder heeft - om geen beroepsfouten te maken - de verjaring van de dwangsommen gestuit. De deurwaarder is niet overgegaan tot het incasseren van de dwangsommen. Vanaf het moment dat de deurwaarder de stuiting heeft verricht, is de omgang opeens gestopt.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 juli 2022 is de vader mede met het gezag over [minderjarige] belast. In zijn hoedanigheid als ouder met gezag verzoekt hij het hof om aan de raad voor te leggen na te denken over een ondertoezichtstelling dan wel een andere beschermingsmaatregel. Er zijn meerdere signalen die er op wijzen dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Mocht het hof van oordeel zijn - na bijvoorbeeld een kindgesprek - dat het [minderjarige] niet lukt om contact te hebben met de vader, dan wil de vader de kans krijgen om samen met iemand van de raad uit te leggen en aan te geven dat hij heel veel van [minderjarige] houdt en [minderjarige] altijd welkom zal zijn.
11.4.
Ter voortgezette mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de moeder omgang van [minderjarige] met de vader strijdig acht met belang van [minderjarige] . Zij verklaart dat [minderjarige] veel stress ervaart rondom dit onderwerp en hierdoor ook zijn schoolresultaten negatief worden beïnvloed. De moeder benadrukt verder dat zij [minderjarige] in de afgelopen twaalf jaar keer op keer heeft gestimuleerd en aangespoord om naar de omgangsmomenten met de vader te gaan. Zij erkent ook dat het in het belang is van [minderjarige] om zijn vader te leren kennen en dat dit belangrijk is voor zijn ontwikkeling. Omdat [minderjarige] echter op dit moment zoveel last heeft van stress en er letterlijk ziek van is, is het op dit moment geen optie om op deze manier verder te gaan. [minderjarige] heeft behoefte aan rust. De moeder informeert de vader iedere twee maanden en zij zal dit ook blijven doen.
11.5.
Door de vader is ter voortgezette mondelinge behandeling benadrukt dat het hem veel pijn doet dat de (begeleide) omgangsmomenten met [minderjarige] zijn gestopt. Aan zijn adres worden verwijten gemaakt die hij niet begrijpt. Hij wil enkel de vaderrol vervullen voor [minderjarige] . Volgens de vader is uit de verslagen van [locatie] op te maken dat [minderjarige] wel omgang met hem wil, maar hij niet door de moeder wordt gestimuleerd. De vader vraagt zich tevens af of wellicht een ondertoezichtstelling een juiste maatregel zou kunnen zijn in deze situatie. Alsdan is er iemand (in de persoon van een gezinsvoogd) voor [minderjarige] om mee te praten. De raad kan hier onderzoek naar doen en dan de vader daarbij betrekken nu hij sinds kort het ouderlijk gezag over [minderjarige] heeft. Het is nog steeds de wens van de vader om [minderjarige] te blijven zien en hij gelooft dat [minderjarige] dat ook wil. Hij wil aan [minderjarige] laten merken dat hij er altijd voor hem zal zijn.
11.6.
De raad constateert dat [minderjarige] steeds meer de regie neemt, terwijl het de ouders zijn die behoren te bepalen wat er gebeurt. [minderjarige] moet terug in zijn positie van een 12 jarige.
[locatie] had de gesprekken tussen ouders moeten laten doorgaan.
Als de informatie die overgelegd is het enige is dat de moeder aan de vader heeft gestuurd, dan is dat veel te weinig voor een informatieregeling. Dat de moeder maar twee pasfoto’s heeft gestuurd is ook veel te weinig. De raad ziet een aaneenschakeling van procedures. Alles lijkt te zijn gericht op het weren van enige ingang van vader in het leven van [minderjarige] . Het staat de vader vrij om informatie over [minderjarige] aan de moeder te vragen. Hij kan aangeven aan moeder wat hij van belang vindt om te weten.
11.7.
Het hof overweegt als volgt.
11.7.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
11.7.2.
De ouders voeren al sinds 2011, inmiddels dus 12 jaar, procedures over de omgang tussen de vader en [minderjarige] . Er zijn verschillende hulpverleningstrajecten ingezet om de situatie te verbeteren, waaronder een traject bij het [instantie 1] , begeleide omgang bij [instantie 2] , de [instantie 3] (BOR 3) en [instantie 4] (BOR 2). Ook is er een Ouderschap na Scheiding - traject bij [instantie 5] (ten aanzien van de communicatie tussen de ouders) opgestart alsmede een BOR - 2 traject. Geen van deze trajecten heeft tot een voldoende positief en bestendig resultaat geleid.
11.7.3.
In de onderhavige procedure is eerder in de tussenbeschikking van 25 februari 2021 vastgesteld dat de ouders zijn overeengekomen dat [minderjarige] en de vader in aanvang eens in de twee weken Skype contact met elkaar zouden hebben en per 1 maart 2021 eens per week dan wel eens per twee weken. Daarna heeft het hof partijen verwezen naar [locatie] voor een begeleide omgangsregeling. Er is naar aanleiding van deze verwijzing door [locatie] een traject uitgestippeld waarbij acht begeleide omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] zijn ingepland. Vier omgangsmomenten hebben daadwerkelijk plaatsgevonden. Uit het verslag van [locatie] volgt dat het traject niet positief is afgerond. [minderjarige] heeft uiteindelijk bij de vader aangegeven dat hij geen omgang meer wil hebben met hem. Aanvankelijk wilde [minderjarige] wel contact hebben via de e-mail. Later heeft hij echter aangegeven ook hier geen behoefte meer aan te hebben.
Uit het verslag van [locatie] blijkt dat de ouders zich aan alle afspraken met betrekking tot de omgang hebben gehouden. Zij stonden open voor gesprekken en het is hun gelukt om een aantal afspraken met elkaar te maken. De vader heeft aangegeven het erg jammer te vinden dat het stopt en dat [minderjarige] geen contact meer wil. Hij heeft aangegeven dat [minderjarige] altijd welkom is bij hem. De moeder heeft aangegeven dat ze niet had verwacht dat het zo zou lopen. Zij had goede hoop omdat ze een fijn gevoel kreeg bij het [locatie] en dat er naar [minderjarige] werd geluisterd.
Uit de stukken van [locatie] blijkt dat [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten sociaal wenselijk gedrag liet zien. Het contact tussen [minderjarige] en de vader kwam geforceerd over. [minderjarige] heeft aangegeven het idee te hebben dat er door de rechters en de vader niet naar hem wordt geluisterd. Tijdens het traject heeft [minderjarige] heel duidelijk te kennen gegeven dat hij geen omgang wil hebben met de vader.
11.7.4.
Vaststaat dat er nog altijd veel weerstand bij [minderjarige] zit en dat hij niet is veranderd in zijn mening over de vader. Gelet op zijn leeftijd telt zijn mening voor het hof mee. Het hof acht een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige]
Al zijn hele leven wordt er geprocedeerd over de rol van de vader in het leven van [minderjarige] , en is [minderjarige] betrokken in omgangstrajecten. Wanneer er op dit moment opnieuw gestart zou worden met een hulpverleningstraject, acht het hof het risico te groot dat er bij [minderjarige] nog meer weerstand jegens de vader en onrust zal ontstaan of dat het hulpverleningstraject zelfs averechts zal werken
,in die zin dat [minderjarige] mogelijk de vader verwijten zal maken als hij nu opnieuw in een hulpverleningstraject wordt betrokken.
Dit alles maakt dat de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling niet in stand kan blijven.
Wel wil het hof opmerken dat voor het hof, ook na het gesprek met [minderjarige] , niet goed duidelijk is geworden wat maakt dat [minderjarige] na enige afspraken toch geen contact meer met zijn vader wilde. Uit het verslag van [locatie] blijkt dat [minderjarige] het moeilijk vindt dat vader lange periodes niet in zijn leven was en dan ineens weer terug is en dat het contact dan voor hem eigenlijk niet meer hoeft. Dat roept de vraag op of [minderjarige] het moeilijk vindt om een binding met zijn vader aan te gaan omdat hij loyaal wil zijn aan zijn moeder en stiefvader. Mogelijk is daardoor het contact met zijn vader op dit moment te ingewikkeld of spanningsvol voor hem. Het hof ziet hierin wel een punt van aandacht en zorg, nu er sprake lijkt van onverwerkte gebeurtenissen uit het verleden. Het hof verwacht van de ouders dat zij [minderjarige] in de toekomst alle emotionele ruimte geven en zo nodig psychologische hulp, zodat [minderjarige] zich in zijn eigen tempo kan verhouden tot zijn vader en de rol die zijn vader in zijn leven heeft gespeeld of in de toekomst nog speelt.
11.7.5.
Het hof ziet gelet op het bovenstaande geen aanleiding om de raad te verzoeken een onderzoek in te stellen. Ook is het hof van oordeel dat een nieuw gesprek tussen [minderjarige] en de vader - in aanwezigheid van de raad - op dit moment niet gewenst is. Deze verzoeken van de vader worden dan ook afgewezen.
11.7.6.
Hoewel er vanaf nu geen regeling meer zal bestaan ten aanzien van de omgang tussen de vader en [minderjarige] gaat het hof ervan uit dat de moeder [minderjarige] wel in de gelegenheid blijft stellen om omgang tussen de vader en [minderjarige] te faciliteren zodra [minderjarige] daar behoefte aan heeft.
Het hof rekent het ook tot de taak van de moeder om ervoor te zorgen dat de vader de nodige informatie over [minderjarige] blijft krijgen en zij hem per twee maanden blijft informeren en de vader ook recente (scherpe) foto’s van [minderjarige] stuurt. Dit zodat de vader mede met behulp van recente foto's en schoolrapporten op de hoogte wordt gehouden van zijn gezondheid, hobby’s en ontwikkeling en zich een beeld kan blijven vormen van zijn opgroeien.
11.8.
Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de moeder in hoger beroep is verzocht, de vader het recht op omgang te ontzeggen. Door de begeleide omgangsregeling bij [locatie] is de mogelijkheid tot omgang geopend. Het hof gaat er van uit dat [minderjarige] , wanneer hij dat wil, contact op kan nemen met zijn vader De vader heeft tijdens de omgangsmomenten bij [locatie] en via de brief van zijn advocaat aan het hof van 31 oktober 2022 ook aangegeven dat de deur voor [minderjarige] altijd open staat. Het initiatief voor het contact dient echter bij [minderjarige] te blijven.
11.9.
Gelet op het voorgaande worden de verzoeken van de vader om een omgangsregeling met [minderjarige] vast te stellen en bij niet nakoming lijfsdwang toe te passen (alsnog) afgewezen. Ook het verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang te ontzeggen wordt afgewezen.
Proceskosten
11.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep instanties compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

12.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 juni 2020;
wijst alsnog het verzoek van de vader tot omgang met [minderjarige] af;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.M.C. Dumoulin, P.M.M. Mostermans en is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.