In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg inzake een omgangsregeling met zijn minderjarige kind, geboren in 2016. De vader, vertegenwoordigd door mr. J.G. van Ek, verzoekt het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. E.G.W. Hendriks, verzet zich hiertegen en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
De mondelinge behandeling vond plaats op 7 maart 2023, waarbij zowel de vader als de moeder, alsook de Raad voor de Kinderbescherming, gehoord zijn. De vader heeft in het verleden enige tijd omgang gehad met het kind, maar de moeder stelt dat omgang in strijd is met de belangen van het kind, gezien de problematiek rondom de vader en de traumatische ervaringen van het kind. De vader heeft zijn situatie verbeterd, maar de moeder betwist dit en wijst op de kwetsbaarheid van het kind.
Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om een verantwoorde beslissing te nemen over de omgangsregeling. Het hof heeft daarom de Raad verzocht om een aanvullend onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een omgangsregeling en hoe deze het beste kan worden vormgegeven in het belang van het kind. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot de resultaten van dit onderzoek beschikbaar zijn.