In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 351 Rv, ingeleid door [appellant], die sinds 27 april 2011 een huurwoning huurt van Stichting Woonbedrijf SWS.HHVL. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H.A.J. Slaats, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de huurovereenkomst met Woonbedrijf werd ontbonden en de appellant werd veroordeeld tot ontruiming van de woning. De appellant vorderde in het incident schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, stellende dat Woonbedrijf misbruik maakt van haar bevoegdheid en dat er nieuwe omstandigheden zijn die een noodtoestand voor hem zouden veroorzaken.
Het hof heeft de vordering van de appellant afgewezen. Het hof oordeelde dat de appellant onvoldoende heeft aangetoond dat zijn belang bij behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van Woonbedrijf bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. De appellant stelde dat hij door de ontruiming zijn huisvesting verliest en dat hij medische klachten heeft die hem belemmeren in zijn dagelijks leven. Echter, het hof concludeerde dat de appellant niet voldoende heeft onderbouwd dat hij niet voor zichzelf kan zorgen bij ontruiming en dat de gestelde gezondheidsrisico's onvoldoende zijn aangetoond. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, die op 11 april 2023 op de rol staat voor memorie van antwoord in incidenteel appel.