Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[werknemer],
D2I,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer 8816367/20-5239)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“Algemene Arbeidsvoorwaarden”(hierna: arbeidsvoorwaarden) van D2I van toepassing verklaard.
“Leasereglement”opgenomen, waarin onder meer is bepaald:
a) Werknemer neemt het leasecontract over van Direct2lmprove (…).
grieven 1 en 2). D2I heeft (onder meer door het takenpakket van [werknemer] uit het niets aan te passen, [werknemer] in een uitvoerende functie te plaatsen, de kennis en kunde van [werknemer] openlijk in twijfel te trekken en [werknemer] te betichten van ongeoorloofd gebruik van de digitale handtekening van haar leidinggevende) [werknemer] genoodzaakt ontslag te nemen, terwijl [werknemer] niet voornemens was ontslag te nemen. Door het optreden van D2I is [werknemer] in de positie gekomen die heeft geleid tot dit geschil. De norm van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) staat er in de gegeven omstandigheden aan in de weg dat D2I een beroep op de vrijwaringsbepaling toekomt. Ook was een snelle inzet van de leaseauto noodzakelijk. [werknemer] had willen overleggen met D2I over de gevolgen van het gaan rijden met de auto, maar D2I bood daartoe geen gelegenheid. [werknemer] kon niets anders dan met de auto gaan rijden, waardoor ook het leasereglement van toepassing werd. D2I had haar moeten wijzen op de fiscale gevolgen van het gebruik van de leaseauto en op de gevolgen van het voortijdig inleveren van de auto.
“wel wist (…) van een afkoopsom bij eigen vertrek, tenzij deze intern of aan een derde kon worden overgedragen”.Verder staat in de door D2I in het geding gebrachte opzeggingsbrief van [werknemer] van 11 maart 2020 vermeld
“(...) Rekening houdend met de contractuele opzegtermijn (…), zal mijn contract aflopen op 1 Mei 2020. (...) Ik zou graag een eindrekening ontvangen inclusief de volgende onderwerpen: (...)
“(…) De auto is volledig jouw verantwoordelijkheid ondanks dat wij contractpartij zijn. Wij zullen het contract overzetten op jouw naam of op naam van je nieuwe werkgever. Wij horen graag (…) welke van beide de voorkeur heeft, zodat dit tijdig geregeld kan worden. (…)”.Ook hieruit volgt dat [werknemer] op de hoogte was van de vrijwaringsbepaling en de hieraan voor haar verbonden gevolgen. Bovendien valt uit deze twee brieven op te maken dat [werknemer] zelf al vóór het einde van de arbeidsovereenkomst bezig was uitvoering te geven aan het bepaalde in de vrijwaringsbepaling en dat zij instemde met afwikkeling van het leasecontract op deze wijze. Niet valt in te zien dat de norm van goed werkgeverschap eraan in de weg staat dat D2I [werknemer] aan de vrijwaringsbepaling houdt.
“(…) Ten eerste heb ik nooit gekozen voor de boete. Daarmee zijn ook andere dingen mogelijk als op prive zetten of nog een andere bestuurder vinden en in die tijd betaal ik gewoon het leasebedrag. Lijkt me daarom heel erg overdreven om een boete van zo'n hoog bedrag te gaan betalen of in te houden. Blijkbaar heeft er geen onderhandeling plaatsgevonden of verduidelijking omtrent de mogelijkheden en gaan jullie er nu blind vanuit dat ik akkoord ben met een boete betalen. (…)”.
“Zoals we vorige week aangegeven hebben”zou kijken
“naar de mogelijkheid om de auto intern in te zetten”,maar dat het D2I
“niet gelukt”is
“om hiervoor iemand bereid te vinden”.Verder heeft D2I bij die mail aan [werknemer] medegedeeld dat er twee opties resteren. De eerste optie houdt in afkoop van het leasecontract door [werknemer] voor een bedrag groot (1.752 dagen x € 21,39 aan minderdagentoeslag als opgevoerd door LeasePlan, verminderd met € 8.202,77 als reeds verrekend =) € 29.272,51, als aanvankelijk door D2I bij inleidende dagvaarding gevorderd. De tweede optie betreft tijdelijke voortzetting van het leasecontract,
“bedoeld om tussentijds te zoeken naar een andere oplossing voor de auto”,waarbij
“alle termijnen door jou vergoed”moeten worden aan D2I en
“de auto in de parkeergarage van Direct2Improve”blijft. Bij brief van 4 juni 2020 heeft (de advocaat van) [werknemer] aan D2I te kennen gegeven dat
“Beide opties (…) voor (…) [werknemer] niet acceptabel”zijn, dat zij
“niet bereid”is
“enige kosten aan u te voldoen”en dat zij D2I sommeert het ingehouden bedrag groot ruim € 8.000,- alsnog te betalen.
“Werkelijk”door haar in het kader van de afwikkeling van de leaseovereenkomst ten behoeve van [werknemer] geleden schade gevorderd. D2I heeft deze schade begroot op de door [werknemer] verschuldigde leasetermijnen voor de maanden mei en juni 2020, de kosten voor stalling van de auto over de maanden juli tot en met december 2020 en de door [werknemer] verschuldigde leasetermijnen verminderd met het mobiliteitsbudget van de nieuwe bestuurder van de auto over de maanden januari 2021 tot en met januari 2024, in totaal een bedrag van € 25.658,05 (te verminderen met € 8.202,77 als reeds verrekend en derhalve uitkomend op € 17.455,28 als hiervoor onder 3.5 weergegeven).
grief 3). Duidelijk was dat [werknemer] het leasecontract niet zou overnemen en dat zij de auto niet zou kopen. Uit de e-mail van [werknemer] van 24 april 2020 heeft D2I naar het oordeel van het hof mogen opmaken dat [werknemer] niet bereid was een boete te betalen (vrijwaringsbepaling onder c) en dat zij een andere partij wenste te zoeken (vrijwaringsbepaling onder d). Ook D2I heeft met medeweten van [werknemer] en onverplicht - zo volgt uit de mail van 7 mei 2020 en de vrijwaringsbepaling - naar een andere partij gezocht. Aanvankelijk zonder resultaat. D2I heeft [werknemer] toen - deels in afwijking van de vrijwaringsbepaling - twee opties geboden ter afwikkeling van het leasecontract en is daarmee tegemoetgekomen aan de wens van [werknemer] . Daarna heeft D2I, nadat (de advocaat van) [werknemer] te kennen had gegeven dat zij niet bereid was enige kosten aan D2I te voldoen, de auto in opslag gegeven, waarmee D2I de aan LeasePlan te betalen kosten heeft beperkt (van ongeveer € 1.119,- aan leasetarief naar ongeveer € 676,- aan stallingskosten per maand) en uiteindelijk is D2I - en niet [werknemer] - erin geslaagd de auto over te dragen aan een van haar werknemers (in lijn met het in de vrijwaringsbepaling onder d bepaalde). Weliswaar beschikt deze werknemer
grief 4) - slechts over een mobiliteitsbedrag/leasenormbedrag van € 720,- per maand, terwijl het voor [werknemer] geldende leasetarief € 1.119,90 bedroeg, maar dit kan D2I naar het oordeel van het hof niet worden tegengeworpen. D2I is [werknemer] tegemoetgekomen en niet gebleken is dat de boete die [werknemer] anders, nu zij er zelf niet in is geslaagd een andere partij voor de auto te vinden, op grond van de vrijwaringsbepaling (onder d) had moeten betalen, lager zou zijn geweest dan de schade die D2I thans lijdt door afwikkeling van de leaseovereenkomst op deze wijze (
grief 5).
grief 7). Dit alleen al omdat het rapport uitgaat van vergoeding van ‘echte, reële schade’, waarmee het rapport aansluit bij de begroting door D2I van de werkelijk door haar geleden schade.
grief 3), maakt dit niet anders. Waar [werknemer] zelf geen oplossing heeft weten te vinden voor de afwikkeling van de leaseovereenkomst, heeft D2I naar het oordeel van het hof gewaakt voor de belangen van [werknemer] en gehandeld als een goed (voormalig) werkgever betaamt.
grief 3) gaat niet op. Dit alleen al vanwege de omstandigheid dat het in die casus aan de werkgever was om te zorgen voor afwikkeling van het leasecontract, waar het hier op grond van de arbeidsovereenkomst aan [werknemer] was daarvoor zorg te dragen.
grief 6) is daarom niet toewijsbaar. Voor vermindering van het te verrekenen bedrag met de wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) als door [werknemer] voorgestaan, is bij verrekening bij of na het einde van de arbeidsovereenkomst zoals hier aan de orde geen plaats.