ECLI:NL:GHSHE:2023:1

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
200.319.629/01 - Wr 388-37-2022
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in een beklagprocedure met betrekking tot de onpartijdigheid

Op 9 januari 2023 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die op 29 november 2022 in raadkamer was gehoord. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de raadsheren E.N. van der Spoel, P.Th. Gründemann en J.J.J. Wubben, die betrokken waren bij de behandeling van een beklagzaak. De verzoeker stelde dat de raadsheren niet onpartijdig waren, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek uitsluitend algemeenheden bevatte zonder concrete feiten die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel konden trekken. De wrakingskamer benadrukte dat de grond voor wraking moet liggen in feiten of omstandigheden die specifiek betrekking hebben op de persoon van de rechter. De aangevoerde gronden werden niet als voldoende beschouwd om als wrakingsgronden te kwalificeren. De wrakingskamer besloot het verzoek tot wraking buiten behandeling te stellen en het proces in de beklagzaak voort te zetten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 29 november 2022. De beslissing werd aan verzoeker en de betrokken raadsheren medegedeeld, evenals aan het Openbaar Ministerie.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
Zaaknummer : 200.319.629/01
Wrakingsnr. : Wr 388-37-2022
Uitspraak : 9 januari 2023
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gegeven op het mondelinge verzoek van 29 november 2022 als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak met klachtnummer K22/200001, aanhangig bij de beklagkamer ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van dit gerechtshof, van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: ‘verzoeker’,
strekkende tot wraking van mr. E.N. van der Spoel, mr. P.Th. Gründemann en mr. J.J.J. Wubben, respectievelijk voorzitter, oudste en jongste raadsheer in de beklagkamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna ook gezamenlijk te noemen: ‘de raadsheren’).

1.Procesverloop

1.1.
Op 29 november 2022 is verzoeker in raadkamer als klager gehoord op het op 13 december 2021 ter griffie van dit hof ingekomen klaagschrift ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering.
1.2.
Tijdens het onderzoek in raadkamer op 29 november 2022 heeft verzoeker, mede namens de overige klagers [klager 1] , [klager 2] en [klager 3] (hierna ook gezamenlijk te noemen: ‘klagers’), de raadsheren mondeling gewraakt. Het geding is toen geschorst.
1.3.
Verzoeker is door het secretariaat van de wrakingskamer schriftelijk bericht dat zijn verzoek in behandeling is genomen.
1.4.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek, zonder daaraan voorafgaande zitting, in raadkamer van 14 december 2022 behandeld en bepaald dat op het wrakingsverzoek zal worden beslist.

2.Beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1.
De voorzitter van de beklagkamer heeft tijdens het onderzoek in raadkamer van 29 november 2022 diverse procesbeslissingen medegedeeld. Op verzoek van klagers zijn de namen van de behandelend raadsheren door de deurwaarder aan klagers verstrekt, zodat eventuele nevenfuncties en antecedenten door hen zouden kunnen worden nagegaan. Het in de beklagzaak gedane verzoek tot openbare behandeling is afgewezen. Met betrekking tot het verzoek tot verstrekking van stukken zijn klagers in de gelegenheid gesteld alsnog de processtukken in te zien.
2.2.
Na het mededelen van de hiervoor genoemde procesbeslissingen heeft verzoeker te kennen gegeven dat hij de raadsheren wraakt. Daartoe is aangevoerd dat in de visie van verzoeker privacy geen reden is om de aanhangige beklagzaak niet in het openbaar te behandelen, dat de stukken van de zaak klagers op voorhand hadden moeten worden toegestuurd en het niet verplicht is om zich door een advocaat te laten bijstaan, alsmede dat eventuele lidmaatschappen van de raadsheren van een politieke partij moeten worden gerapporteerd bij een hogere rechter.
2.3.
De ratio van de regeling van wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke partijdigheid en de schijn van partijdigheid. De grond voor wraking dient te zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de rechter die de zaak behandelt. Daarbij geldt dat de desbetreffende rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat degene die om wraking verzoekt aannemelijk moet maken dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
Met betrekking tot de desbetreffende raadsheren bevat het verzoek dergelijke bijzondere omstandigheden niet. Ook het niet kenbaar maken van een (mogelijk) lidmaatschap van een politieke partij is niet een dergelijke omstandigheid. Daarbij merkt de wrakingskamer op dat enkel een lidmaatschap van een politieke partij nog geen nevenfunctie is en dat nevenfuncties op dat vlak kunnen worden nagegaan in het daarvoor bestemde openbare register.
2.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek uitsluitend algemeenheden of stellingen bevat, zonder dat concrete feiten of omstandigheden zijn aangeduid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De aangevoerde gronden kunnen derhalve niet als wrakingsgronden in de zin der wet worden aangemerkt.
2.5.
Voor zover verzoeker heeft willen betogen dat de raadsheren door de afwijzing van het verzoek tot het in het openbaar behandelen van de beklagzaak blijk hebben gegeven van vooringenomenheid jegens verzoeker, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is, merkt het hof ten overvloede op dat die stelling niet kan leiden tot wraking van de raadsheren. Deze afwijzende beslissing is immers aan te merken als een rechterlijke tussenbeslissing, die als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking. Wraking is geen verkapt rechtsmiddel tegen dergelijke beslissingen.
De wrakingskamer komt dan ook geen oordeel toe over de inhoudelijke juistheid van die afwijzende beslissing.
2.6.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het verzoek tot wraking van de raadsheren door de wrakingskamer buiten behandeling zal worden gesteld.
BESLISSING
Het hof:
stelt het verzoek tot wraking van de raadsheren buiten behandeling;
bepaalt dat het proces in de beklagzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing van de behandeling in raadkamer op 29 november 2022;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en de raadsheren van wie wraking was verzocht, alsmede aan het Openbaar Ministerie.
Aldus gegeven te ’s-Hertogenbosch op 9 januari 2023 door mr. J.W. van Rijkom, voorzitter, mr. J. Platschorre en mr. M.G.W.M. Stienissen, leden, bijgestaan door mr. lic. J.N. van Veen, griffier.
Mr. Stienissen voornoemd is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.